ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0130 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3011

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0130
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 07-06-2011
Zaaknummer(s): TPPE3011
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Voor de pluimveesector is een Actieplan Salmonella en Campylobacter opgesteld om besmettingen van pluimvee terug te dringen. Dit om de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke gezondheidsproblemen. De actieplancontroles zijn van belang voor de monitoring van bedrijven die niet aan een erkend kwaliteitssysteem deelnemen. Door een jaarlijkse controle komt in beeld of aan alle hygiënevoorschriften is voldaan. Op het bedrijf van betrokkene is deze controle in de jaren 2009 en 2010 achterwege gebleven, ondanks twee waarschuwingsbrieven van het PPE. Het feit dat betrokkene mogelijk vaker ten onrechte waarschuwingsbrieven ontvangt die niet op zijn bedrijf van toepassing zijn, neemt de verwijtbaarheid niet weg. Het Tuchtgerecht neemt wel in aanmerking dat betrokkene na het telefonisch bericht van de controleur van het CBD in 2011 alsnog een onderzoek heeft laten uitvoeren. Dit kan echter niet in de plaats komen van het onderzoek in 2009 en 2010 en houdt het belang van het tijdig en jaarlijks uitvoeren van het onderzoek dus in stand. Geldboete, rekening houdend met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleine omvang en deels voorwaardelijk omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 30/2011

Betrokkene:

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

7 juni 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt, onder nummer HYG1158, naar aanleiding van een op 11 en 14 maart 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 7 juni 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [gemachtigde], vader van [naam], geboren op [1978] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene). De heer [gemachtigde] is schriftelijk gemachtigd betrokkene ter zitting te vertegenwoordigen.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer

H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat het pluimveebedrijf van betrokkenen gedurende de jaren 2009 en 2010 op kosten van betrokkenen door een erkende controleinstantie is gecontroleerd op de algehele naleving van het gestelde in de Verordening [hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007].

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

Op 1 januari 2010 is het bedrijf door betrokkene overgenomen van zijn vader. Ten tijde van de eerste overtreding (over 2009) was de vader nog eigenaar van de pluimveehouderij. Thans voert de vader nog een belangrijk deel van het bedrijf en de administratie, omdat betrokkene naast de pluimveehouderij een voltijdbaan heeft. Het gaat om een biologisch bedrijf. Een aantal reguliere onderzoeken hoeft op een biologisch bedrijf, in tegenstelling tot op andere bedrijven, niet te worden uitgevoerd, omdat daar een ander regime met andere vereisten geldt. Met betrekking tot de onderhavige overtredingen zijn wel waarschuwingsbrieven van het PPE ontvangen, maar die zijn destijds door de heer [gemachtigde] niet goed gelezen. Hij ontving wel vaker brieven waarin abusievelijk op een onderzoek werd gewezen dat niet op zijn bedrijf hoefde te worden uitgevoerd. Na het telefoontje van de controleur van het CBD heeft hij in het voorjaar van 2011 alsnog een actieplancontrole laten uitvoeren. Daaruit bleek dat aan alle verplichtingen was voldaan en dat de administratie van 2009 en 2010 volledig klopte.

De vertegenwoordiger van betrokkene hecht eraan op te merken dat betrokkene zijn bedrijf zorgvuldig wil uitoefenen en de overtredingen zeer betreurt.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene alsmede de verklaring, ter zitting afgelegd, van de vertegenwoordiger van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

het nalaten van de actieplancontrole in 2009 en 2010.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 11 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer HYG1158.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

De actieplancontroles zijn van belang voor de monitoring van bedrijven die niet aan een erkend kwaliteitssysteem deelnemen. Door een jaarlijkse controle komt in beeld of aan alle administratieve en fysieke hygiënevoorschriften is voldaan. Op het bedrijf van betrokkene is deze controle in de jaren 2009 en 2010 achterwege gebleven, hoewel het PPE terzake op 3 februari 2010 en op 10 maart 2010 een waarschuwingsbrief heeft gestuurd en gelegenheid heeft gegeven de onderzoeken alsnog te laten uitvoeren. Het feit dat betrokkene mogelijk vaker ten onrechte waarschuwingsbrieven ontvangt die niet op zijn bedrijf van toepassing zijn, neemt de verwijtbaarheid in dit geval niet weg.

Het Tuchtgerecht neemt wel in aanmerking dat betrokkene na het telefonisch bericht van de controleur van het CBD in 2011 alsnog een onderzoek heeft laten uitvoeren, waaruit bleek dat aan alle administratieve verplichtingen in 2009 en 2010 was voldaan. Dit in 2011 uitgevoerde administratieve onderzoek kan echter niet in de plaats komen van het onderzoek naar de fysieke hygiëneverplichtingen in 2009 en 2010 en laat het belang van het tijdig/jaarlijks uitvoeren van het feitelijke onderzoek dus in stand. Gelet hierop legt het Tuchtgerecht een deel van de geldboete voorwaardelijk op.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van kleine omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, P. Vingerling en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.