ECLI:NL:TNOKZUT:2011:YC0920 Kamer van toezicht Zutphen 2/2011

ECLI: ECLI:NL:TNOKZUT:2011:YC0920
Datum uitspraak: 08-12-2011
Datum publicatie: 19-12-2012
Zaaknummer(s): 2/2011
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht gegrond met schorsing als notaris
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:     Klachtonderdeel 4: onvoldoende voortvarend de nalatenschap afgewikkeld en klagers daarover onvoldoende actief geïnformeerd De Kamer is van oordeel dat het niet alleen aan de erfgenamen, maar zeker ook aan de notaris te wijten is dat de afwikkeling te lang, namelijk vijf jaren, heeft geduurd. Uit de stukken en het door de notaris opgestelde overzicht in zijn reactie op de klacht bij brief van 21 april 201 blijkt dat er verschillende periodes zijn geweest waarin de zaak zonder aanwijsbare redenen heeft stilgelegen. De notaris heeft zich in de voormelde periodes passief opgesteld, terwijl bij een boedel met ruziënde erfgenamen naar het oordeel van de Kamer juist een strakke regie en een tijdig ingrijpen door de notaris vereist is. Blijkens de reacties van klagers tijdens de mondelinge behandeling van de klacht, heeft hij hun onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij rechtsmaatregelen konden treffen om de vastgelopen zaak weer vlot te trekken. Voorts oordeelt de Kamer dat de notaris in de periodes waarin het dossier stillag, klagers onvoldoende heeft geïnformeerd over de stand van zaken. Daarnaast heeft hij, zoals hij ook toegeeft, niet altijd voortvarend gereageerd op verzoeken van klagers om te worden teruggebeld. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.       Hoewel op zichzelf beschouwd de onderhavige klacht een minder zware maatregel rechtvaardigt, maakt het feit dat deze klacht en de eerdere gegrondverklaarde klachten blijk geven van een patroon in de wijze waarop de notaris nalatenschappen afhandelt, dat de Kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken aangewezen acht.

KAMER VAN TOEZICHT

OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARIS­SEN TE ZUTPHEN

Klachtnummer:

Beslissing inzake de klacht van:

1.       [klager 1],

wonende te [woonplaats]

2.      [klager 2],

wonende te [woonplaats], en

3.    [klager 3],

wonende te [woonplaats]

klagers,

gemachtigde van klager 2 en 3:

[klager 1],

tegen

                                                                        [notaris],

notaris te [plaats],

gemachtigde: [advocaat],

advocaat te [plaats].

Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klagers en de notaris.

1.         Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht van 7 januari 2011 met bijlagen, aangevuld bij brief van 19 januari 2011 met bijlage;

-          de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klagers van 8 februari 2011 en de reactie daarop van klagers bij brief van 15 februari 2011 met bijlagen;

-          de reactie van de notaris met bijlagen van 21 april 2011;

-          de repliek van klagers van 19 mei 2011;

-          de dupliek van de notaris van 24 juni 2011;

-          de brief van klagers van 22 september 2011;

-          het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 13 oktober 2011.

2.         Vaststaande feiten

            De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen:

2.1              Klagers zijn de drie zoons van mevrouw [naam moeder] en de heer [naam vader]. Na het overlijden van de vader van klagers in 1976 is de moeder van klagers in 1996 hertrouwd met [erflater]. [erflater] had uit een eerder huwelijk zes kinderen (hierna ook: de kinderen [erflater]). De moeder van klagers is op 15 januari 2002 overleden. De afwikkeling van haar nalatenschap is in 2005 afgerond.

2.2              [erflater] is door de kantonrechter te Harderwijk bij beslissing van 21 februari 2002 onder bewind gesteld, waarbij het [oudste kind erflater], en [jongste kind erflater], tot bewindvoerders zijn benoemd. Feitelijk werd de bewindvoering uitgevoerd door [oudste kind erflater].

2.3              In de periode tussen 2003 en 2006 heeft de kantonrechter te Alphen aan den Rijn elk jaar de bewindvoerders van [erflater] gemachtigd tot het doen van een schenking uit het vermogen van [erflater] aan elk van zijn zes kinderen.

2.4              [erflater] is op 23 juni 2006 overleden. De notaris is als boedelnotaris belast met de afwikkeling van de nalatenschap.

2.5              Erflater had laatstelijk beschikt over zijn nalatenschap bij testament van 26 juli 1996, verleden voor de notaris. In dit testament zijn de [klagers] en de kinderen [erflater] tot zijn erfgenamen benoemd voor zodanige delen dat ieder van hen per saldo uit zijn nalatenschap tezamen met de verkrijging uit de nalatenschap van de moeder van klagers een gelijk deel zou ontvangen.

2.6              Bij brief van 15 september 2006 heeft [kandidaat-notaris], destijds als kandidaat-notaris en sinds 2007 als notaris verbonden aan het kantoor, klagers bericht dat bij optelling van beide nalatenschappen en deling van dit saldo door negen een bedrag resulteert dat lager is dan het bedrag dat reeds was uitgekeerd uit de nalatenschap van moeder, hetgeen betekent dat de [klagers] geen rechten meer kunnen doen gelden in de nalatenschap van erflater.

In reactie hierop heeft [klager 1] mede namens zijn broers bij brief van 18 september 2006 de notaris gevraagd om meer informatie over het verloop van het vermogen van erflater in de periode na het overlijden van moeder.

2.7              De notaris heeft bij brief van 19 januari 2007 aan [oudste kind erflater] gevraagd om hem de kopieën van haar jaarlijkse verantwoording aan de kantonrechter als bewindvoerder over het vermogen van erflater toe te sturen. Bij brief van 31 januari 2007 heeft de notaris aan de [klagers] bericht dat hij nog in afwachting was van een aantal stukken.

2.8              [klager 1] heeft de notaris bij brief van 1 maart 2007 meegedeeld dat hem uit informatie van het kantongerecht te Alphen aan den Rijn was gebleken dat gedurende de periode waarin erflater onder bewind stond, diverse schenkingen hebben plaatsgevonden uit diens vermogen. Hij heeft hieraan toegevoegd dat dit gevolgen heeft voor de berekening in voormelde brief van 15 september 2006. Aan de notaris heeft hij verzocht om deze nieuwe gegevens aan de kinderen [erflater] voor te leggen en te verzoeken om nadere informatie hierover.

2.9              De notaris heeft op 10 mei en 22 augustus 2007 een gesprek gevoerd met [oudste kind erflater] naar aanleiding van het verzoek van de [klagers] om nadere informatie over de schenkingen. [oudste kind erflater] wilde deze informatie niet geven voordat zij wist of de schenkingen moesten worden ingebracht in de nalatenschap. Na het tweede gesprek, waarbij ook een met [oudste kind erflater] bevriende oud-rechter aanwezig was, heeft zij begin september 2007 toestemming gegeven aan de notaris om de correspondentie over de schenkingen en de door haar bij de kantonrechter ingediende rekeningen annex verantwoordingen naar de [klagers] te zenden. Bij brief van 25 september 2007 heeft de notaris dit gedaan.

2.10          De notaris heeft bij brief van 12 november 2007 de [klagers] kopieën gezonden van de bankafschriften van erflater vanaf het moment dat diens vermogen onder bewind was gesteld. Meegezonden is een brief van [oudste kind erflater] d.d. 1 november 2007, waarin zij de afschriften onder protest en alleen vanwege het advies van de notaris verstrekt. [klager 1] heeft naar aanleiding van de ontvangen bankafschriften in een brief van 18 november 2007 een aantal vragen gesteld, welke de notaris bij brief van 3 januari 2008 heeft doorgestuurd naar [oudste kind erflater]. Zij heeft in haar brief van 21 januari 2008 aan [klager 1] geantwoord en daarbij gedetailleerdere inlichtingen verstrekt over de vier schenkingen.

2.11          De notaris heeft bij brief van 25 april 2009 de erfgenamen een kopie van de successie-aangifte toegezonden. Op basis van de aangifte zou geen successierecht verschuldigd zijn. Voorts is in deze brief vermeld dat de [klagers] zich op het standpunt stelden dat de uitvaartkosten volledig voor rekening van de kinderen [erflater] moesten komen, omdat de [klagers] niet door de kinderen [erflater] waren ingelicht over het overlijden van erflater en zij ook op geen enkele wijze betrokken waren geweest bij de uitvaart. Bovendien zijn door de kinderen [erflater] onnodige kosten voor een graf voor erflater gemaakt. Na het overlijden van de moeder van de [klagers] was namelijk een tweepersoons graf gekocht vanwege de wens van hun moeder en [erflater] om in één graf te worden begraven.

2.12          In zijn brief van 9 juni 2009 heeft de notaris aan de kinderen [erflater] gevraagd om hun standpunt met betrekking tot de kosten van de uitvaart. Hij heeft in deze brief tevens [oudste kind erflater] verzocht om aan hem op te geven welk bedrag als nalatenschap onder haar berust.

2.13          Bij brief van 17 februari 2011 heeft de notaris aan [oudste kind erflater] verzocht om zijn brief van 9 juni 2009 te beantwoorden, zodat hij de nalatenschap kon gaan afwikkelen. Bij brief van 29 juli 2011 heeft de notaris [oudste kind erflater] dringend verzocht om door te geven welk bedrag van de nalatenschap onder haar berustte en het betreffende bedrag naar zijn derdengeldenrekening over te maken. Hij heeft haar erop gewezen dat mede door het uitblijven van haar antwoord een klacht tegen hem was ingediend. 

2.14          De [klagers] hebben hun standpunt over de uitvaartkosten herzien.

2.15          Rond 31 augustus 2011 zijn de gelden door de notaris naar alle erfgenamen overgemaakt en is de nalatenschap afgewikkeld.

3.         De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer

3.1              De klacht van klagers valt uiteen in acht onderdelen.

Klachtonderdeel 1: klagers onder druk gezet om af te zien van erfdeel

De notaris heeft in zijn brief van 15 september 2006 getracht de [klagers] onder druk te zetten om van hun erfdeel af te zien, omdat er sprake zou zijn van een onevenredige verdeling van de nalatenschap van de moeder van de [klagers], waardoor de [klagers] in de nalatenschap van erflater geen rechten meer konden doen gelden.

Klachtonderdeel 2: kantonrechter onjuist en onvolledig geïnformeerd

In de periode tussen 2003 en 2006 heeft de notaris in het namens [oudste kind erflater] bij de kantonrechter ingediende verzoek om toestemming voor schenkingen uit het vermogen van erflater onjuiste en onvolledige informatie verstrekt. Hij heeft alleen vermeld dat uit het tweede huwelijk van erflater geen kinderen waren geboren, terwijl in 1996 door hem testamenten van de moeder van klagers en erflater zijn gepasseerd waarin was bepaald dat bij de afhandeling van hun nalatenschappen alle [klagers] en [erflater] als gelijkwaardig erfgenaam zouden worden aangemerkt. Door niet te vermelden dat er kinderen uit een eerder huwelijk zijn die als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, heeft hij in het nadeel van de [klagers] gehandeld.  

Klachtonderdeel 3: klagers niet ingelicht over de schenkingen

De notaris heeft in de periode 2003 tot 2006  ten onrechte de [klagers] niet geïnformeerd over de schenkingen.

Klachtonderdeel 4: onvoldoende voortvarend de nalatenschap afgewikkeld en klagers daarover onvoldoende actief geïnformeerd

Erflater is medio 2006 overleden en de nalatenschap is pas medio 2011, onder druk van de klachtprocedure, afgewikkeld. De notaris heeft zich passief opgesteld, waardoor de afwikkeling onnodig lang heeft geduurd. Op het moment dat de notaris werd opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klacht, was hij wel in staat om de nalatenschap alsnog vlot af te wikkelen. Hij heeft klagers minimaal geïnformeerd over de voortgang en vrijwel altijd alleen in reactie op een brief of telefonisch contact van klagers. Op het moment van indiening van de klacht hadden klagers al sinds juli 2009 niet meer van de notaris vernomen over de stand van zaken. Klagers zijn vele malen niet teruggebeld door de notaris.

Klachtonderdeel 5: informatie achtergehouden en schoksgewijs geïnformeerd

De notaris hield bewust en stelselmatig voor klagers informatie achter en gaf deze vervolgens schoksgewijs, waardoor bij klagers telkens een onvolledig en onjuist beeld over de situatie bestond.

Klachtonderdeel 6: successieaangifte niet gecontroleerd

De notaris heeft successieaangifte gedaan zonder de daarin vermelde gegevens op hun juistheid en volledigheid te controleren. Evenmin heeft hij de werkelijk resterende gelden van de nalatenschap geverifieerd.

Klachtonderdeel 7: gelden van de nalatenschap niet veiliggesteld op de derdengeldenrekening

De notaris had er in een vroeg stadium voor moeten zorgen dat de gelden van de nalatenschap, ter veiligstelling ervan, van de privé-rekening van [oudste kind erflater] naar een derdengeldenrekening van de notaris werden overgeboekt. Pas drie jaar na overlijden van erflater kwam [klager 1] erachter dat de gelden door [oudste kind erflater] waren overgeboekt van een ervenrekening van de ING bank naar haar eigen privé-rekening. De notaris heeft klagers hierover ook nooit uit zichzelf ingelicht.

Klachtonderdeel 8: partijdig gehandeld en daarmee de belangen van klagers bewust geschaad

De notaris wist dat erflater wilde dat zijn eigen kinderen en de [klagers] als gelijkwaardige erfgenamen zouden worden behandeld. Alleen door de schenkingen aan de kinderen [erflater] in te brengen in de nalatenschap, krijgt elke erfgenaam een gelijk deel van de nalatenschap. Desondanks heeft de notaris geen rekening gehouden met de schenkingen. De notaris gaf van zijn onjuiste stellingname voor het eerst blijk in de brief van 15 september 2006. Hij heeft hiermee klagers bewust in een nadelige positie gebracht ten opzichte van de kinderen [erflater]. Nadat klagers de notaris hiermee hadden geconfronteerd, heeft hij geen maatregelen genomen om de ontstane scheve situatie recht te trekken.

3.2       De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

4.         De beoordeling van de klacht

Klachtonderdeel 1: klagers onder druk gezet om af te zien van erfdeel

4.1              Klagers klagen erover dat zij in de brief van de notaris van 15 september 2006 onder druk zijn gezet om af te zien van hun erfdeel in de nalatenschap van erflater.

In artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.

Klagers zijn langer dan drie jaar op de hoogte van de brief en kunnen derhalve niet worden ontvangen in dit klachtonderdeel.

Overigens heeft de notaris aangevoerd dat de brief niet door hem, maar door zijn kantoorgenote [kantoorgenoot] was geschreven. Dit betekent dat het klachtonderdeel ook tegen de verkeerde persoon is gericht.

Klachtonderdeel 2: kantonrechter onjuist en onvolledig geïnformeerd

4.2              Ook het tweede klachtonderdeel over het informeren van de kantonrechter over voorgenomen schenkingen uit het onder bewind gestelde vermogen van erflater aan de kinderen [erflater] in de periode van 2003 tot 2006 is te laat ingediend. Uit de stukken blijkt dat klagers begin 2007 door de griffie van het kantongerecht te Alphen aan den Rijn op de hoogte zijn gesteld van de schenkingen en de verzoeken om goedkeuring aan de kantonrechter. Klagers zijn derhalve langer dan drie jaar hiervan op de hoogte en kunnen niet worden ontvangen in dit klachtonderdeel.

Overigens heeft niet de notaris, maar [kantoorgenoot] meegewerkt aan de schenkingen door in 2003 en in 2004 een verzoekschrift namens de bewindvoerder op te stellen. Dit klachtonderdeel is derhalve niet alleen te laat, maar ook tegen de verkeerde persoon ingediend en dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Klachtonderdeel 3: klagers niet ingelicht over de schenkingen

4.3              Dit klachtonderdeel is evenmin tijdig ingediend. Klagers waren begin 2007 op de hoogte van de gedane schenkingen en hadden vanaf dat moment gedurende drie jaar een klacht kunnen indienen.

Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel 4: onvoldoende voortvarend de nalatenschap afgewikkeld en klagers daarover onvoldoende actief geïnformeerd

4.4              De notaris heeft het volgende ten verwere aangevoerd.

Hoewel hij zich in het jaar 2010 actiever had kunnen opstellen, is de lange duur van de afwikkeling van de nalatenschap met name te wijten aan de conflicten tussen de [klagers] enerzijds en de kinderen [erflater] anderzijds en later ook tussen de kinderen [erflater] onderling, alsmede aan het gebrek aan medewerking door bewindvoerder en oudste dochter [oudste kind erflater]. Zo wilden de kinderen [erflater] een tijd lang geen informatie over de schenkingen verstrekken omdat zij twijfelden aan de juistheid van de opvatting van de notaris dat deze ingebracht dienden te worden. In een later stadium ontstond een conflict omdat de [klagers] weigerden om mee te betalen aan de uitvaartkosten. Bovendien reageerde [oudste kind erflater] niet op verzoeken van de notaris om voor de afwikkeling benodigde informatie.

De notaris heeft in telefoongesprekken aan de erfgenamen uitgelegd dat hij niet verder kon door de conflicten en het gebrek aan medewerking van [oudste kind erflater]. Hij heeft eraan toegevoegd dat hij geen machtsmiddel heeft, maar dat de [klagers] een gerechtelijke procedure konden starten. Zij hebben dit echter niet gedaan.

De notaris heeft erkend dat hij in het jaar 2010 onvoldoende heeft ondernomen om tot afronding van de nalatenschap te komen. Dit hing samen met de lastige positie waarin het kantoor zich in dat jaar bevond vanwege de financieel-economische crisis. Bovendien werd de enige kandidaat-notaris langdurig ziek.

De notaris heeft betwist dat hij onvoldoende informatie heeft verstrekt. Wel heeft hij toegegeven dat hij niet altijd voortvarend genoeg heeft gereageerd op verzoeken van klagers om te worden teruggebeld.

4.5              De Kamer is van oordeel dat het niet alleen aan de erfgenamen, maar zeker ook aan de notaris te wijten is dat de afwikkeling te lang, namelijk vijf jaren, heeft geduurd.

Uit de stukken en het door de notaris opgestelde overzicht in zijn reactie op de klacht bij brief van 21 april 201 blijkt dat er verschillende periodes zijn geweest waarin de zaak zonder aanwijsbare redenen heeft stilgelegen.

Nadat in het najaar 2007 de kinderen [erflater] uiteindelijk toch nog de informatie over de schenkingen aan de [klagers] hadden verschaft, blijkt uit het dossier van geen enkele actie om tot afwikkeling te komen, totdat de notaris in het voorjaar 2009 de successieaangifte rondstuurt en aan de kinderen [erflater] meedeelt dat en uitlegt waarom de [klagers] niet willen dat de uitvaartkosten ten laste van de nalatenschap komen. Daarna valt het weer stil tot begin 2011, nadat de klacht was ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht bleek dat de [klagers] al in het najaar van 2010 hun weigering ten aanzien van de uitvaartkosten hadden laten varen. Dit was voor de notaris geen aanleiding om de afwikkeling te hervatten, totdat de klacht werd ingediend in januari 2011. De notaris heeft erkend dat hij in het jaar 2010 onvoldoende actief is geweest en de daarvoor aangedragen redenen dienen voor zijn rekening te komen.

4.6              De notaris heeft zich in de voormelde periodes passief opgesteld, terwijl bij een boedel met ruziënde erfgenamen naar het oordeel van de Kamer juist een strakke regie en een tijdig ingrijpen door de notaris vereist is.

Blijkens de reacties van klagers tijdens de mondelinge behandeling van de klacht, heeft hij hun onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij rechtsmaatregelen konden treffen om de vastgelopen zaak weer vlot te trekken.

4.7              Voorts oordeelt de Kamer dat de notaris in de periodes waarin het dossier stillag, klagers onvoldoende heeft geïnformeerd over de stand van zaken. Daarnaast heeft hij, zoals hij ook toegeeft, niet altijd voortvarend gereageerd op verzoeken van klagers om te worden teruggebeld. Uit het feit dat zij hem herhaaldelijk telefonisch benaderden met verzoeken om informatie over de voortgang, blijkt overigens eveneens dat hij klagers uit eigen beweging te weinig op de hoogte hield.

Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.  

Klachtonderdeel 5: informatie achterhouden en schoksgewijs informeren

4.8              De Kamer acht het niet aannemelijk dat de notaris bewust informatie voor klagers heeft achtergehouden die hij op door hem bepaalde momenten schoksgewijs alsnog aan klagers heeft verstrekt.

De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de schenkingen toen in 2006 de zaak bij het kantoor binnenkwam. De notaris was in 2003 en 2004 niet zelf bij de schenkingen betrokken geweest. Op het kantoor waren de twee latere schenkingen in het geheel niet bekend.

Verder kan het de notaris niet worden aangerekend dat hij gedurende de afhandeling schoksgewijs met bepaalde informatie kwam, omdat hij voor het verkrijgen van die informatie afhankelijk was van (de medewerking van) anderen. Zoals de Kamer al onder 4.7 heeft overwogen, had de notaris er wel beter aan gedaan om klagers tussentijds mee te delen dat hij nog niet over de gevraagde informatie beschikte.

Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 6: successieaangifte niet gecontroleerd

4.9              De notaris heeft aangevoerd dat klagers hem vanwege de conflicten met de kinderen [erflater] niet hadden gemachtigd tot het doen van de successieaangifte. Hij heeft na diverse aanmaningen van de fiscus besloten, ter voorkoming van verdere problemen voor de erfgenamen en uit praktische overwegingen, zelf de aangifte in te dienen op basis van de gegevens waarover hij beschikte.

De inspecteur beoordeelt of er successierechten verschuldigd zijn op basis van de financiële gegevens per overlijdensdatum. Deze gegevens waren de notaris bekend en op basis daarvan waren geen successierechten verschuldigd, hetgeen ook door de fiscus is bevestigd.

4.10          De Kamer is met de notaris van oordeel dat hij in dezen niet klachtwaardig heeft gehandeld. De aangifte was correct. Voor de fiscus is het werkelijk resterende bedrag niet relevant, omdat de beoordeling plaatsvindt op basis van de financiële gegevens op het moment van overlijden. Civielrechtelijk valt zijn handelen wellicht als zaakwaarneming aan te merken en te billijken.

Dit klachtonderdeel treft geen doel.

Klachtonderdeel 7: gelden van de nalatenschap niet veilig gesteld op de derdengeldenrekening

4.11          Ten aanzien van dit klachtonderdeel zij vooropgesteld, dat het niet verplicht is dat de gelden van een nalatenschap op een derdengeldenrekening van de notaris worden gestort. Afwikkelingen kunnen ook plaatsvinden via een geblokkeerde ervenrekening. Uit het verweer van de notaris blijkt dat vlak na overlijden van erflater de gelden ook op een geblokkeerde ervenrekening van de ING Bank hebben gestaan. Kennelijk heeft [oudste kind erflater] deze gelden door de bank kunnen laten overhevelen naar haar privé-rekening, zonder dat een verklaring van erfrecht was afgegeven. Hiervoor is de notaris niet verantwoordelijk te stellen.

Gelet op het feit dat er conflicten waren, heeft de notaris terecht aan [oudste kind erflater] verzocht om de gelden over te boeken naar zijn derdengeldenrekening toen hij erachter kwam dat de ervenrekening was leeggemaakt. Het valt hem niet aan te rekenen dat [oudste kind erflater] lang heeft geweigerd hieraan gevolg te geven. Evenmin kan hem worden verweten dat hij dit tegenover klagers heeft verzwegen. Klagers beschikten immers al vanaf 12 november 2007 over de bankafschriften, waaruit bleek dat de gelden op de privé-rekening van [oudste kind erflater] stonden.  

Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 8: partijdig gehandeld en daarmee de belangen van klagers bewust geschaad

4.12          De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht meegedeeld dat hij op het moment dat hij als boedelnotaris begon, geen weet had van de tijdens het bewind gedane schenkingen. Hij had daar indertijd geen bemoeienis mee gehad.

De eerste brief aan klagers van 15 september 2006 is door [kantoorgenoot] in haast opgesteld, waardoor de schenkingen waarbij het kantoor betrokken was geweest over het hoofd zijn gezien. Om die reden is inbreng van schenkingen niet in de brief opgenomen.

Nadat klagers de notaris op de schenkingen hadden gewezen, heeft hij diverse gesprekken gevoerd met [oudste kind erflater] over inbreng van de schenkingen. Na het gesprek op 22 augustus 2007, waarbij zij een bevriend oud-rechter voor advies had meegebracht, heeft zij toegegeven dat de schenkingen moesten worden ingebracht. Uiteindelijk hebben de kinderen [erflater] de schenkingen inderdaad in de nalatenschap ingebracht.

4.13          De Kamer acht het aannemelijk dat de notaris niet op de hoogte was van de schenkingen toen de eerste brief van 15 september 2006 werd geschreven.

Uit het verweer van de notaris blijkt voorts dat nadat hij door klagers op de hoogte was gesteld van de schenkingen, hij druk op de kinderen [erflater] heeft uitgeoefend om informatie te verschaffen over de schenkingen en tevens in diverse gesprekken heeft geprobeerd hen te overtuigen van de plicht, die zij naar zijn mening hadden om de schenkingen in te brengen. Ook uit de brief van [oudste kind erflater] van 1 november 2007 blijkt dat de notaris haar had geadviseerd om inzicht te geven in de bankafschriften van erflater tijdens diens onderbewindstelling. Van enige partijdigheid ten nadele van klagers is de Kamer dan ook niet gebleken. Benadeling van klagers heeft evenmin plaatsgevonden, nu de schenkingen bij de afwikkeling ook daadwerkelijk zijn ingebracht, waardoor de [klagers] daarin hebben kunnen meedelen.

Het klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld.

Conclusie

4.14          Conclusie dient derhalve te zijn dat klachtonderdelen 1, 2 en 3 niet-ontvankelijk zijn, klachtonderdeel 4 gegrond is en de overige klachtonderdelen ongegrond.

De Kamer is van oordeel dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap ernstig in gebreke is gebleven en dat hij in zoverre heeft gehandeld in afwijking van hetgeen in zijn ambt betaamt. De geconstateerde onzorgvuldigheid is dusdanig ernstig dat ter zake daarvan een maatregel dient te worden opgelegd. Voor de beoordeling van de verwijtbaarheid acht de Kamer van belang dat eerder klachten gegrond zijn verklaard over de trage afwikkelingen van nalatenschappen en onvoldoende communicatie over de voortgang.  

De Kamer heeft in 2000 aan de notaris een berisping in de zin van de Wet op het notarisambt 1842 (hetgeen overeenkomt met de maatregel van waarschuwing volgens de huidige Wna) opgelegd omdat hij brieven van klager niet dan wel veel te laat had beantwoord. In 2001 heeft de Kamer de notaris een berisping opgelegd vanwege het feit dat hij gedurende een aantal jaren geen actie had ondernomen tot afwikkeling van een nalatenschap en diverse toezeggingen had gedaan zonder die na te komen. De Kamer heeft in 2005 geconstateerd dat de notaris stelselmatig niet had gereageerd op diverse brieven en telefonische verzoeken om terug te bellen en zijn belofte om binnen een bepaalde termijn alsnog te reageren niet was nagekomen. Op 14 juli 2011 heeft de Kamer in een klachtzaak onder meer geoordeeld dat de notaris geen actie had ondernomen om tot afwikkeling van een nalatenschap te komen en daarover gebrekkig had gecommuniceerd. Zij heeft onder meer ter zake hiervan de maatregel van twee maanden schorsing in de uitoefening van het ambt opgelegd. Het tegen deze beslissing door de notaris ingesteld hoger beroep loopt nog.

Hoewel op zichzelf beschouwd de onderhavige klacht een minder zware maatregel rechtvaardigt, maakt het feit dat deze klacht en de eerdere gegrondverklaarde klachten blijk geven van een patroon in de wijze waarop de notaris nalatenschappen afhandelt, dat de Kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken aangewezen acht. De Kamer heeft daarbij getracht het totaal van de beide sancties te benaderen, dat zij ineens zou hebben opgelegd als beide in 2011 beoordeelde klachten haar tegelijkertijd waren voorgelegd.

4.15          Zodra de beslissing onherroepelijk is geworden, zal de Kamer aan de notaris bij aangetekende brief de datum meedelen waarop de maatregel van kracht wordt.

4.16          Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing worden gelaten.

4.17          Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.         De beslissing

            De Kamer:

verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3  niet-ontvankelijk;

verklaart klachtonderdeel 4 gegrond;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee weken op.

Aldus gegeven door mr. G. Vrieze, plaatsvervangend voorzitter, mr. V. Oostra, mr. M.C.J. Heessels, mr. E.J. Oostrik en mr. A.S. Hansma, leden, zulks in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2011.

            secretaris                                             voorzitter

Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.