ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0134 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3111
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0134 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-09-2011 |
Datum publicatie: | 13-09-2011 |
Zaaknummer(s): | TPPE3111 |
Onderwerp: | Dierengezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Nalaten, in het vierde kwartaal van 2009 en in het tweede kwartaal van 2010, bloedmonsters te laten nemen van het pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus. Ter zake van het nagelaten onderzoek in het vierde kwartaal van 2009 spreekt het Tuchtgerecht betrokkene vrij. Er is sprake geweest van communicatiestoornis tussen enerzijds de GD en anderzijds betrokkene en de vertegenwoordiger van de coöperatie: een onjuiste hantering van formulieren door of namens de betrokkene en het niet adequaat genoeg hierop reageren door de GD. Voor het nagelaten onderzoek in het tweede kwartaal van 2010 wordt een sanctie opgelegd. Door een foutief geplaatste kruisje is het bloedonderzoek naar AI niet uitgevoerd. Dat betrokkene de formulieren niet zelf invult, bevrijdt hem niet van de verplichting om in de gaten te houden of de voorschriften goed worden nageleefd. Eventuele tekortkomingen komen voor zijn rekening. Er is geen sprake geweest van financieel voordeel, aangezien wel onderzoeken naar de aanwezigheid van NCD zijn uitgevoerd. G eldboete, deels voorwaardelijk. |
Zaaknummer:
TPPE 31/2011
Betrokkene:
[betrokkene]
[adres]
Datum:
12 september 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) te Zeist heeft opgemaakt, onder nummer CBD AI 1139, naar aanleiding van een op 1 februari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 7 juni 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Den Haag.
Ter zitting zijn verschenen de heer [betrokkene], geboren op [1944] te [geboorteplaats], thans wonende aan [adres] (hierna: betrokkene), en de heer [vertegenwoordiger Coöperatie].
Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE), en de heer H.G.M Grolleman, namens het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD).
Het Tuchtgerecht heeft ter zitting het dossier weer terug in handen van het PPE gesteld, om meer duidelijkheid bij de GD te verkrijgen over de exacte gang van zaken omtrent de foutief aangekruiste bloedonderzoeken op het formulier, namelijk NCD in plaats van AI. Het heeft de heer Henke verzocht zijn bevindingen daarover aan betrokkene mede te delen. Het PPE heeft betrokkene op 28 juli van zijn bevindingen op de hoogte gesteld. Deze correspondentie is op verzoek van betrokkene via de heer [vertegenwoordiger Coöperatie] verlopen.
Betrokkene heeft twee weken de tijd gekregen om op de bevindingen te reageren. Daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt. De bevindingen van de heer Henke zijn schriftelijk aan het Tuchtgerecht medegedeeld. Het Tuchtgerecht doet thans, zoals ter zitting afgesproken, schriftelijk uitspraak.
Verweten gedraging:
Betrokkene heeft in het vierde kwartaal van 2009 en in het tweede kwartaal van 2010 nagelaten bloedmonsters te laten nemen van het door hem gehouden pluimvee om deze bloedmonsters vervolgens te laten onderzoeken op de aanwezigheid van het Aviaire Influenzavirus.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“De bloedmonsters wel zijn genomen, maar door een fout op het formulier is het verkeerde onderzoek (NCD) door het laboratorium uitgevoerd. De zaak betreft hooguit een communicatieprobleem. Ik heb het formulier inderdaad ondertekend, maar vul zelf de formulieren voor bloedonderzoek niet in, heb ook geen kruisje bij een gewenst onderzoek gezet.”
De heer [vertegenwoordiger Coöperatie] voegt daar onder meer aan toe:
“Ik gebruik standaardformulieren voor de bloedmonsters die ik naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) stuur. Ik ben verbaasd dat op het formulier NCD is aangekruist. Ik heb daar geen verklaring voor. Ik heb hierover contact gezocht met de GD en oude formulieren opgevraagd, maar die kreeg ik niet. Ik heb hierover meerdere keren met de GD gesproken. Het is onduidelijk wie nu NCD heeft aangekruist.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Uit het berechtingsrapport blijkt dat in het vierde kwartaal van 2009 en het tweede kwartaal van 2010 is nagelaten onderzoek op de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire Influenza uit te laten voeren. Van die periodes zijn geen laboratoriumuitslagen ontvangen. Wel blijkt dat elk kwartaal bloedmonsters zijn genomen waarbij op NCD is onderzocht en niet op AI.
Ter zake van het nagelaten onderzoek in het vierde kwartaal van 2009
oordeelt het Tuchtgerecht op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, op grond van de behandeling ter zitting en op grond van nader onderzoek door het PPE, dat er sprake is geweest van communicatiestoornis tussen enerzijds de GD en anderzijds betrokkene en de heer [vertegenwoordiger Coöperatie]. De overtreding lijkt te zijn voortgekomen uit een onjuiste hantering van formulieren door of namens de betrokkene en het niet adequaat genoeg hierop reageren door de GD. Daarbij heeft het Tuchtgerecht niet voldoende overtuigend bewijs gekregen dat deze overtreding aan betrokkene kan worden toegerekend. Het Tuchtgerecht zal hem daarvan dus vrijspreken.
Ter zake van het nagelaten onderzoek in het tweede kwartaal van 2010
acht het Tuchtgerecht wel bewezen dat onder verantwoordelijkheid van betrokkene is nagelaten het bloedonderzoek inzake AI te laten verrichten. Het inzendformulier van 23 juni 2010 is als bijlage bij het berechtingsrapport gevoegd. Het lijkt aannemelijk dat er, onder verantwoordelijkheid van betrokkene, ten minste één kruisje is gezet met de bedoeling het formulier in te zenden.
Het Tuchtgerecht oordeelt daarmee dat vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire Influenza in het tweede kwartaal van 2010.
Dit levert op:
Een overtredingen van artikel 2, lid 1, juncto artikel 3, lid 2, van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Uit de toelichting van de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 wordt het volgende afgeleid. Aviaire Influenza, ook wel klassieke vogelpest, of kippengriep, is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de Regeling monitoring Aviaire influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza. Op bedrijven met vrije uitloop moet dit bloedonderzoek, gezien het verhoogde besmettingsgevaar bij buiten lopend pluimvee, een keer per kwartaal worden uitgevoerd. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring Aviaire Influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. De voorschriften met betrekking tot bloedonderzoek Aviaire Influenza zijn sinds september 2009 onderwerp van tuchtrechtelijke handhaving. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.
Ter zake van het nagelaten onderzoek in het vierde kwartaal van 2009 spreekt het Tuchtgerecht betrokkene vrij van het ten laste gelegde feit. Het Tuchtgerecht zal dus alleen voor het nagelaten onderzoek in het tweede kwartaal van 2010 een sanctie opleggen.
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD AI 1139 en van de verklaringen van betrokkene en van de heer [vertegenwoordiger Coöperatie] ter terechtzitting.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken op zijn bedrijf en dat hij van mening was elk kwartaal de onderzoeken netjes te doen. Hij heeft aangegeven goed te beseffen wat het belang is van het onderzoek naar AI. Toch is door het foutief geplaatste kruisje het bloedonderzoek naar AI niet uitgevoerd. Dat betrokkene zelf de formulieren niet invult, bevrijdt hem echter niet van de verplichting om in de gaten te houden of de voorschriften goed worden nageleefd. Eventuele tekortkomingen komen voor zijn rekening. Het Tuchtgerecht heeft de indruk dat het bedrijf van betrokkene voor het overige zorgvuldig wordt uitgeoefend. Er is ook geen sprake geweest van financieel voordeel, aangezien wel onderzoeken naar de aanwezigheid van NCD zijn uitgevoerd.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Beslissing
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een pluimveebedrijf heeft van zeer geringe omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aivaire influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 300 (zegge: driehonderd euro), waarvan € 150 (zegge: honderdvijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode niet door betrokkene aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – het voorwaardelijke deel van de boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Vordening monitoring Aviaire influenza of van een andere verordening over gezondheidsvoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij, mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, dhr. P. Vingerling en dhr. drs. T.S. de Vries, leden in aanwezigheid van mw. drs. A.M.P. Regout, secretaris .