ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0118 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1911

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0118
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 19-04-2011
Zaaknummer(s): TPPE1911
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Voor de pluimveesector is een Actieplan Salmonella en Campylobacter opgesteld om besmettingen van pluimvee terug te dringen. Dit om de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke gezondheidsproblemen. Om het met dit plan beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat iedereen zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.   Zaak betreft het nalaten van salmonellaonderzoek door een HOSOWO-instantie na constatering van een salmonellabesmetting, na reiniging en ontsmetting van de stal, voor de opzet van een nieuw koppel pluimvee. Het Tuchtgerecht heeft begrip voor de situatie, gezien de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan: een salmonellabesmetting bij het eerste koppel op een nieuw bedrijf. Voorts heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieus ondernemer is met een serieuze en zorgvuldige bedrijfsvoering. Gelet daarop en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Zaaknummer:

TPPE 19/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] V.O.F.

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

19 april 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V10127, naar aanleiding van een op 30 november 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [Kip-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 19 april 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan [adres], vennoot van de V.O.F. (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen de heer mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat op 28 december 2009 in de hokken 2, 3 en 4 door een HOSOWO-instantie een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella was uitgevoerd, na de geconstateerde Salmonellabesmetting en nadat de betreffende hokken waren gereinigd en ontsmet voor dat nieuwe kuikens zijn opgezet.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

In december 2009 heb ik mijn eerste koppel vleeskuikens opgezet. Bij onderhandelingen hebben we uitvoerig met de vorige eigenaar gesproken, om ons ervan te vergewissen dat er geen besmettingen op het bedrijf zouden zijn. Ik schrok dus behoorlijk toen er meteen Salmonella werd geconstateerd. De vorige eigenaar had alleen maar negatieve uitslagen. Waarschijnlijk heeft het in het voer gezeten. Ik heb 18 jaar varkens gehad, dus ik kende de voorschriften voor pluimvee nog niet helemaal. Wel hebben we de stal onmiddellijk laten reinigen en ontsmetten door een HOSOWO-bedrijf. Niemand had ons gewezen op de verplichting van een swabonderzoek.

De besmetting kwam bij de IKB-controle aan het licht, tien maanden na de besmetting. Meteen daarna heeft de heer Altena een afspraak met mij gemaakt voor een inspectie.

Alle bemonsteringen op de slachterij zijn verder negatief geweest.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [Kip-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van salmonellaonderzoek door een HOSOWO-instantie na constatering van een salmonellabesmetting, na reiniging en ontsmetting van de stal, voor de opzet van een nieuw koppel pluimvee.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 7, lid 3, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10127.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende. Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

De besmetting heeft betrekking gehad op het eerste koppel vleeskuikens dat betrokkene opzette in zijn nieuwe bedrijf. Betrokkene had op dat moment nog niet alle voorschriften helemaal scherp en liet na door middel van een swabonderzoek te controleren of de besmetting na reiniging en ontsmetting van de stal ook daadwerkelijk verdwenen was. Daarmee is een onzekere situatie ontstaan met een risico dat een volgend koppel mogelijk ook besmet zou raken. Dat is niet het geval geweest, is uit later uitgevoerd hygiëneonderzoek gebleken. De overtreding is ter zitting onweersproken gebleven. Het Tuchtgerecht heeft begrip voor de situatie, gezien de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan: een salmonellabesmetting bij het eerste koppel op een nieuw bedrijf. Voorts heeft het Tuchtgerecht ter zitting de indruk gekregen dat betrokkene een consciëntieus ondernemer is met een serieuze en zorgvuldige bedrijfsvoering. Gelet daarop en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van zeer grote omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: eenduizend vijfhonderd euro), waarvan € 1.000 (zegge: duizend euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.