ECLI:NL:TNOKDOR:2011:YC0599 Kamer van toezicht Dordrecht 01/11

ECLI: ECLI:NL:TNOKDOR:2011:YC0599
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): 01/11
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Bft heeft onderzoek gedaan naar de financiële situatie bij de notaris. Gebleken is dat er gedurende een langere periode een negatieve bewaringspositie heeft bestaan. Gelet op de omstandigheden van het geval (ontvlechting twee notariskantoren en implementatieproblemen nieuwe software) wordt aanleiding gezien de notaris de maatregel van berisping op te leggen.

Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht

KvT Klachtnummer: KvT 01/11

Datum: 21 april 2011

Beslissing op de klacht van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT ,

gevestigd te Utrecht,

tegen :

MR.  [de notaris] ,

notaris te [plaats].

Partijen worden hierna aangeduid als ‘het BFT’ en ‘de notaris.’

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De kamer heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

-          de brief van 19 januari 2011 waarin het BFT een klacht heeft ingediend tegen de notaris;

-          de brief van 16 februari 2011, met bijlage, waarin de notaris op de klacht heeft geantwoord;

-          de aantekening dat de mondelinge behandeling van de klacht op 10 maart 2011 heeft plaatsgevonden.

2.          De feiten

2.1.       Het BFT heeft, ingevolge artikel 110 lid 1 en 112 lid 2 Wet op het notarisambt (hierna: Wna), bij de notaris een onderzoek en een vervolgonderzoek ingesteld. Vervolgens heeft het BFT op de voet van artikel 112 lid 3 Wna een klacht tegen de notaris ingediend.

2.2.       Per 1 januari 2009 is het kantoor van de notaris gefuseerd met het notariskantoor [notariskantoor] . Per 1 januari 2010 zijn beide notariskantoren weer uiteen gegaan en heeft een administratieve ontvlechting plaatsgevonden.

2.3.       Na het uiteengaan van de notariskantoren is door de notaris nieuwe notariële en financiële software in gebruik genomen. De implementatie hiervan is moeizaam verlopen, waardoor de door het systeem gegenereerde cijfers niet betrouwbaar waren.

2.4.       Na overleg met het BFT, medio september 2010, zijn de cijfers per 30 september 2010 door de accountant van het notariskantoor opgesteld zodat er duidelijkheid kon worden verstrekt over de werkelijke financiële positie van het kantoor.

2.5.       De bewaringspositie van de notaris bedroeg per 30 september 2010 € 143.100,- negatief.

2.6.       De notaris heeft, nadat er ultimo oktober 2010 duidelijkheid bestond over de cijfers per 30 september 2010, maatregelen genomen om de negatieve bewaringspositie aan te zuiveren door middel van een lening van € 150.000,- bij een bank. Per 22 november 2010 is de negatieve bewaringspositie aangezuiverd. Daarnaast had de notaris al eerder vanuit privé een achtergestelde lening van € 100.000,- aan het kantoor verstrekt ter verkleining van het bewaringstekort.

2.7.       Inmiddels is een groot deel van de omissies in de kantooradministratie in overleg met de accountant en de betrokken softwareleveranciers opgelost.

3.          De klacht

 

3.1.       Het BFT stelt dat de notaris de tekortkomingen in zijn administratie niet tijdig heeft gesignaleerd, terwijl van hem als notaris verwacht mag worden dat hij dergelijke gebreken tijdig ontdekt en doet verhelpen. Hierdoor is een negatieve bewaringspositie van € 143.100,- ontstaan, hetgeen niet is toegestaan op grond van artikel 23 lid 1 Wna en artikel 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg).

Het BFT stelt voorts dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 3 lid 2 en bijbehorende toelichting van het Reglement Verslagstaten 2010. Niet alle schulden inzake cliënten zijn in de berekening van de bewaringspositie betrokken en er is onvoldoende ondersteuning ingeroepen van de softwareleverancier en de accountant, waardoor de bewaringstekorten niet zijn opgemerkt door de notaris.

Tevens stelt het BFT dat de notaris het tekort op de bijzondere rekening, dat is ontstaan in de loop van 2010, niet terstond heeft aangevuld, conform artikel 25 lid 3 Wna en dat de notaris hiervoor aansprakelijk is, nu het ontstaan van dit tekort de notaris te verwijten is.

Tot slot voert het BFT aan dat de financiële ontwikkelingen van het eigen vermogen, kantoorresultaat, liquiditeit en bewaringspositie zeer zorgelijk zijn maar dat de notaris diverse kostenbesparende maatregelen heeft genomen en de privéopnames zoveel als mogelijk heeft beperkt.

4.          Het verweer

 

4.1.       De notaris erkent dat, ondanks een privéstorting van € 100.000,-, de bewaringspositie per 30 september 2010 € 143.000,- negatief was door een onjuiste overboeking van zijn boekhouder. De notaris voert als verweer aan dat hij hierop een lening heeft afgesloten bij een bank van € 150.000,- en dat deze een week daarna was geregeld.

De bewaringspositie per 31 januari 2011 is € 163.675,56 positief en de omissies in de kantoorboek­houding zijn inmiddels grotendeels verholpen, aldus de notaris.

De notaris erkent tot slot dat de omzet- en resultaatontwikkeling van het kantoor onder druk staat.

5.          Beoordeling van de klacht

5.1.       Ingevolge artikel 23 lid 1 WNA is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Voorts dienen op grond van artikel 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels de aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig te zijn en moet de notaris er onmiddellijk en zonder enige beperking over kunnen beschikken. Dit betekent dat de bewaringspositie (de aanwezige cliëntengelden minus de vorderingen van de derden) van de notaris altijd positief moet zijn.

5.2.       De notaris heeft erkend dat er in 2010 een negatieve bew aringspositie was van substantiële omvang. Uit hetgeen door de notaris en het BFT ter zitting naar voren is gebracht is af te leiden dat de negatieve bewaringspositie waarschijnlijk al eind maart 2010 is ontstaan door een foutieve overboeking door de boekhouder van de notaris naar [notariskantoor]. Het wordt er derhalve voor gehouden dat de negatieve bewaringspositie een groot deel van 2010, van eind maart 2010 tot 22 november 2010, heeft bestaan.

5.3.       Ten aanzien van de door de notaris aangevoerde omstandigheden overweegt de Kamer het volgende. Het ontstaan van de negatieve bewaringspositie is weliswaar te verklaren door de administratieve ontvlechting na het uiteengaan van de notariskantoren, in samenhang met de moeizame implementatie van de nieuwe notariële en financiële software. Dit laat echter onverlet dat het op de weg van de notaris lag zodanige controle uit te oefenen op zijn administratie, dat hij voldoende zicht had op zijn bewaringspositie. Dit heeft de notaris nagelaten waardoor hij niet alleen het risico heeft gelopen dat er een negatieve bewarings­positie zou kunnen ontstaan, maar dit risico zich ook heeft verwezenlijkt: gedurende acht maanden is er sprake geweest van een negatieve bewaringspositie.

5.4.       De kamer is van oordeel dat de bovenstaande handelwijze van de notaris een ernstige schending van de tuchtnorm oplevert en dat de klacht van het BFT dan ook gegrond is.

De kamer acht de geconstateerde onzorgvuldigheden, gelet op de ernst en de lange periode waarin deze hebben plaatsgevonden, zodanig ernstig dat daarvoor aan de notaris de tuchtmaatregel van berisping wordt opgelegd.

6.          Beslissing

De kamer van toezicht:

6.1.       verklaart de klacht gegrond;

6.2.       legt aan notaris mr. [de notaris] de tuchtmaatregel van berisping op;

6.3.       bepaalt dat de maatregel, nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, ten uitvoer zal worden gelegd in een nader te bepalen vergadering van de kamer;

6.4.       bepaalt dat de secretaris de notaris hiervoor zal oproepen.

Deze beslissing is genomen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mr.ir. A.J.E. Cartigny, mr. F. Hoppel, mr. W.C.A. van der Heiden en mr. W.J. Barendse , leden, en uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris .