ECLI:NL:TNOKSHE:2011:YC0607 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch KLN.10.07

ECLI: ECLI:NL:TNOKSHE:2011:YC0607
Datum uitspraak: 17-02-2011
Datum publicatie: 25-03-2011
Zaaknummer(s): KLN.10.07
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De kandidaat-notaris wordt verweten dat zij klanten van het kantoor van haar vorige werkgever actief heeft benaderd om van haar diensten gebruik te blijven maken, terwijl zij voor een ander notariskantoor is gaan werken.

KLN 10.07

17 februari 2011

DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH

Neemt de volgende beslissing op de klacht van notaris mr. […], hierna te noemen klager, tegen mevrouw mr. […], kandidaat-notaris te […], hierna te noemen de kandidaat-notaris.

1. De procedure

1.1       Op 20 mei 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris.

1.2       Op 26 juli 2010 heeft de raadsman van de kandidaat-notaris op de klacht gereageerd.

1.3       Op 18 augustus 2010 heeft klager gerepliceerd.

1.4       Op 8 september 2010 heeft de raadsman van de kandidaat-notaris gedupliceerd.

1.5       Bij brief van 28 september 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter besloten de behandeling van de klacht door te verwijzen naar de volle kamer van toezicht.

1.6       De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van

20 januari 2011. Klager is verschenen. De kandidaat-notaris is in persoon verschenen, alsook haar raadsman, mr. M. Kokx.

2. De feiten

2.1       De kandidaat-notaris is tot 1 februari 2010 werkzaam geweest als kandidaat-notaris bij het notariskantoor van klager. Per 1 februari 2010 is zij werkzaam als kandidaat-notaris bij notariskantoor […] te […].

2.2       De kandidaat-notaris heeft vijf tussenpersonen die tot het klantenbestand van klager behoren aangeschreven op briefpapier van notariskantoor […]. In de brief van 26 maart 2010 aan […] heeft zij onder meer geschreven:

‘Per 1 februari 2010 ben ik als kandidaat-notaris/estate-planner werkzaam bij notariskantoor […] te […]’ en ‘Eerder heb ik op een prettige wijze met je samengewerkt en ik hoop dat ik jou en je cliënten ook in de toekomst mag ontmoeten. Gelet op de afstand kunnen besprekingen/passeerafspraken ook bij jou op kantoor plaatsvinden.’

3. De klacht en het verweer daartegen

3.1       Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.

De kandidaat-notaris heeft tussenpersonen uit het klantenbestand van haar vorige werkgever aangeschreven op een wijze die maakt dat zij heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 17 eerste lid van de Wet op het notarisambt (Wna) en in verband met de artikelen 17 en 18, eerste lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg). Hij heeft weersproken dat de kandidaat-notaris vergelijkbare brieven heeft verzonden op het moment dat zij bij klager in dienst trad.

3.2       De kandidaat-notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende opgeworpen.

De kandidaat-notaris betwist dat haar enig tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Zij realiseert zich evenwel dat zij in de ogen van klager ongewenst of onrechtmatig gedrag heeft laten zien. Klager heeft in het contract met de kandidaat-notaris geen relatiebeding laten opnemen. De kandidaat-notaris heeft in totaal vijf brieven aan tussenpersonen verzonden en daarin vermeld dat zij een nieuwe werkkring had. Deze brieven heeft zij verzonden (mede) op verzoek van de betreffende tussenpersonen. Deze brieven hebben naar haar mening geen wervend karakter. Met het sturen van de betreffende brieven is zij binnen de grenzen van de geldende gedragsregels gebleven. Daarnaast heeft zij dergelijke brieven ook geschreven op het moment dat zij bij klager in dienst kwam. De kandidaat-notaris heeft haar excuses aangeboden aan klager en aan de betreffende tussenpersonen.

4.  De beoordeling

4.1       Een (kandidaat-)notaris dient zich jegens zijn of haar beroepsgenoot als een goede collega

te gedragen (artikel 17, eerste lid, Vbg). Een (kandidaat-)notaris dient zoveel mogelijk te voorkomen dat de vrijheid van notariskeuze onnodig wordt beperkt (artikel 18, eerste lid, Vbg).  Indien zij aan enkele van haar uit haar vorige werkkring bekende tussenpersonen een brief zou hebben gestuurd met haar nieuwe adresgegevens zou niet zonder meer  onoorbaar ten opzichte van haar vorige werkgever zijn geweest. De kamer van toezicht oordeelt echter, dat - anders dan de kandidaat-notaris heeft betoogd - de inhoud van die brieven wel degelijk wervend is. Dat het in het onderhavige geval om het aanschrijven van ‘slechts’ vijf tussenpersonen gaat doet hieraan in het geheel niets af. De kandidaat-notaris heeft derhalve gehandeld in strijd met artikel 17 Wna, in verbinding met de artikelen 17, eerste lid, en artikel 18, eerste lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels. De kamer zal de klacht dan ook gegrond verklaren.

4.2       De kandidaat-notaris heeft zich gerealiseerd dat het versturen van de betreffende brieven niet correct was ten opzichte van klager en heeft hem haar excuses aangeboden. Zij heeft daarnaast een excuusbrief aan de vijf door haar aangeschreven tussenpersonen verzonden. Ook heeft nog een gesprek plaatsgevonden tussen de kandidaat-notaris en klager. Klager heeft de klacht ondanks deze excuses doorgezet.

4.3       In beginsel is in een geval als het onderhavige het opleggen van een maatregel in de vorm van een waarschuwing geboden. De kamer van toezicht zal rekening houden met het gegeven dat niet eerder bij de tuchtrechter is geklaagd over het handelen van de kandidaat-notaris. Daarnaast heeft zij klager en de door haar aangeschreven tussenpersonen haar excuses aangeboden en na het indienen van de klacht heeft een nader gesprek tussen de kandidaat-notaris en klager plaatsgevonden.

Klager heeft de kamer om een principiële uitspraak gevraagd. De kamer zal in het licht van deze feiten en omstandigheden volstaan met gegrondverklaring van de klacht en hieraan geen tuchtrechtelijke maatregel verbinden.

5. De beslissing

De kamer van toezicht:

verklaart de klacht gegrond.

Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.P.M. van der Ham, plaatsvervangend voorzitter,

mr. M.A.M. Kessels en mr. J.J.G.M. Kuijpers, leden, mr. H.G. Robers en mr. L.C.A.M. Meijers, plaatsvervangende leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2011,

in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift ‑ binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.