ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0115 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0511

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0115
Datum uitspraak: 25-01-2011
Datum publicatie: 25-01-2011
Zaaknummer(s): TPPE0511
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie:   Betrokkene is niet op de zitting verschenen, zaak is bij verstek behandeld.   Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Om het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van maatregelen.   Op bedrijf met circa 100.000 leghennen acht het Tuchtgerecht bewezen dat in 2009 het chemisch drinkwateronderzoek is nagelaten, en dat voorts geen hygiënogram is uitgevoerd, één maal per twee ronden, en één maal per dertig maanden, na de reiniging en ontsmetting van de stal. De opdracht voor een chemisch drinkwateronderzoek is wel gegeven maar kennelijk niet door de opdrachtnemer uitgevoerd, stelt betrokkene. Verder was betrokkene niet met alle voorschriften bekend. In beide gevallen komt de overtreding voor rekening van betrokkene. Het nalaten van chemisch drinkwateronderzoek kwalificeert het Tuchtgerecht als een lichtere overtreding. Het nalaten van een hygiënogram is een ernstige overtreding. Voor beide overtredingen legt het Tuchtgerecht een geldboete op.      

Zaaknummer:

TPPE 05/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam] B.V.

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

25 januari 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer L10081, naar aanleiding van een op 27 augustus 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 25 januari 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

1.   Niet kon worden aangetoond dat in 2009 ook een drinkwateronderzoek is uitgevoerd;

2.   Niet kon worden aangetoond dat één maal per twee ronden en één maal per dertig maanden in de stallen 1 en 2 een hygienogram is uitgevoerd, voorafgaand aan de plaatsing van de koppels met als opzetdatum 12 juni 2009 en nadat de stallen 1 en 2 waren gereinigd en ontsmet.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], directeur van [naam] Holding B.V., welke directrice is van [bedrijfsnaam] B.V., opgenomen:

“Ik houd op dit bedrijf circa 100.000 leghennen. Ik heb in mijn twee stallen op 12 juni 2009 weer nieuwe leghennen opgezet. Bij de controle door Indas op 1 maart 2010 is mij duidelijk geworden dat voor deze nieuwe opzet een hygiëneonderzoek uitgevoerd had moeten worden. Dat was mij absoluut niet bekend. De beide stallen zijn door een gekwalificeerd bedrijf, [naam gekwalificeerd bedrijf] te [adres gekwalificeerd bedrijf], gereinigd en ontsmet. Als ik had geweten dat het uitvoeren van een hygiëneonderzoek verplicht was, dan had ik dit zeker gedaan. De hennen zijn nog steeds aanwezig, dus ik kan dit onderzoek nu nog niet doen.

Voor wat betreft het wateronderzoek kan ik u mededelen, dat ik het water bacteriologisch heb laten onderzoeken. Ik wist dat het water ook chemisch onderzocht moest worden, maar dat heb ik kennelijk bij de opdracht aan de monsternemer niet duidelijk genoeg aangegeven. Dit zal nu alsnog gebeuren.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van [naam betrokkene], ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer] de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

1.   Het nalaten van chemisch drinkwateronderzoek;

2.   Het nalaten van een hygiënogram, één maal per twee ronden, en één maal per dertig maanden, na de reiniging en ontsmetting van de stal.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, lid 1, onder l., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Een overtreding van artikel 3, lid 5, onder c., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer L10081.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene was niet met alle voorschriften bekend. De opdracht voor een chemisch drinkwateronderzoek is wel gegeven maar kennelijk niet door de opdrachtnemer uitgevoerd, stelt betrokkene. In beide gevallen komt de overtreding voor rekening van betrokkene.

Het nalaten van chemisch drinkwateronderzoek kwalificeert het Tuchtgerecht als een lichtere overtreding. Het nalaten van een hygienogram is een ernstige overtreding. Voor beide overtredingen legt het Tuchtgerecht een geldboete op.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief grote omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

1.   Een geldboete van € 225,- (zegge: tweehonderd vijfentwintig euro), waarvan € 110,- (zegge: honderd tien euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

2.   Een geldboete van € 750,- (zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375,- (driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, ing. J. Bazuin en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.