ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0124 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2411

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0124
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 19-04-2011
Zaaknummer(s): TPPE2411
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Verweten wordt het niet schoonhouden van de stallen 1 en 2 op het bedrijf van betrokkene. Het schoonhouden van de bedrijfsruimten is een basisvoorwaarde voor een goede hygiëne op het pluimveebedrijf. De staat waarin de controleur van het CPE de twee bedrijfsruimten op het bedrijf van betrokkene aantrof, is zonder meer ernstig te noemen. De bij het berechtingsrapport gevoegde foto’s laten duidelijk zien dat sprake was van een onaanvaardbare toestand. Het Tuchtgerecht heeft ter zitting niet de indruk gekregen dat betrokkene zich werkelijk bewust is van de ernst van de situatie. Hij bagatelliseert de omstandigheden die door de controleur zijn gerapporteerd. De overtreding is zeer ernstig naar oordeel van het Tuchtgerecht. Niet alleen vormen deze omstandigheden een verhoging van het mogelijke risico met betrekking tot de volksgezondheid, ook zijn de beelden schadelijk voor het imago van de pluimveesector. De geldboete is deels voorwaardelijk omdat niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Zaaknummer:

TPPE 24/2011

Betrokkene:

Maatschap [bedrijfsnaam]

[naam]

[adres]

Datum:

19 april 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer L10124, naar aanleiding van een op 28 september 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 april 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [1959] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres], maat van de maatschap (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

1.       Het bedrijfsgebouw was niet schoongehouden. In de gangpaden van het bedrijfsgebouw lagen veel eieren - zowel heel als kapot -, dode hennen en skeletten (van hennen) en een dikke laag stof op de grond. Verder waren er in het bedrijfsgebouw enorme hoeveelheden spinnenraggen aanwezig;

2.       In het achterste deel van stal 1 lagen 20 tot 30 kadavers. Op de kop van de stellingen lagen veel eischalen en struif en achterin de stal bij de mestband lagen hopen mest op de grond. In de stal, waar ook eieren liggen, was een aantal natte plekken te zien;

3.       In stal 2 lagen ongeveer 10 kadavers in de paden. Verder lagen er meerdere hopen eieren op de grond.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Ik vind de toon waarin de schriftelijke verklaring is opgesteld wat overdreven. Het beeld wordt geschetst dat het een onhygiënische rommel op mijn bedrijf is, maar dat valt in werkelijkheid heel erg mee. Ik heb twee stallen, waarin de zaken overwegend wel op orde zijn. De controleur heeft gewoon één plek gefotografeerd waar wat rommel lag, waardoor het veel erger lijkt dan het is. Het spinnenrag voorkomt bloedluis, dus dat laat ik hangen. De natte plekken worden veroorzaakt door wat lekkage langs voegen waar wat schoon regenwater naar binnen komt. Op een pluimveebedrijf gaan wel eens kippen dood, en die liggen dan soms nog een dag in de stal. Dat heeft de controleur vastgesteld, maar dat lijkt me niks uitzonderlijks. Ik ben het dus niet eens met het beeld dat in het berechtingsrapport wordt geschetst.

Waar de eieren verzameld worden, is het brandschoon, maar dat wordt in het berechtingsrapport niet genoemd.

Mijn hoofdbedrijf is een geitenhouderij. De kippen doe ik erbij. Door die combinatie is de werkdruk soms wel wat hoog.

Ik ben me wel bewust van de ernst van deze zaak, maar ik schrik niet meer zo gauw van iets. Ik ben het wel met u eens dat dit eigenlijk niet mag gebeuren zo.

Technisch draait mijn zaak goed. Maar dagelijks langs de kooien lopen en eieren weghalen, dat lukt me niet elke dag. De uitval van leghennen valt ook wel mee.

De locatie ligt vlakbij mijn huis, en de geitenhouderij. Maar de beide bedrijven combineren is soms lastig. Daarom wordt de verzorging van de leghennen vaak door anderen uitgevoerd."

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het niet schoonhouden van de stallen 1 en 2 op het bedrijf van betrokkene.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, onder p., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer L10124.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende. Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Het schoonhouden van de bedrijfsruimten is een basisvoorwaarde voor een goede hygiëne op het pluimveebedrijf. De staat waarin de controleur van het CPE de twee bedrijfsruimten op het bedrijf van betrokkene aantrof, is zonder meer ernstig te noemen. De bij het berechtingsrapport gevoegde foto’s laten duidelijk zien dat sprake was van een onaanvaardbare toestand. Het Tuchtgerecht heeft ter zitting niet de indruk gekregen dat betrokkene zich werkelijk bewust is van de ernst van de situatie. Hij bagatelliseert de omstandigheden die door de controleur zijn gerapporteerd. Qua ernst van de overtreding gaat het hier naar het oordeel van het Tuchtgerecht om een buitencategorie. Niet alleen vormen deze omstandigheden een verhoging van het mogelijke risico met betrekking tot de volksgezondheid, ook zijn de beelden schadelijk voor het imago van de pluimveesector.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), waarvan € 1.000 (zegge: eenduizend euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.