ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0131 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2911

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0131
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 07-06-2011
Zaaknummer(s): TPPE2911
Onderwerp:
  • Dierenwelzijn
  • Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de terechtzitting verschenen. Vast is komen te staan dat in 2009 niet is voldaan aan de verplichting tot het uitvoeren van een hygiënogram na reiniging en ontsmetting van de stal, voor de opzet van een nieuw koppel pluimvee. Voor de pluimveesector is een Actieplan Salmonella en Campylobacter opgesteld om besmettingen van pluimvee terug te dringen. Dit om de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke gezondheidsproblemen. Om het met dit plan beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat iedereen zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Betrokkene voert aan in 2008 twee keer een hygiënogram te hebben uitgevoerd, waarvan één in december. Achteraf blijkt er in 2009 geen hygiënogram te zijn gennomen zijn terwijl betrokkene meende dat dit wel was gebeurd. Met een planning heel laat in het jaar, loopt de ondernemer het risico dat het onderzoek erbij inschiet. Dat betrokkene in 2008 twee hygiënogrammen heeft laten uitvoeren, doet niet af aan het feit dat in 2009 het verplichte onderzoek is nagelaten; wel vormt dit voor het Tuchtgerecht aanleiding een aanzienlijk deel van de geldboete voorwaardelijk op te leggen.

Zaaknummer:

TPPE 29/2011

Betrokkene:

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

7 juni 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt, onder nummer HYG1133, naar aanleiding van een op 13 januari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 7 juni 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de terechtzitting verschenen.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene heeft in het jaar 2009 niet een hygiënogram, als bedoeld in artikel 1, onder 32. van de Verordening, door een erkende HOSOWO-instantie laten uitvoeren, nadat de stallen waren gereinigd en ontsmet.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van de heer [betrokkene], geboren op [1950] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres] (betrokkene), opgenomen:

“In 2008 heb ik twee keer hygiënogrammen laten nemen van de stallen omdat enkele waarden bij de eerste onderzoeken te hoog bleken te zijn. Voor deze hoge waarden heb ik geen enkele verklaring kunnen vinden. Hoewel het niet verplicht is, na het opnieuw ontsmetten van de stallen, direct opnieuw hygiënogrammen te laten nemen heb ik dat wel laten uitvoeren. Als ik daar mee gewacht had tot januari 2009 was alles in orde geweest. Achteraf blijkt dat er in 2009 geen hygiënogrammen genomen zijn terwijl ik meende dat dit wel was gebeurd.”

Voorts heeft het Tuchtgerecht kennis genomen van een e-mail van betrokkene aan het Tuchtgerecht d.d. 6 juni 2011, waarin betrokkene aangeeft dat zijn verklaring in het berechtingsrapport juist is weergegeven. Hij voegt daaraan toe dat hij de stallen altijd laat ontsmetten door een IKB-erkend ontsmettingsbedrijf.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

het nalaten van een hygiënogram na reiniging en ontsmetting van de stal, voor de opzet van een nieuw koppel pluimvee.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 3, lid 7 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer HYG1133.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Het feit dat in 2009 is nagelaten een jaarlijks hygienogram uit te laten voeren, is onweersproken gebleven. Betrokkene voert aan in 2008 twee keer een hygienogram te hebben uitgevoerd, waarvan één in december. De verordening schrijft voor dat dit één keer per kalenderjaar moet worden gedaan, maar laat het aan de ondernemer wanneer in dat jaar. Met een planning heel laat in het jaar, loopt de ondernemer het risico dat het onderzoek erbij inschiet. Dat betrokkene in 2008 twee hygienogrammen heeft laten uitvoeren, doet niet af aan het feit dat in 2009 het verplichte onderzoek is nagelaten. Wel vormt dit voor het Tuchtgerecht aanleiding een aanzienlijk deel van de geldboete voorwaardelijk op te leggen.

Het Tuchtgerecht heeft op grond van het berechtingsrapport niet de indruk gekregen dat betrokkene voor het overige een onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Het lijkt om een incident te gaan. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, P. Vingerling en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.