ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0106 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1511

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0106
Datum uitspraak: 28-02-2011
Datum publicatie: 28-02-2011
Zaaknummer(s): TPPE1511
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Voor de pluimveesector is een Actieplan Salmonella en Campylobacter opgesteld om besmettingen van pluimvee terug te dringen. Dit om de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke gezondheidsproblemen. Eén van de vereisten binnen dit Actieplan is dat elk bedrijf zich jaarlijks op eigen kosten laat controleren, waarbij wordt onderzocht of is voldaan aan de hygiënevoorschriften uit het Actieplan (‘controle op de controle’). Dit is van belang voor het PPE om een beeld te krijgen van de naleving van hygiënevoorschriften door pluimveebedrijven. Bedrijf heeft ondanks brieven van het PPE twee maal (in 2009 en 2010) niet aan deze verplichting voldaan. De geldboete voor 2009 wordt voor de helft voorwaardelijk opgelegd. Wat betreft 2010 rekent de voorzitter deze nalatigheid zwaarder aan, omdat bedrijf ook na de telefonische inspectie in november 2010 heeft nagelaten in 2010 een actieplancontrole te laten uitvoeren en betrokkene toen herhaaldelijk op deze plicht is gewezen.

U I T S P R A A K   V A N   D E   V O O R Z I T T E R

Zaaknummer:

TPPE 15/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

28 februari 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten B.V. (CBD) heeft opgemaakt onder nummer HYG1030, naar aanleiding van een op 16 en 18 november 2010 en op 20 januari 2011 door een controleur van genoemd centrum gehouden telefonische inspecties met betrekking tot het bedrijf van betrokkene dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Verweten gedraging:

Het pluimveebedrijf van betrokkene, bij het PPE geregistreerd onder nummer [KIP-nummer], is gedurende de jaren 2009 en 2010 niet op kosten van betrokkene door een erkende controleinstantie gecontroleerd op de algehele naleving van het gestelde in de verordening.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Ik heb een proefbedrijf waar voerproeven worden gedaan voor For Farmers te [plaatsnaam]. Het voer wordt voor For Farmers gemaakt door [naam coöperatie en plaats]. Er zijn maar 972 vleeskuikens op het bedrijf die per 13 à 14 vleeskuikens gehuisvest zijn in kooien. Ik weet dat er altijd salmonellamonsters genomen worden voordat de kuikens geslacht worden. Ik begrijp niet wat er nu nog gecontroleerd moet worden. Als er geen salmonella-uitslagen zijn worden de kuikens niet geslacht.

Als ik het goed begrijp moet u controleren of de controle op de controles wel heeft plaatsgevonden. Ik kan zo snel niet op de naam komen van de persoon die hier altijd komt om de monsters te nemen voor het salmonella onderzoek. Dat kan men u bij [naam coöperatie] of For Farmers wel vertellen.”

De heer [naam] heeft namens For Farmers aan de inspecteur van het CBD het volgende verklaard:

“Wij huren de proef-accommodatie en zorgen voor de aanlevering van het voer voor de vleeskuikens. De heer [naam betrokkene] is eigenaar van de vleeskuikens en blijft verantwoordelijk voor de verzorging van de vleeskuikens inclusief het veterinaire gebeuren en de verplichte onderzoeken.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het in 2009 en 2010 nalaten van een jaarlijkse controle op de naleving van de hygiënevoorschriften door een erkende controleinstantie.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 11, lid 1, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer HYG1030. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende. Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Op 3 februari 2010 en 10 maart 2010 heeft de voorzitter van het PPE betrokkene per brief gewezen op het nagelaten actieplanonderzoek in 2009. In de brieven van het PPE wordt betrokkene gesommeerd de in 2009 nagelaten controle alsnog uit te laten voeren, voor 15 maart 2010. Deze controle zou dan door het PPE worden aangemerkt als actieplancontrole 2009. Betrokkene heeft echter niet voor 15 maart 2010 aan deze verplichting voldaan. Voorts blijkt uit het berechtingsrapport evenmin dat in 2010 een controle op de naleving van de hygiënevoorschriften is uitgevoerd. De actieplancontrole is een algemene jaarlijkse controle van de bedrijfsvoering en is van belang voor het PPE om een beeld te krijgen van de naleving van hygiënevoorschriften door pluimveebedrijven.

Omdat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, legt de voorzitter voor het nalaten van de actieplancontrole in 2009 de geldboete voor de helft voorwaardelijk op.

Betrokkene heeft ook na de telefonische inspectie in november 2010, nagelaten in 2010 een actieplancontrole te laten uitvoeren. Omdat betrokkene toen herhaaldelijk op deze plicht is gewezen, rekent de voorzitter deze nalatigheid zwaarder aan en legt de geldboete voor de in 2010 nagelaten actieplancontrole voor een kwart voorwaardelijk op. Dat de controles van de Indas per 1 januari 2011 door het CBD zijn overgenomen, doet niet af aan de verwijtbaarheid van betrokkene.

Beslissing:

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboetes is tevens rekening gehouden met het feit dat het proefbedrijf van betrokkene met een capaciteit van circa 1.000 vleeskuikens een zeer klein bedrijf is.

Gelet op het bovenstaande oordeelt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

1.       Een geldboete van € 200 (tweehonderd euro), waarvan  € 100 (honderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

2.       Een geldboete van € 200 (tweehonderd euro), waarvan  € 50 (vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke regelgeving:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson (voorzitter) in aanwezigheid van mr. K. Feenstra (secretaris).