ECLI:NL:TNOKROE:2011:YC0587 Kamer van toezicht Roermond KL 3/2010

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2011:YC0587
Datum uitspraak: 17-02-2011
Datum publicatie: 23-02-2011
Zaaknummer(s): KL 3/2010
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:        Voor de overtuiging van de notaris of kandidaat-notaris of een persoon al dan niet in staat is zijn wil te bepalen, is alleen beslissend het moment waarop het testament wordt opgemaakt. Eerst indien er dan aanleiding bestaat om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen, dient een notaris of kandidaat-notaris de geestesgesteldheid van de betreffende persoon nader te onderzoeken. De klager heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de testatrice ten tijde van het opmaken van het testament niet in staat was haar wil te bepalen.

 in de zaak van:

de heer X,

hierna te noemen de klager;

tegen:

kandidaat-notaris mr. Y,

hierna te noemen de kandidaat-notaris.

1.          De procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de schriftelijke klacht van de klager van 3 november 2010 met bijlagen;

- de schriftelijke reactie van de kandidaat-notaris van 19 november 2010 met

                 bijlage;

- de brief van de klager van 6 december 2010 met bijlagen,

- de brief van de kandidaat-notaris van 24 december 2010.

2.          De openbare behandeling

2.1.         De kamer heeft de klacht op 27 januari 2011 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn de klager en de kandidaat-notaris verschenen. De kamer heeft partijen in elkaars tegenwoordigheid gehoord.

2.2.         De kandidaat-notaris heeft haar verweer mede toegelicht aan de hand van een pleitnota, waarvan zij een exemplaar aan de klager en aan de kamer heeft overhandigd.

3.          De vaststaande feiten

3.1.       De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.

3.2.         Op 15 augustus 2007 heeft de kandidaat-notaris een initiële testamentbespreking gehad met mevrouw Q, geboren op  *** (verder aangeduid als mevrouw Q). Bij die bespreking heeft de kandidaat-notaris met mevrouw Q de verdere gang van zaken besproken: mevrouw Q zou eerst een opdrachtbevestiging met prijsopgaaf toegestuurd krijgen, die zij, indien zij daarmee akkoord zou zijn, ondertekend moest terugsturen aan de kandidaat-notaris. Daarna zou de kandidaat-notaris een concepttestament opstellen en dit concept aan mevrouw Q ter beoordeling toezenden. Mevrouw Q ging met die verdere gang van zaken akkoord en verzocht de bescheiden naar haar huisadres *** te *** te sturen.

3.3.         Op 11 september 2007 heeft de kandidaat-notaris de opdrachtbevestiging aan mevrouw Q verstuurd en deze op 17 september 2007 terugontvangen.

3.4.         Op 26 september 2007 is het concepttestament aan mevrouw Q toegezonden. Hierna heeft mevrouw Q aan de kandidaat-notaris laten weten akkoord te gaan met de inhoud van het concepttestament en is er een afspraak gemaakt om het testament op 3 oktober 2007 te passeren.

3.5.         Op 3 oktober 2007 heeft de kandidaat-notaris het testament met mevrouw Q doorgenomen en heeft de kandidaat-notaris haar gevraagd of alles duidelijk was en of het testament overeenkwam met haar wensen. Mevrouw Q heeft verklaard dat alles duidelijk was en dat het testament overeenkwam met wat zij wilde. Hierna heeft de kandidaat-notaris het testament gepasseerd.

3.6.       Mevrouw Q is op 21 maart 2010 overleden.

4.         De inhoud van de klacht

4.1.         De klacht houdt - zakelijk weergegeven - in dat de kandidaat-notaris het testament van mevrouw Q heeft gepasseerd zonder daarbij de indicatoren betreffende wilsbekwaamheid zorgvuldig te toetsen. Tevens had de kandidaat-notaris aandacht moeten geven aan het feit dat mevrouw Q een bewegingstoornis heeft aan haar onderkaak, die met name veroorzaakt werd door psychose antipsychotica. Mevrouw Q heeft haar leven lang nooit zelfstandig gewoond, waartoe ze ook niet in staat was, kon haar geld niet beheren, had een bewindvoerder en was onberekenbaar in haar doen en laten als zij haar medicijnen negeerde; zij is diverse malen onder dwangverpleging opgenomen geweest in een instelling. De kandidaat-notaris heeft tijdens het passeren van het testament niet opgemerkt dat mevrouw Q niet meer beschikte over haar geestelijke vermogens, waardoor zij wilsonbekwaam was. De kandidaat-notaris heeft de geestesgesteldheid van mevrouw Q niet beoordeeld aan de hand van de daarvoor vastgestelde indicatoren.

5.         Het standpunt van de kandidaat-notaris

5.1.         Tijdens de initiële bespreking op 15 augustus 2007 heeft mevrouw Q bij de kandidaat-notaris niet de indruk gewekt dat zij niet meer beschikte over haar geestelijke vermogens en dus wilsonbekwaam zou zijn. Mevrouw Q wist duidelijk te maken hoe zij invulling wilde geven aan haar testament, inhoudende het benoemen van een aantal legatarissen en erfgenamen. Het is de kandidaat-notaris opgevallen dat mevrouw Q af en toe met haar kaak bewoog, maar dat deed niet af aan de inhoudelijke interactie die er met haar was gedurende het gesprek.

5.2.         Ook bij het doornemen, bevestigen en passeren van het testament op 3 oktober 2007 heeft mevrouw Q bij de kandidaat-notaris niet de indruk gewekt dat zij niet meer beschikte over haar geestelijke vermogens en dus wilsonbekwaam zou zijn. Op 15 augustus 2007 noch op 3 oktober 2007 was er aanleiding dan wel een indicatie dat mevrouw Q onder druk is gezet door derden om tot de gekozen inhoud van het testament te komen, mede door het feit dat het gepasseerde testament exact overeen kwam met het concepttestament dat een identieke verwoording is van de wil zoals die door mevrouw Q was weergegeven bij de initiële testamentbespreking.

5.3.         De richtlijnen voor de beoordeling door notarissen van wilsbekwaamheid schrijven voor dat eerst indien daartoe aanleiding bestaat, de wilsbekwaamheid van een cliënt uitgebreider onderzocht dient te worden. Er was echter geen aanleiding om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van mevrouw Q.

6.         De beoordeling van de klacht

6.1.         Een notaris of kandidaat-notaris moet zich een oordeel vormen over de  wilsbekwaamheid van een persoon die - in een geval als dit - een testament wil maken. Hij moet zich daarbij dan overtuigen dat die persoon heeft begrepen wat de inhoud van de akte is en dat hij of zij de gevolgen van zijn of haar handelen overziet. Voor de overtuiging van de notaris of kandidaat-notaris of een persoon al dan niet in staat is zijn of haar wil te bepalen, is alleen beslissend het moment waarop het testament wordt opgemaakt. Eerst indien er dan aanleiding bestaat om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen, dient deze de geestesgesteldheid van de betreffende persoon nader te onderzoeken.

6.2.         De kandidaat-notaris heeft gesteld en tijdens de mondelinge behandeling van de klacht herhaald dat zij op 3 oktober 2007, toen zij het testament van mevrouw Q heeft verleden, geen reden(en) heeft gehad te twijfelen aan het feit dat mevrouw Q in staat was haar wil te bepalen.

6.3.         De klager heeft zijn stelling dat mevrouw Q ten tijde van het maken van het testament wilsonbekwaam was, onderbouwd met een verslag van de psychiater B. van 28 september 2009 en met een beslissing van het Centrum indicatie zorg (CIZ) van 22 januari 2010. Het verslag van de psychiater maakt melding van de psychische en fysieke toestand van mevrouw Q in (september) 2009. De beslissing van het CIZ vermeldt onder meer de toekenning van AWBZ-zorg aan mevrouw Q in verband met haar psychische aandoening, dit op een daartoe strekkend verzoek van 5 januari 2010. De inhoud van deze bescheiden gaat over de toestand van mevrouw Q, zoals die was 23 tot 27 maanden na 3 oktober 2007 toen mevrouw Q tegenover de kandidaat-notaris haar testament maakte. De beide bescheiden kunnen dan ook niet redengevend zijn voor de stelling van de klager dat mevrouw Q toen zij haar testament maakte, wilsonbekwaam was.

6.4.         De hiervoor in het onderdeel “inhoud van de klacht” weergegeven feiten en omstandigheden die de klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd, zeggen niets over de geestelijke toestand van mevrouw Q ten tijde van het maken van haar testament. Op zichzelf zijn deze feiten en omstandigheden niet relevant voor de positie van de kandidaat-notaris, omdat zij bij de beoordeling van de geestelijke gesteldheid van mevrouw Q voorafgaand aan en op het moment van het verlijden van het testament diende uit te gaan van haar eigen waarneming. Het niet hanteren van het “Protocol beoordeling wilsbekwaamheid door notarissen” waarop de klager kennelijk doelt, leidt niet tot een klachtwaardig handelen van de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft immers gesteld dat er voor haar geen aanleiding bestond te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van mevrouw Q voorafgaand aan en op het moment van het verlijden van het testament. Alleen in geval van twijfel had de kandidaat-notaris een nader onderzoek moeten instellen naar de wilsbekwaamheid, waarbij de in dat protocol genoemde indicatoren voor haar een hulpmiddel zouden kunnen zijn geweest.

6.5.         De kamer is van oordeel dat de klager niet aannemelijk heeft kunnen maken dat mevrouw Q ten tijde van het opmaken van het testament niet in staat was haar wil te bepalen. Van onzorgvuldig handelen van de kandidaat-notaris is niet gebleken.

6.6.         Hetgeen de kamer hiervoor heeft overwogen leidt ertoe dat de klacht ongegrond verklaard dient te worden.

7.         De beslissing

7.1.       De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. P.W.E.C. Pulles, voorzitter, M.P.F. van Dooren,

J.J.G.M. Kuijpers, I.M.W. Boerhof en J.A.P. Dings, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 17 februari 2011 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris,                                                                         De voorzitter,

mr. L.G.H. Cox                                                                                  mr. P.W.E.C. Pulles