ECLI:NL:TNOKSHE:2011:YC0640 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch KLN.11.01

ECLI: ECLI:NL:TNOKSHE:2011:YC0640
Datum uitspraak: 17-06-2011
Datum publicatie: 15-07-2011
Zaaknummer(s): KLN.11.01
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn ministerie te weigeren ten aanzien van het corrigeren van een 'oude' door een collega opgemaakte akte na dit te hebben toegezegd. De klacht wordt ongegrond verklaard nu niet is gebleken dat de notaris zijn ministerie onterecht heeft geweigerd.

KLN 11.01

17 juni 2011

DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH

neemt de navolgende beslissing op de klacht van de heer […], hierna te noemen klager, tegen de heer mr. […], notaris te […], hierna te noemen de notaris.

1. De procedure

1.1              Op 9 januari 2011 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris.

1.2              Op 28 februari 2011 heeft de raadsvrouwe van de notaris op de klacht gereageerd.

1.3              Op 12 maart 2011 heeft klager gerepliceerd.

1.4              Op 31 maart 2011 heeft de raadsvrouwe van de notaris gedupliceerd.

1.5              De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.

1.6              De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 19 mei 2011. De notaris en zijn raadsvrouwe zijn verschenen. Klager is eveneens verschenen.

2. De feiten

2.1  Klager heeft de notaris schriftelijk verzocht de verklaring van erfrecht – opgesteld door […] – te rectificeren. De notaris heeft op 16 oktober 2009 klager schriftelijk verzocht zijn belang aan te tonen, aanwijzingen te geven om een akte te kunnen opmaken die het voor hem gewenste effect heeft of de juridische noodzaak van het opmaken van die akte aan te tonen. Klager heeft zijn belang bij de wijziging op 24 november 2010 schriftelijk aan de notaris kenbaar gemaakt. De notaris heeft vervolgens op 7 december 2010 aan klager schriftelijk te kennen gegeven dat hij zijn ministerie weigert. Daarna heeft klager de onderhavige klacht ingediend bij de kamer van toezicht.

3. De klacht en het verweer daartegen

3.1 Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.

De notaris heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht. De notaris heeft toegezegd de Verklaring van Erfrecht van 1993 – opgesteld door […] – te rectificeren. In deze verklaring staat dat de moeder van klager het levenslange vruchtgebruik zou hebben op de onverdeelde boedel van de nalatenschap van zijn vader. Het vruchtgebruik op het roerende goed en het onroerende goed is nooit afgedwongen. Door het verloop van tijd zou het denkbaar kunnen zijn dat er een vruchtgebruik is ontstaan met betrekking tot het roerende goed. Met betrekking tot het onroerende goed kan geen vruchtgebruik zijn ontstaan. Er is geen notariële akte van vruchtgebruik opgemaakt inzake het onroerende goed. De notaris weigert om op grond van artikel 45 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) de oorspronkelijke akte te verduidelijken en de kennelijke schrijffouten of kennelijke misslagen te verbeteren. Daarmee heeft de notaris naar de mening van klager laakbaar gehandeld.

3.2 De notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.

De notaris is van mening dat hij door het weigeren van zijn ministerie niet klachtwaardig heeft gehandeld, omdat hij gegronde redenen heeft voor deze weigering. Klager verlangt van de notaris medewerking aan verbetering van een verklaring van erfrecht, omdat daarin sprake zou zijn van “kennelijke schrijffouten en/of kennelijke misslagen”. Artikel 45 lid 2 Wna ziet op de mogelijkheid van verbetering van een “clerical error”, voor het geval objectief vaststaat welke fout is gemaakt. Deze kennelijke fout wordt dan hersteld, maar de inhoud van de akte wordt daardoor niet beïnvloed. De door klager gevraagde verbetering gaat echter veel verder dan het herstellen van een “clerical error”. De notaris ziet het verzoek van klager als een rectificatie, juist vanwege inhoudelijke aspecten. Het verbeteren van deze akte zou - nu er sprake is van jarenlange procedures tussen de erfgenamen, waaronder klager - onbekende en verstrekkende gevolgen kunnen hebben in de verhoudingen tussen de erfgenamen. Naar het inzicht van de notaris is er geen sprake van kennelijke schrijffouten en/of kennelijke misslagen.

Voorts ontgaat de notaris het belang van klager in deze. Vast staat dat de moeder van klager geen aanspraak heeft gemaakt op de formele afgifte van het legaat van vestiging van vruchtgebruik van de gehele nalatenschap dat haar overleden echtgenoot haar legateerde. Die aanspraak is inmiddels ruimschoots vervallen nu haar echtgenoot, erflater, op 25 juli 1993 is overleden. De notaris acht bovendien geen termen aanwezig gebruik te maken van de mogelijkheid tot rectificatie als bedoeld in artikel 45 Wna. Hij heeft naar zijn mening zorgvuldig gehandeld en verzoekt de kamer van toezicht de klacht ongegrond te verklaren.

4.  De beoordeling

4.1 De kamer van toezicht is van oordeel dat klager wel zijn belang bij rectificatie van de verklaring van erfrecht aan de notaris kenbaar heeft gemaakt. De notaris heeft vervolgens met juistheid geoordeeld dat de door klager beoogde rectificatie impliceert dat de verklaring van erfrecht inhoudelijk wordt aangepast en heeft zijn ministerie daarom geweigerd.

4.2 Het op artikel 45 van de Wet op het notarisambt gebaseerde verwijt kan, gelet op de tekst van dit artikel, enkel opgeld doen als vaststaat dat er sprake was van een foutieve weergave in een akte, waarbij de inhoud of strekking van de akte niet gewijzigd wordt. Hetgeen klager wenst, komt echter wel neer op een inhoudelijke wijziging waarvoor artikel 45 van de Wet op het notarisambt niet is gegeven.

4.3 De notaris heeft naar het oordeel van de kamer van toezicht terecht zijn ministerie geweigerd, zodat niet is gebleken van klachtwaardig handelen door de notaris. De klacht is daarom ongegrond

5. De beslissing

De kamer van toezicht:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.H.W. Rullmann, plaatsvervangend voorzitter,

mr. M.A.M. Kessels, mr. M.H.G. Giesbers en mr. J.J.G.M. Kuijpers, leden, mr. H.G. Robers, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2011,

in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift ‑ binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.