ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0125 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2311

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0125
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 07-06-2011
Zaaknummer(s): TPPE2311
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betreft het nalaten van swabonderzoek door een HOSOWO-instantie na de reiniging en ontsmetting van een stal waarin een Salmonellabesmetting was geconstateerd. Betrokkene heeft zijn stal zelf verbouwd. Daarbij is, ondanks de inspanningen, tijdens een hevige vorstperiode de vloerverwarming kapotgevroren. Het Tuchtgerecht begrijpt dat daardoor een stressvolle situatie is ontstaan. Evenwel behoren de gevolgen ervan tot het ondernemersrisico en zij nemen de verwijtbaarheid voor het nagelaten swabonderzoek bij betrokkene niet weg. Gelet op de omstandigheden van het geval legt het Tuchtgerecht een aanzienlijk deel van de geldboete voorwaardelijk op. Voorts legt het Tuchtgerecht een deel van de geldboete voorwaardelijk op, omdat betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van grote omvang.

Zaaknummer:

TPPE 23/2011

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[adres 1]

Datum:

7 juni 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V10117, naar aanleiding van een op 20 oktober 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 7 juni 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [naam 1], geboren op [1946] te [geboorteplaats], mevrouw [naam 2], geboren op [1946] te [geboorteplaats], beiden wonende aan [adres 2], en de heer [naam 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan [adres 1]. Allen zijn maat van de maatschap.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat in de hokken 1, 2 en 3 door een HOSOWO-instantie een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella was uitgevoerd, na de op 9 juni 2009 geconstateerde Salmonellabesmetting en nadat het betreffende hok was gereinigd en ontsmet voor de opzet van nieuwe kuikens.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

Vlak voor ingebruikname van de nieuwe stal bleek de vloerverwarming kapot te zijn. Die was in de winter van 2009 kapotgevroren. De kosten van de reparatie bedroegen circa € 50.000,-. Daarvan is uiteindelijk een groot deel vergoed door de verzekering van de aannemer. Uiteindelijk heeft het ons zelf circa € 5.000,- gekost. Door deze problemen ontstond een grote tijdsdruk, omdat de kuikens reeds besteld waren, en de reparatiewerkzaamheden maar ternauwernood klaar waren, toen ze geleverd werden. Het bracht veel stress met zich en als gevolg daarvan is het swabonderzoek na de geconstateerde Salmonellabesmetting erbij ingeschoten. Wij weten dat het verplicht is. Wij hebben de stallen wel professioneel laten reinigen en ontsmetten. De werkbonnen daarvan leg ik u nu ter zitting over. Ons bedrijf kampt met een Salmonella Java-besmetting, die zeer hardnekkig en moeilijk te bestrijden is. Naar schatting hebben wij daar in totaal al ruim € 30.000,- ingestoken.

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van de ter zitting overgelegde reparatieoffertes met betrekking tot de vloerverwarmingsinstallatie en de facturen met betrekking tot de reiniging en ontsmetting van de stal.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat, mede op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

het nalaten van swabonderzoek door een HOSOWO-instantie na de reiniging en ontsmetting van een stal waarin een Salmonellabesmetting was geconstateerd.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 7, lid 3 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene zoals ter zitting afgelegd en blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10117.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen.

Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene heeft zijn stal zelf verbouwd. Daarbij is, ondanks de inspanningen, tijdens een hevige vorstperiode de vloerverwarming kapotgevroren. Het Tuchtgerecht begrijpt dat daardoor een stressvolle situatie is ontstaan. Evenwel behoren de gevolgen ervan tot het ondernemersrisico en zij nemen de verwijtbaarheid voor het nagelaten swabonderzoek bij betrokkene niet weg. Gelet op de omstandigheden van het geval legt het Tuchtgerecht een aanzienlijk deel van de geldboete voorwaardelijk op. Voorts legt het Tuchtgerecht een deel van de geldboete voorwaardelijk op, omdat betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van grote omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.125,- (zegge: eenduizend honderd vijfentwintig euro), waarvan € 840,- (zegge: achthonderd veertig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, P. Vingerling en drs. T.S. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.