ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0083 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5710
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2011:YD0083 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-02-2011 |
Datum publicatie: | 18-02-2011 |
Zaaknummer(s): | TPPE5710 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Nalaten van salmonellaonderzoek, voorafgaand aan overplaatsing van opfokleghennen.Omdat het een opfokleghennenbedrijf betreft, waar dieren worden gefokt, is extra alertheid geboden met betrekking tot de hygiënevoorschriften. Deze bedrijven zitten in het begin van de productieketen en bij eventuele besmetting is het verspreidingsrisico groter dan bij een gewoon leghennenbedrijf. De overtreding is mede het gevolg van de handelwijze van een medewerker van de broederij, waarvoor leghennen worden opgefokt op het bedrijf van betrokkene. Pluimveehouder blijft aansprakelijk voor de overtreding. |
Zaaknummer :
TPPE 57/2010
Betrokkene:
[bedrijfsnaam]
[naam betrokkene1]
[adres]
Datum:
25 januari 2011
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten (CBD) heeft opgemaakt onder nummer HYG1018, naar aanleiding van een op 30 augustus 2010 door een controleur van genoemde centrum gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 25 januari 2011 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting zijn verschenen de heer [naam betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan het [adres] (hierna: betrokkene) en de heer [naam], opfokbegeleider van broederij [naam]
Voorts is ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE.
Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Maximaal 14 dagen voorafgaand aan de overplaatsing op 24 december 2009 van 1.510 opfokleghennen uit hok 3 van het bedrijf (van het koppel van in totaal 17.234 opfokleghennen), heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van Salmonella. Dit is niet conform de verplichtingen als opgenomen in artikel 4, eerste lid, tweede lid, onder a., en tiende lid, van de Verordening juncto artikel 4, derde lid, van het Hygiënebesluit opfokleghennenbedrijven (PPE) 2007. Er is geen sprake van een ontheffing van bedoelde verplichting.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“Bij de overplaatsing van 1500 kuikens van de in totaal 55.000 leghennen die wij opfokken, is vooraf een onderzoekje vergeten. De heer [naam opfokbegeleider] werkt bij [naam] en die organiseert dit altijd heel zorgvuldig bij mij. De planning is altijd goed in orde. Als de nieuwe medewerker van de broederij even contact met [naam opfokbegeleider] had opgenomen, was dit allemaal goed gegaan. Dit koppel is daarna overigens nog wel op salmonella gecontroleerd, en negatief bevonden. In het contract met de broederij staat dat ik eindverantwoordelijke ben. In dit geval was het een nieuwe werkkracht bij de broederij die nog niet precies wist hoe het een en ander in zijn werk gaat. Daarom is het een keer misgegaan. Ik heb in totaal vier stallen, van 10.000 tot 17.000 opfokleghennen per stal.”
De heer [naam opfokbegeleider] bevestigt de gang van zaken, zoals verwoord door betrokkene en legt uit dat bij de broederij wordt gewerkt met een bewakingssysteem, waarbij dit soort onderzoeken altijd automatisch wordt ingepland en netjes gebeurt. De broederij werkt met een groot aantal opfokbedrijven, en deze verplaatsing had tot doel het aantal hennen op een ander opfokbedrijf aan te vullen. Bij een legsysteem zou dit niet werken, omdat de kuikens net uit een ei, anders behandeld moeten worden.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer] de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het nalaten van salmonellaonderzoek, voorafgaand aan overplaatsing van opfokleghennen.
Dit levert op:
Een overtreding van artikel 4, eerste lid, tweede lid, onder a., en tiende lid, van de Verordening juncto artikel 4, derde lid, van het Hygiënebesluit opfokleghennenbedrijven (PPE) 2007
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer HYG1018.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Omdat het een opfokleghennenbedrijf betreft, waar dieren worden gefokt, is extra alertheid geboden met betrekking tot de hygiënevoorschriften. Deze bedrijven zitten in het begin van de productieketen en bij eventuele besmetting is het verspreidingsrisico groter dan bij een gewoon leghennenbedrijf.
De overtreding is mede het gevolg van de handelwijze van een medewerker van de broederij, waarvoor leghennen worden opgefokt op het bedrijf van betrokkene. Dat neemt niet weg dat betrokkene zelf verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften, zoals hij ook zelf aangeeft in zijn verklaring ter zitting. Het Tuchtgerecht heeft de indruk gekregen dat betrokkene voor het overige geen onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft en dat de overtreding een incident is.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Beslissing:
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene met een capaciteit van 50.000 opfokleghennen een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, ing. J. Bazuin en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.