ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0126 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2111

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0126
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 19-04-2011
Zaaknummer(s): TPPE2111
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Verweten worden: het nalaten van een campylobacteronderzoek in 2009 en het niet tijdig doorgeven van de uitslag van campylobacteronderzoek aan de slachterij.   Dat het onderzoek wel is uitgevoerd, maar dat de uitslag daarvan niet aan betrokkene is toegestuurd, neemt de verwijtbaarheid niet weg. Betrokkene blijft verantwoordelijk voor het uitvoeren van het halfjaarlijkse campylobacteronderzoek en hij had bij het laboratorium kunnen informeren naar de uitslag. Er wordt een boete opgelegd, deels voorwaardelijk. De uitslag van het campylobacteronderzoek is ingevolge artikel 5, vierde lid, van het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007 veertien dagen geldig. Het Tuchtgerecht stelt vast dat betrokkene in oktober 2009 heeft verzuimd tijdig de uitslag van het campylobacteronderzoek aan de slachterij door te geven, maar legt daarvoor geen maatregel op, nu ter zitting niet is gebleken dat daardoor een verhoogd risico met betrekking tot dier- of volksgezondheid is gecreëerd.

Zaaknummer:

TPPE 21/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

19 april 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V10089, naar aanleiding van een op 18 oktober 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 april 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen [naam betrokkene], geboren op [1959] te [geboorteplaats betrokkene], thans wonende aan [adres], maat van de maatschap (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

1.       Niet kon worden aangetoond dat in het jaar 2009 twee maal een koppel vleeskuikens was onderzocht op de aanwezigheid van Campylobacter, voordat het koppel ter slacht is afgevoerd, slechts kon worden aangetoond dat dit onderzoek in oktobere 2009 heeft plaatsgevonden.

2.       Op 20 oktober 2009 is een monster opgestuurd ten behoeve van campylobacteronderzoek, de uitslag van dit onderzoek is op 29 oktober 2009 bekend geworden. Op 22 oktober 2010 is het desbetreffende koppel geslacht. Nagelaten is de uitslag van het campylobacteronderzoek minimaal 24 uur voor de aflevering aan de slacht door te geven.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“De analyseuitslag van campylobacteronderzoek is maar beperkte tijd geldig en mag niet later dan een dag voor de aflevering naar de slachterij worden doorgegeven. Dat kan fout gaan. De uitslag van het eerste onderzoek in 2009 is zoek geraakt bij het laboratorium. Daar ben ik toch zelf verantwoordelijk voor, dat weet ik.

Omdat het laboratorium bij mijn slachterij [naam slachterij] hoort, is de analyseuitslag van campylobacteronderzoek overigens eerder bij de slachterij bekend dan bij mij.

Volgens de slachterij is de uitslag van campylobacteronderzoek overigens zeven dagen geldig.

Ik weet dat de uitslag van het salmonellaonderzoek bij de afvoer van vleeskuikens naar de slachterij veertien dagen geldig is. Als ik tussentijds een deel van een koppel afvoer, moet ik wel eens een nieuw salmonellaonderzoek laten uitvoeren. Dat doe ik in zo’n geval ook altijd.

De urgentie met betrekking tot het campylobacteronderzoek is naar mijn idee betrekkelijk, omdat er bij de constatering van een besmetting niet logistiek geslacht wordt. Het gaat om een monitoringsonderzoek.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

1.       Het nalaten van een campylobacteronderzoek in 2009;

2.       Het niet tijdig doorgeven van de uitslag van campylobacteronderzoek aan de slachterij.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 4, lid 3, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Een overtreding van artikel 4, lid 3 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10089.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende.

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene stelt in zijn verklaring, opgenomen in het berechtingsrapport, dat hij in maart/april 2009 wel een campylobacteronderzoek heeft laten uitvoeren, maar dat de uitslag daarvan niet aan hem is toegestuurd. In dat geval had betrokkene destijds kunnen informeren naar de uitslag bij het laboratorium. Zoals betrokkene ter zitting ook zelf aangaf, is hij verantwoordelijk voor het uitvoeren van het halfjaarlijkse campylobacteronderzoek en in dit geval daarmee in gebreke gebleven.

De uitslag van het campylobacteronderzoek is ingevolge artikel 5, vierde lid, van het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007 veertien dagen geldig. Het Tuchtgerecht stelt vast dat betrokkene in oktober 2009 heeft verzuimd tijdig de uitslag van het campylobacteronderzoek aan de slachterij door te geven, maar legt daarvoor geen maatregel op, nu ter zitting niet is gebleken dat daardoor een verhoogd risico met betrekking tot dier- of volksgezondheid is gecreëerd.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief grote omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007  - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375 (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.