ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0104 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0211

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0104
Datum uitspraak: 25-01-2011
Datum publicatie: 25-01-2011
Zaaknummer(s): TPPE0211
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Nalaten jaarlijks hygiënogram in 2009. Ernstige gezondheidsproblemen betrokkene ten tijde van de overtreding zijn verzachtende omstandigheden. Betrokkene heeft in februari 2010 alsnog een hygienogram laten opmaken. Berisping. (voorzittersuitspraak)

U I T S P R A A K  V A N  D E  V O O R Z I T T E R 

Zaaknummer:

TPPE 02/2011

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum

25 januari 2011

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten heeft opgemaakt onder nummer V10069, naar aanleiding van een op 8 juli 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat voor wat betreft het kalenderjaar 2009 één maal een hygienogram was uitgevoerd, voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, nadat de stal was gereinigd en ontsmet.

Verklaring van betrokkene:

In zijn verklaring, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, heeft betrokkene het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:

 “Wij houden circa 30.000 vleeskuikens in één hok op ons bedrijf. In 2009 heb ik geen hygiëneonderzoek laten uitvoeren. Ik ben in juli 2009 met ernstige hartproblemen in het ziekenhuis opgenomen en vervolgens geopereerd. Ik heb toen een  hele tijd geen aandacht aan het bedrijf kunnen geven. Eén van de gevolgen daarvan was dat er geen hygiëneonderzoek is uitgevoerd. Ik wist wel dit het moest, maar door de omstandigheden is het niet gedaan. Direct na de controle heb ik in februari 2010 een hygiëneonderzoek laten uitvoeren. Er is zeker geen sprake van onwil of opzet geweest.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

De voorzitter van het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het niet laten uitvoeren van een hygiënogram na reiniging en ontsmetting van de stal, voorafgaand aan de plaatsing van een nieuw koppel.

Dit levert op:

een overtreding van artikel 3, lid 7, van de Verordening hygienevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering:

Op grond van het bovenstaande overweegt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Bij de vorming van zijn oordeel neemt de voorzitter van het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10069. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Betrokkene voert aan dat hij in juli 2009 met ernstige hartproblemen is opgenomen in het ziekenhuis en daar ook is geopereerd. Dat is een omstandigheid die het begrijpelijk maakt dat de aandacht tijdelijk minder op de bedrijfsvoering is gericht. Als een ondernemer voor langere tijd niet in staat is zijn bedrijf te voeren, dan rust op hem echter wel de plicht voor vervanging te zorgen. Blijkens het schema op bladzijde 2 van het berechtingsrapport is het bedrijf van betrokkene voortgezet. Gedurende het gehele jaar 2009 zijn vleeskuikens geproduceerd. Na een controle in februari 2010 heeft betrokkene alsnog een onderzoek laten uitvoeren.

Op 8 juli 2010 heeft een controleur van het CPE een inspectie op de naleving van de voorschriften van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 uitgevoerd op het bedrijf van betrokkene. Daarbij is alleen geconstateerd dat betrokkene in 2009 heeft nagelaten een hygienogram te laten opmaken na reiniging en ontsmetting van een stal, voor de opzet van een nieuw koppel vleeskuikens. Gelet op de ernst van dit ene feit, gewogen tegen de omstandigheid waaronder het is begaan, en het feit dat in februari 2010 alsnog een hygiëneonderzoek is uitgevoerd, ziet de voorzitter van het Tuchtgerecht af van het opleggen van een geldboete.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt de voorzitter van het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een berisping.

Toepasselijke regelgeving:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson (voorzitter), in aanwezigheid van mr. K. Feenstra (secretaris).