ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0128 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3411

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0128
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 07-06-2011
Zaaknummer(s): TPPE3411
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza (AI). Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding. Betrokkene erkent dat in het tweede en het derde kwartaal van 2010 niet is voldaan aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen AI. De gestelde oorzaak, de drukte rond het zelf verbouwen van een stal, neemt de verwijtbaarheid voor het nalaten van de essentiële werkzaamheden, zoals bloedonderzoek, op een pluimveehouderij niet weg. Het Tuchtgerecht heeft niet de indruk dat het bedrijf van betrokkene voor het overige onzorgvuldig zou worden uitgeoefend. Het lijkt om twee incidenten te gaan. Geldboete, rekening houdend met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang en deels voorwaardelijk omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 34/2011

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

7 juni 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt, onder nummer AI 1142, naar aanleiding van een op 1 februari 2011 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 7 juni 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen [naam betrokkene], geboren op [1968] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene), en de heer [naam bedrijfsleider], bedrijfsleider op het bedrijf van betrokkene.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer

H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Met betrekking tot het in het tweede en het derde kwartaal van 2010 niet voldoen aan de verplichting tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen Aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft [naam bedrijfsleider], als bedrijfsleider van betrokkene, onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Betrokkene houdt Freiland kippen. De monsters ten behoeve van Salmonellaonderzoek en Campylobacteronderzoek worden altijd door mij zelf genomen en naar het laboratorium opgestuurd. Ik ben niet bevoegd om de bloedmonsters ter verificatie van de AI-vaccinaties te nemen. De verplichte onderzoeken zijn nu op de agenda van het bedrijf van betrokkene gezet, zodat ze niet meer over het hoofd kunnen worden gezien door betrokkene of mij.”

Betrokkene heeft ter terechtzitting het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

“Het berechtingsrapport geeft de feiten goed weer. De bedrijfsleider en ik hebben afgesproken dat we de verplichte onderzoeken wat duidelijker in de bedrijfsagenda opnemen, zodat het niet weer mis kan gaan.”

Het Tuchtgerecht neemt voorts kennis van de (ongedateerde) brief van betrokkene die als bijlage II aan het berechtingsrapport is gehecht. Daarin omschrijft betrokkene de omstandigheden van het geval. Door een communicatiefout tussen hem en de bedrijfsleider werden niet alle verplichte onderzoeken in het tweede en derde kwartaal van 2010 uitgevoerd. In het voorjaar en de zomer van dat jaar heeft betrokkene zijn stal zelf omgebouwd van een kooisysteem naar een scharrelstal. Daardoor is de aandacht voor de administratie tijdelijk wat minder geweest en heeft hij het nagelaten bloedonderzoek AI over het hoofd gezien. Inmiddels is alles helder in een kalender opgenomen en gaat alles goed.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht stelt vast dat de Maatschap [bedrijfsnaam] alsmede de heer [betrokkene] door het PPE voor het Tuchtgerecht zijn gedaagd, maar dat de onderneming thans door de B.V. [bedrijfsnaam] wordt uitgeoefend. De heer [naam betrokkene] was maat van de maatschap ten tijde van de twee overtredingen en vanaf 12 oktober 2010 bestuurder van de B.V. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [UBN-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

het in 2010 twee keer nalaten van bloedonderzoek op antistoffen tegen Aviaire Influenza.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Verordening monitoring Aviaire Influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer HYG1142.

Aviaire influenza is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005.

Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Uit het berechtingsrapport blijkt dat betrokkene in het tweede en derde kwartaal van 2010 het verificatieonderzoek Aviaire influenza heeft nagelaten. Deze feiten worden door betrokkene erkend. De gestelde oorzaak, de drukte rond het zelf verbouwen van een stal, neemt de verwijtbaarheid voor het nalaten van de essentiële werkzaamheden, zoals bloedonderzoek, op een pluimveehouderij niet weg.

Het Tuchtgerecht heeft niet de indruk dat het bedrijf van betrokkene voor het overige onzorgvuldig zou worden uitgeoefend. Het lijkt om twee incidenten te gaan.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring Aviaire Influenza - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

1. Een geldboete van € 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

2. Een geldboete van € 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de verordening.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, P. Vingerling en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.