ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0113 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0311

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0113
Datum uitspraak: 25-01-2011
Datum publicatie: 25-01-2011
Zaaknummer(s): TPPE0311
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van maatregelen.    Vast is komen te staan dat in 2009 het jaarlijks hygiënogram is nagelaten en dat in het tweede en vierde kwartaal van 2009 geen Campylobacteronderzoek is uitgevoerd. Beide overtredingen worden aangemerkt als een ernstige overtreding.   Betrokkene heeft in 2008 en in 2009 tot april geen vleeskuikens gehouden, in verband met de verbouwing van zijn bedrijf. Ondanks dat betrokkene stelt dat de overtreding niet bewust is begaan (hij meende dat de onderzoeken per productiejaar moesten worden uitgevoerd, maar dat bleek per kalenderjaar te zijn. Hij heeft ook geen economisch gewin gehad bij het nalaten van het onderzoek) zijn de overtredingen hem wel toe te rekenen. De geldboetes worden deels voorwaardelijk opgelegd.   

Zaaknummer:

TPPE 03/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

25 januari 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V10072, naar aanleiding van een op 8 juli 2008 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 25 januari 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

1.       Niet kon worden aangetoond dat voor wat betreft het kalenderjaar 2009 één maal een hygiënogram was uitgevoerd voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, nadat de stal was gereinigd en ontsmet;

2.       Niet kon worden aangetoond dat in het jaar 2009 twee maal een koppel vleeskuikens, voordat dit koppel van het bedrijf wrd afgevoerd naar de slachterij, was onderzocht op de aanwezigheid van Campylobacter.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

"Van 2008 tot april 2009 is het bedrijf verbouwd. Daarna is weer een eerste koppel opgezet. De verbouwing heb ik helemaal zelf geregeld en verricht. Betrokkene geeft aan geen economisch gewin te hebben bij het nalaten van dit onderzoek. Achteraf in de map met regelgeving kijkend stelt hij vast dat het fout is gegaan. Betrokkene meende dat de onderzoeken per productiejaar moesten worden uitgevoerd, maar dat bleek per kalenderjaar te zijn. De overtreding is dus niet bewust begaan, maar het gevolg van een misverstand.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het bedrijf van betrokkene ligt in de provincie Drenthe. Ingevolge bijlage III van het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007 had in het tweede en vierde kwartaal van 2009 Campylobacteronderzoek moeten worden uitgevoerd. Vanaf april 2009 waren weer kuikens opgezet op het bedrijf van betrokkene. Uit het schema op bladzijde 2 van het berechtingsrapport blijkt dat alleen in november 2009 een Campylobacteronderzoek is uitgevoerd. Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

1.       Het nalaten van een jaarlijks hygienogram in het jaar 2009;

2.       Het twee keer nalaten van een Campylobacteronderzoek in het jaar 2009.

Dit levert op:

1.       Een overtreding van artikel 3, lid 7, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

2.       Een overtreding van artikel 4, lid 3, onder e., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10072.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

De beide overtredingen worden aangemerkt als een ernstige overtreding.

Betrokkene voert aan dat hij in 2008 en in 2009 tot april geen vleeskuikens heeft gehouden, in verband met de verbouwing van zijn bedrijf. De overtredingen zijn begaan in 2009, toen wel weer vleeskuikens op het bedrijf van betrokkene aanwezig waren. Het Tuchtgerecht heeft op grond van wat ter zitting aan de orde is gekomen, alsmede van wat uit het berechtingsrapport blijkt, niet de indruk gekregen dat betrokkene voor het overige een onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft. De overtredingen lijken een incident te zijn.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

1.       Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 300,- (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

2.       Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 300,- (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, ing. J. Bazuin en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.