ECLI:NL:TNOKZUT:2011:YC0674 Kamer van toezicht Zutphen 10-2010

ECLI: ECLI:NL:TNOKZUT:2011:YC0674
Datum uitspraak: 01-09-2011
Datum publicatie: 09-09-2011
Zaaknummer(s): 10-2010
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: omschrijving klacht: het onzorgvuldig handelen van de kandidaat-notaris, door zonder zich voldoende te vergewissen van de handelings- en wilsbekwaamheid van erflaatster medewerking te verlenen aan de wijziging van het testament en zich te laten benoemen tot executeur van de nalatenschap van erflaatster.   oordeel: De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris dienaangaande op onvoldoende zorgvuldige wijze heeft gehandeld. Er zijn belangrijke wijzigingen in het testament opgenomen. Gelet hierop diende de kandidaat-notaris een hogere mate van zorgvuldigheid te betrachten dan wanneer slechts sprake was van een geringe wijziging, en diende zij te onderzoeken of erflaatster in staat was tot een redelijke waardering terzake. Bij het passeren van het testament was geen notariële getuige aanwezig. Voorts zat tussen de bespreking aangaande de wijzigingen in het testament en de ondertekening van het testament een kort tijdsbestek. Gelet op de hoge leeftijd en de gesteldheid van erflaatster had het op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om bij het tweede bezoek te verifiëren of erflaatster nog steeds de wil had om de eerster besproken wijzigingen in het testament op te nemen, en om een verslag op te stellen van hetgeen besproken was. Door dit na te laten heeft de kandidaat-notaris op onvoldoende zorgvuldige wijze de wilsbekwaamheid van erflaatster beoordeeld. Klacht gegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN

EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN

Klachtnummer:

Tussenbeslissing inzake de klacht van:

                                                                       [klager],

                                                                       wonende te [woonplaats],

                                                                       klaagster,

                                                                       tegen

[notaris]

                                                                       kandidaat-notaris te [plaats].

Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klaagster en de kandidaat-notaris.

1.                  Het verloop  van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht van 17 juni 2010 met bijlagen;

-          de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht (hierna: de Kamer) aan klaagster van 1 juli 2010;

-          de reactie van de kandidaat-notaris van 7 september 2010 met bijlage;

-          de repliek van klaagster van 27 september 2010;

-          de dupliek van de kandidaat-notaris van 27 oktober 2010;

-          het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 27 januari 2011;

-          de brief van de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer aan de kandidaat-notaris van 17 februari 2011;

-          de brief van de kandidaat-notaris aan de Kamer van 18 februari 2011.

2.         Vaststaande feiten

            De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen.

2.1              Klaagster is tot 15 september 2006 werkzaam geweest ten kantore van de kandidaat-notaris.

2.2              Vanuit haar werksituatie is klaagster in contact gekomen met [naam erflaatster] (hierna: erflaatster), die klaagster in november 1997 heeft verzocht haar financiële belangen te behartigen. Tevens heeft erflaatster klaagster benoemd tot executeur van haar nalatenschap bij uiterste wilsbeschikking van 6 november 1997.

2.3              Op 29 oktober 1997 heeft erflaatster een verklaring ondertekend waarin staat dat het haar uitdrukkelijke wens is dat in geval van haar afwezigheid door ziekte, anderszins of bij haar overlijden, haar kamer niet mag worden betreden door wie dan ook, met uitzondering van klaagster.

2.4              Tussen 1997 en november 2009 bezocht klaagster erflaatster op haar verzoek minimaal twee keer per jaar in haar hoedanigheid van vertrouwenspersoon en in privétijd.

2.5              Op 13 februari 2010 is erflaatster vanwege een verslechterde conditie opgenomen in [ziekenhuis].

2.6              Op 17 februari 2010 heeft de stiefdochter van erflaatster, [naam stiefdochter], telefonisch contact opgenomen met de kandidaat-notaris en haar medegedeeld dat erflaatster haar had verzocht contact met een notaris op te nemen omdat zij graag een notaris wilde spreken.

2.7              De kandidaat-notaris heeft op 17 februari 2010 aan het begin van de middag erflaatster in het ziekenhuis bezocht. Naar aanleiding van het gesprek dat de kandidaat-notaris had met erflaatster heeft zij een concepttestament opgesteld. De kandidaat-notaris is op 17 februari 2010 aan het eind van de middag met het concepttestament naar erflaatster in het ziekenhuis gegaan en erflaatster heeft toen dat testament ondertekend.

2.8              Na enkele weken in het [Ziekenhuis] te hebben verbleven is erflaatster overgebracht naar het [verpleeghuis], waar ze heeft verbleven tot 10 maart 2010. Later is zij overgebracht naar [verpleeghuis2] te [plaats].

2.9              Op 5 juni 2010 is erflaatster in laatstgenoemd verpleeghuis overleden op 92-jarige leeftijd.

2.10          Op 7 juni 2010 heeft [stiefdochter] de kandidaat-notaris telefonisch bericht dat erflaatster was overleden. De kandidaat-notaris heeft vervolgens met [medewerker uitvaartonderneming] de uitvaart van erflaatster geregeld. De concrete invulling van daarvan heeft zij overgelaten aan [stiefdochter].

2.11          Bij brief van 8 juni 2010 heeft de kandidaat-notaris aan klaagster onder meer medegedeeld dat erflaatster was overleden en dat erflaatster de kandidaat-notaris tot executeur van haar nalatenschap had benoemd.

3.                  De klacht en de gronden waarop deze berust

3.1              De klacht houdt in dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder zich voldoende te vergewissen van de handelings- en wilsbekwaamheid van erflaatster medewerking te verlenen aan de wijziging van het testament en zich te laten benoemen tot executeur van de nalatenschap van erflaatster. De kandidaat-notaris heeft het door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) vastgestelde Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid onvoldoende in acht genomen. Gezien de leeftijd en de lichamelijke en psychische situatie van erflaatster ten tijde van het bezoek van de kandidaat-notaris aan erflaatster alsmede gelet op de voorgeschiedenis en op de omstandigheid dat een derde

–  [stiefdochter]– contact zocht met de kandidaat-notaris en om dat bezoek vroeg, hadden bij de kandidaat-notaris gerede twijfels moeten ontstaan over de weloverwogenheid van het verzoek van erflaatster. Ook heeft de kandidaat-notaris als executeur van de nalatenschap van erflaatster de meeste, zorgvuldig overwogen en geformuleerde wensen van erflaatster genegeerd.

3.2               De verweren van de kandidaat-notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

4.         De beoordeling

            Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klaagster

4.1              De kandidaat-notaris heeft gesteld dat klaagster geen belanghebbende is in deze kwestie. De Kamer deelt dit oordeel van de kandidaat-notaris niet. Onweersproken is dat klaagster sinds 1997 betrokken is bij erflaatster, haar als vertrouwenspersoon minimaal twee maal per jaar bezocht en tijdens die bezoeken met erflaatster onder meer de wensen met betrekking tot haar uitvaart besprak. Tevens is klaagster gedurende dertien jaar tot executeur benoemd geweest en heeft erflaatster klaagster gemachtigd om betalingen te doen van haar bankrekening.

Gelet op haar rol als belangenbehartiger van erflaatster en bij gebreke van andere direct betrokkenen is de Kamer van oordeel dat klaagster ook gezien de omstandigheid dat zij als enige goed geïnformeerd was ten aanzien van de uiterste wilsbeschikking van erflaatster als belanghebbende moet worden beschouwd. Zij is dan ook ontvankelijk in haar klacht.

Ten aanzien van de klacht

4.2              Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kandidaat-notaris toegezegd dat zij een kopie van het laatste testament van erflaatster inclusief de aantekeningen en handtekening van erflaatster en een kopie van de verklaring van executele aan de Kamer zou toezenden. In haar brief van

18 februari 2011 heeft de kandidaat-notaris de Kamer vervolgens medegedeeld dat zij onder druk van de omstandigheden ter zitting die toezegging heeft gedaan en dat zij gelet op haar geheimhoudingsplicht het verzoek van de Kamer om de inhoud van het testament integraal aan de Kamer bekend te maken, niet kan honoreren.   

Naar het oordeel van de Kamer dient voor de beoordeling van de klacht bekend te zijn wat de wijzigingen zijn in het laatste testament ten opzichte van het herroepen testament. De Kamer acht deze informatie van belang gezien de mededeling van de kandidaat-notaris dat de wijzigingen inhouden de toevoeging van een rechtspersoon als erfgenaam en de aanwijzing van de kandidaat-notaris als executeur-testamentair. Voor een oordeel omtrent de vraag of de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij haar medewerking aan de wijziging van het testament dient de Kamer te weten of de toegevoegde erfgenaam een natuurlijk persoon of een rechtspersoon is. De kandidaat-notaris beroept zich weliswaar terecht op haar geheimhoudingsplicht daar waar zij weigert klaagster inzage te geven in het laatste testament, maar die plicht mag niet tot gevolg hebben dat eventuele fouten van de kandidaat-notaris worden gemaskeerd. Om te kunnen beoordelen of daarvan sprake is zal een onafhankelijk persoon die eveneens de geheimhoudingsplicht dient na te leven, inzage moeten verkrijgen. De Kamer zal dan ook bepalen dat de voorzitter van de Ring Zutphen in het arrondissement Zutphen, mr. E. Feijen, tot deskundige zal worden benoemd, dat de kandidaat-notaris de deskundige inzage zal geven in het laatste testament en het herroepen testament van erflaatster en dat de deskundige de door de Kamer in het dictum te stellen vraag op grond van de inhoud van voormelde testamenten, zal beantwoorden.

4.3       De kandidaat-notaris heeft zich alleen ten aanzien van het testament en niet ten aanzien van de verklaring van executele beroepen op haar plicht tot geheimhouding. Omdat de verklaring van executele in beginsel bedoeld is voor de executeur-testamentair om zich te kunnen legitimeren als zijnde bevoegd om de nalatenschap af te wikkelen, gaat de Kamer ervan uit dat de geheimhouding zich niet hierover uitstrekt. De Kamer zal de kandidaat-notaris alsnog opdragen een kopie hiervan te overleggen.  

4.4       Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.         De beslissing

            De Kamer:

5.1       beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:

betreffen de wijzigingen in het testament ten opzichte van het eerdere testament van

6 november 1997 een wijziging van de persoon van de executeur-testamentair en de toevoeging van een rechtspersoon als erfgenaam?

5.2       benoemt tot deskundige mr. E. Feijen, voorzitter van de Ring Zutphen in het arrondissement Zutphen;

5.3       bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beslissing aan de deskundige zal toezenden;

5.4       verzoekt de deskundige een schriftelijk verslag toe te zenden aan de Kamer vóór 20 mei 2011;

5.5       bepaalt dat de kandidaat-notaris binnen drie weken na heden aan de deskundige inzage verleent in het laatste testament en het herroepen testament van erflaatster;

5.6       draagt de kandidaat-notaris op om binnen drie weken na heden een kopie van de verklaring van executele aan de Kamer te overleggen;

5.7       houdt iedere verdere beslissing aan.

            Aldus gegeven door mr. C.M.J. Peters, plaatsvervangend voorzitter, mr. E.J.Oostrik, mr. A.S. Hansma en mr. V. Oostra, leden, en mr. M.C.J. Heessels, plaatsvervangend lid, zulks in tegenwoordigheid van mr. M.S. Arnoldus als plaatsvervangend secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2011.

secretaris                                                        voorzitter

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN

EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN

Klachtnummer:

Beslissing inzake de klacht van:

                                                                       [klaagster],

                                                                       wonende te [woonplaats],

                                                                       klaagster,

                                                                       tegen

[notaris] ,

                                                                       kandidaat-notaris te [plaats].

Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klaagster en de kandidaat-notaris.

1.                  Het verloop  van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de tussenbeslissing van 31 maart 2011;

-          de brief met bijlagen van klaagster van 30 maart 2011, bij de Kamer binnengekomen op 1 april 2011;

-          de brief van de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer (mr. G. Vrieze) aan klaagster van 14 april 2011;

-           de brief van de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer aan de Ringvoorzitter, mr. Feijen, van 26 april 2011;

-          de brief met bijlage van de kandidaat-notaris van 29 april 2011;

-          het schriftelijk verslag van mr. E. Feijen van 5 mei 2011;

-          de brieven met bijlagen van de secretaris van de Kamer aan klaagster en aan de kandidaat-notaris van 26 mei 2011;

-          de reactie van klaagster van 9 juni 2011;

-          de brief met bijlage van de plaatsvervangend secretaris van de Kamer aan de kandidaat-notaris van 15 juni 2011;

-          de reactie van de kandidaat-notaris van 26 juli 2011.

2.         De verdere beoordeling van de klacht

2.1       In voormelde brief van 26 juli 2011 heeft de kandidaat-notaris ter onderbouwing van haar weigering om een kopie van het laatste testament van erflaatster over te leggen en onder verwijzing naar een beslissing van het Hof Amsterdam (Notariskamer gerechtshof Amsterdam, 8 september 2009, LJN: BK1397), aangevoerd dat overlegging van een uiterste wil door een (kandidaat-)notaris aan een andere (kandidaat-)notaris, al dan niet lid van de Kamer of Ringvoorzitter, niet geoorloofd is. Volgens de kandidaat-notaris kan de Kamer een (kandidaat-) notaris daartoe derhalve niet verplichten.

2.2       De Kamer gaat aan dit verweer voorbij. In de door de kandidaat-notaris aangehaalde procedure betrof de klacht het verwijt aan een notaris een kopie van een testament te hebben afgegeven aan een andere notaris. Deze situatie is niet op één lijn te stellen met de onderhavige procedure, waarin de Kamer wenst te beschikken over een kopie van het testament van erflaatster teneinde te kunnen beoordelen of de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij haar medewerking aan de wijziging van het testament.

            De Kamer heeft bij het nemen van haar tussenbeslissing aansluiting gezocht bij de beslissing van de Notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 3 juli 2008 (LJN: BD6518). Op grond daarvan kon de Kamer bepalen dat de kandidaat-notaris in het kader van de onderhavige klachtprocedure aan de Ringvoorzitter inzage diende te verlenen in het testament.

2.3       In haar brief van 26 juli 2011 herhaalt de kandidaat-notaris haar stelling dat klaagster geen belanghebbende is in deze procedure. De Kamer heeft dienaangaande in haar tussenbeslissing reeds geoordeeld dat klaagster als belanghebbende moet worden beschouwd. Nu geen gewijzigde omstandigheden zijn gesteld bestaat voor een heroverweging van dat oordeel thans geen grond.

2.4              Ten aanzien van de klacht dat de kandidaat-notaris als executeur van de nalatenschap van erflaatster de meeste wensen van erflaatster heeft genegeerd heeft de kandidaat-notaris ten verwere aangevoerd dat er geen stukken van Yarden in het dossier van erflaatster zaten en dat zij enkel beschikte over een aantal handgeschreven vellen van erflaatster, waaruit niet exact kon worden afgeleid wat de wensen van erflaatster waren ten aanzien van haar uitvaart. De kandidaat-notaris heeft betwist dat zij op de hoogte was van de door klaagster gestelde wensen van erflaatster. Voorts heeft de kandidaat-notaris aangevoerd dat erflaatster direct na het passeren van het testament te kennen had gegeven dat zij er zeer aan hechtte dat haar uitvaart in overleg met haar stiefdochter, [stiefdochter], zou worden geregeld.

Gelet op het verweer van de kandidaat-notaris en bij gebreke van een nader met concrete feiten onderbouwde stelling van klaagster dat de kandidaat-notaris wist dat klaagster een dossier beheerde waarin de wensen van erflaatster met betrekking tot haar uitvaart waren vastgelegd, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de kandidaat-notaris dienaangaande onzorgvuldig heeft gehandeld.

2.5       De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat zij erflaatster heeft bezocht in het ziekenhuis en dat erflaatster tijdens dat bezoek te kennen had gegeven dat zij een wijziging in haar testament wilde aanbrengen. Volgens de kandidaat-notaris was erflaatster ten tijde van het bezoek lichamelijk verzwakt, maar helder van geest en bleek uit niets dat zij niet in staat was haar wil te bepalen. Het verloop van het gesprek en de antwoorden die erflaatster gaf op een aantal indicatieve vragen boden volgens de kandidaat-notaris voldoende draagkracht voor het verlenen van medewerking aan de wijziging van het testament van erflaatster.

            Voorts heeft de kandidaat-notaris verklaard dat geen ingrijpende wijzigingen in het testament hebben plaatsgevonden. De enige wijzigingen waren volgens de kandidaat-notaris de toevoeging van een rechtspersoon als erfgenaam en een wijziging van de persoon van de executeur.

2.6       Beoordeeld dient te worden of de kandidaat-notaris een voldoende mate van zorgvuldigheid heeft betracht bij het verlenen van medewerking aan de wijziging van het testament van erflaatster en haar benoeming tot executeur van de nalatenschap van erflaatster.

            Mr. Feijen heeft in zijn verslag onder meer het volgende opgenomen:

            “De wijziging in het testament de dato 17 juli (dit moet zijn februari, Kamer) 2010 ten opzichte van het testament de dato 6 november 1997 omvat inderdaad, naast andere wijzigingen met essentiële erfrechtelijke gevolgen, een wijziging van de persoon van de executeur-testamentair en de aanwijzing van één (nieuwe) rechtspersoon als erfgenaam. Daarnaast zijn er wijzigingen ten aanzien van functie, beloning en bevoegdheden van de executeur en het vervallen van een beschikking met betrekking tot de bestemming van het stoffelijk overschot van erflaatster.

            De zinsnede “naast andere wijzigingen met essentiële erfrechtelijke gevolgen” duidt erop dat  – anders dan de kandidaat-notaris heeft verklaard – naast de aanwijzing van een andere executeur en de toevoeging van een rechtspersoon als erfgenaam nog andere belangrijke wijzigingen in het testament zijn opgenomen. Nu de kandidaat-notaris deze constatering van mr. Feijen niet heeft betwist, gaat de Kamer ervan uit dat sprake was van een ingrijpende wijziging van het testament. Gelet hierop diende de kandidaat-notaris een hogere mate van zorgvuldigheid te betrachten dan wanneer slechts sprake was van een geringe wijziging, en diende zij te onderzoeken of erflaatster in staat was tot een redelijke waardering ter zake.

2.7       Gelet op de hoge leeftijd en de ernstig verzwakte fysieke gesteldheid van erflaatster alsmede gezien de mededeling van een arts in het ziekenhuis aan de kandidaat-notaris dat erflaatster lucide intervallen had, had het op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om nader onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. De kandidaat-notaris diende zich ervan te vergewissen of erflaatster haar wil voldoende kon bepalen. De Kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris dienaangaande op onvoldoende zorgvuldige wijze heeft gehandeld.

             Bij het passeren van het testament was geen notariële getuige aanwezig. Gezien de gesteldheid van erflaatster had de kandidaat-notaris twee medewerkers van haar kantoor als getuigen op kunnen laten treden bij het passeren van de akte. De aanwezige verpleegkundige kan niet als notariële getuige worden aangemerkt, gelet op de verklaring van de kandidaat-notaris dat het ziekenhuismedewerkers op grond van het ziekenhuisprotocol niet is toegestaan in die hoedanigheid op te treden.         

            Voorts zat tussen de bespreking aangaande de wijzigingen in het testament en de ondertekening van het (definitieve) testament een kort tijdsbestek. De kandidaat-notaris heeft daaromtrent verklaard dat zij op 17 februari 2010 omstreeks het middaguur bij erflaatster in het ziekenhuis arriveerde, dat zij na het gesprek met erflaatster is teruggekeerd naar haar kantoor om het concepttestament op te stellen en dat zij aan het eind van de middag weer naar het ziekenhuis is gegaan voor de ondertekening daarvan, waartoe erflaatster is overgegaan nadat de kandidaat-notaris het testament op een aantal punten met erflaatster had doorgenomen. Gelet op de gesteldheid van erflaatster had het op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om bij het tweede bezoek te verifiëren of erflaatster nog steeds de wil had om de eerder besproken wijzigingen in het testament op te nemen, door erflaatster (nogmaals) te laten verklaren welke wijzigingen zij exact wilde aanbrengen, en om een verslag op te stellen van hetgeen besproken was. Door dit na te laten heeft de kandidaat-notaris op onvoldoende zorgvuldige wijze de wilsbekwaamheid van erflaatster beoordeeld.

2.8       In haar brief van 30 maart 2011 heeft klaagster de Kamer medegedeeld dat zij een tweede klacht wilde indienen tegen de kandidaat-notaris omdat de kandidaat-notaris klaagster in haar verweer op de onderhavige klacht onterecht heeft beschuldigd van onder meer intimiderend gedrag, en heeft klaagster ter onderbouwing van de onjuistheid van die opmerking van de kandidaat-notaris een verklaring bijgevoegd van [medewerkster verzorgingshuis], werkzaam bij verzorgingshuis [naam verzorginshuis], waar erflaatster gewoond heeft. Volgens klaagster heeft de kandidaat-notaris de Kamer een onjuiste weergave gegeven van hetgeen [medewerkster verzorgingshuis] had verklaard.

            In reactie op voormelde brief heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer klaagster in zijn brief van 14 april 2011 onder meer bericht dat haar brief zal worden beschouwd als een nagekomen brief de onderhavige klachtprocedure. De kandidaat-notaris is vervolgens bij brief van 15 juni 2011 van de Kamer in de gelegenheid gesteld op laatstgemelde brief van klaagster te reageren. Aangezien de kandidaat-notaris in haar daaropvolgende reactie de stellingen van klaagster omtrent de verklaring van [medewerkster verzorgingshuis] niet heeft betwist, moet het ervoor worden gehouden dat de kandidaat-notaris een onjuiste weergave heeft gegeven van de verklaring van [medewerkster verzorgingshuis] De Kamer acht die handelwijze van de kandidaat-notaris onzorgvuldig jegens klaagster.

2.9       Gezien het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld bij het verlenen van medewerking aan het wijzigen van het testament van erflaatster. De klacht is derhalve terecht voorgesteld.

3.          De conclusie

3.1       De conclusie dient te zijn dat de klacht gegrond is. De Kamer acht de geconstateerde onzorgvuldigheid dusdanig ernstig dat ter zake daarvan de maatregel van waarschuwing dient te worden opgelegd.

3.2       Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.         De beslissing

            De Kamer:

4.1       verklaart de klacht gegrond;

4.2       legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.

            Aldus gegeven door mr. C.M.J. Peters, plaatsvervangend voorzitter, mr. E.J.Oostrik, mr. A.S. Hansma en mr. V. Oostra, leden, en mr. M.C.J. Heessels, plaatsvervangend lid, zulks in tegenwoordigheid van mr. M.S. Arnoldus als plaatsvervangend secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2011.

secretaris                                                        voorzitter

Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechthof luidt:

Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.