ECLI:NL:TNOKBRE:2011:YC0604 Kamer van toezicht Breda 17/2010

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2011:YC0604
Datum uitspraak: 13-04-2011
Datum publicatie: 02-05-2011
Zaaknummer(s): 17/2010
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Met klagers moet worden vastgesteld dat de afwikkeling van de nalatenschap van hun stiefmoeder, overleden op 30 oktober 2005, ofschoon niet complex van aard, zeer geruime tijd op zich heeft laten wachten.   Anders dan klagers menen kan hiervan echter de notaris geen verwijt worden gemaakt. De afwikkeling werd immers opgehouden door een door de Belastingdienst nog vast te stellen terugvordering van teveel aan erflaatster uitgekeerde zorg- en huurtoeslag, welke vaststelling onevenredig lang heeft geduurd. Voldoende aannemelijk is, dat de notaris herhaalde malen, mede op aandringen van klagers, dan wel van klaagster [naam], bij de Belastingdienst heeft gerappelleerd. Dat dit eerst eind 2009 tot resultaat heeft geleid, kan de notaris niet worden aangerekend.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Kl 17/2010

Beslissing

op de op 14 oktober 2010 bij de kamer van toezicht te Middelburg ingekomen klacht van

[naam] , en

[naam] ,

beiden wonende te [plaatsnaam],

verder ook te noemen klagers,

tegen

[naam],

notaris,

gevestigd te [plaatsnaam],

verder te noemen de notaris.

1.       Het verloop van de zaak

De notaris is door de kamer van toezicht te Middelburg in de gelegenheid gesteld op de klacht schriftelijk te reageren, van welke gelegenheid zij bij brief van 1 november 2010 gebruik heeft gemaakt.

Aangezien de notaris als plaatsvervangend lid deel uitmaakt van genoemde kamer is vervolgens bij beslissing van de president van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 november 2010 deze kamer van toezicht op de voet van artikel 98, lid 3 Wet op het notarisambt belast met de behandeling van de klacht.

De mondelinge behandeling van de klacht door de kamer heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011, waarbij zijn verschenen klaagster en de notaris, beiden in persoon.

1.       De inhoud van de klacht en het standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris een niet voortvarende afwikkeling van de nalatenschap van hun stiefmoeder. Daarnaast verwijten zij, dat de notaris voor die afwikkeling te hoge kosten in rekening heeft gebracht.

Klagers voeren aan dat hun stiefmoeder al in 2005 is overleden en dat de notaris eerst recent, in september 2010, tot een afwikkeling van de nalatenschap is gekomen. Zij stellen dat zij diverse malen, tweemaal per jaar, hebben gebeld voor de stand van zaken, waarbij telkens werd aangevoerd dat men in afwachting was van een beslissing van de Belastingdienst over door hun stiefmoeder teveel ontvangen zorg- en huurtoeslag.

Klagers menen dat het niet zo kan zijn, dat op een dergelijke beslissing vijf jaren moet worden gewacht en voeren aan dat het kantoor van de notaris niet meewerkte, omdat een familielid van hun stiefmoeder de gevolmachtigde in haar nalatenschap was.

Inmiddels is hen gebleken, dat de afwikkeling van de nalatenschap niet afhankelijk was van de ontvangst van de hiervoor bedoelde beschikking. De notaris is immers zonder die beschikking tot die afwikkeling overgegaan, aldus klagers.

Daarbij heeft de notaris zodanige kosten in rekening gebracht, dat van het saldo van de nalatenschap van ca. € 10.000 slechts ca € 1200 voor hen resteerde, terwijl dit in 2006 nog €  2.175 was. Als voorbeeld voor die hoge kosten voeren klagers aan dat voor een standaardbrief van 7 juni 2006 een tijdsduur van 48 minuten is berekend met een vergoeding van € 71. Klagers trekken de opgevoerde werkzaamheden dan ook zeer in twijfel.

Kl 17/2010 13 april 2011                                                                     pagina 2

2.       De feiten

De aan de klacht ten grondslag liggende feiten kunnen op grond van de klachtstukken en hetgeen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen als volgt worden samengevat.

-          Klagers zijn met nog een zus en broer ter zake van de aan hen uit te betalen vaderlijke erfdelen schuldeisers van de nalatenschap van hun op 30 oktober 2005 overleden stiefmoeder mevrouw [naam].

-          Met de afwikkeling van de nalatenschap is door de erfgenamen van erflaatster (haar vader en moeder en drie broers en drie zusters) de notaris belast.

-          Ten tijde van het overlijden van erflaatster bedroeg het saldo van de nalatenschap

€ 10.957,95 en vormde de aan klagers en hun broer en zus uit te betalen vaderlijke erfdelen de belangrijkste schuld van de nalatenschap.

-          Klagers hebben diverse malen bij de notaris geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap en hebben op die afwikkeling aangedrongen. Die afwikkeling werd volgens de notaris opgehouden door een claim van de Belastingdienst ter zake van teveel aan erflaatster betaalde zorg- en huurtoeslag, die bij beschikkingen diende te worden vastgesteld.

-          De notaris is uiteindelijk, na ontvangst van de beschikkingen van de Belastingdienst, die volgens haar onjuist zijn, tot de afwikkeling van de nalatenschap overgegaan en heeft rekening en verantwoording afgelegd, op grond waarvan aan klagers en hun broer en zus een bedrag toekomt van € 1.212,19 na aftrek van notariskosten.

-          Deze kosten zijn door de notaris vastgesteld op € 2.975 exclusief BTW.

3.       Het standpunt van de notaris

De notaris voert aan dat de afwikkeling van de nalatenschap werd opgehouden door de door de Belastingdienst te geven beschikkingen inzake de teveel aan erflaatster verleende zorg- en huurtoeslag. Meerdere malen is hierover, mede op aandringen van klaagster [naam], contact opgenomen met de Belastingdienst, maar deze kon desondanks niet worden bewogen tot sneller handelen.

De notaris stelt voorts, dat zij, om de kinderen [naam] tegemoet te komen, meerdere malen, ook schriftelijk, het voorstel heeft gedaan om voorschotten uit te keren, waarop nimmer is gereageerd.

Eerst eind 2009 zijn van de Belastingdienst de betreffende beschikkingen ontvangen, gebaseerd echter op een onjuiste terugvordering, nu daarbij immers een bedrag € 450 teveel werd teruggevorderd. Aan de Belastingdienst is dan ook verzocht om dit te corrigeren, waarop nog wordt gewacht, aldus de notaris. Omdat de contacten met klaagster [naam] steeds moeizamer verliepen, heeft de notaris er voor gekozen te trachten de nalatenschap toch af te wikkelen. Zij heeft om die reden haar honorarium met genoemd bedrag van € 450 verminderd, zodat de vaderlijke erfdelen konden worden vastgesteld, waarbij zij in feite het risico van terugbetaling op zich heeft genomen, waartoe zij geenszins was gehouden.

De notaris vervolgt dat de opgestelde rekening verantwoording is verzonden naar de gemachtigde van de erfgenamen, die deze voor akkoord heeft getekend, waarna zij deze heeft toegezonden aan de kinderen [naam]. Behoudens klagers hebben zij deze voor akkoord ondertekend.

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de notaris nog verklaard dat het standpunt van klagers over de in rekening gebrachte notariskosten, inhoudende dat er alleen wat telefoontjes zijn gepleegd en briefjes naar de Belastingdienst zijn gestuurd, een onjuiste voorstelling van zaken is. Zij heeft aan klagers een specificatie verstrekt van de verrichte werkzaamheden en van de daarmee gemoeide tijd. Voorts beroept de notaris zich op de

Kl 17/2010  13 april 2011                                                                   pagina 3

omstandigheid, dat de nalatenschap is afgewikkeld in opdracht van de door de erfgenamen gevolmachtigde, die namens hen met de kosten heeft ingestemd.

4.       De beoordeling en de gronden daarvoor

Met klagers moet worden vastgesteld dat de afwikkeling van de nalatenschap van hun stiefmoeder, overleden op 30 oktober 2005, ofschoon niet complex van aard, zeer geruime tijd op zich heeft laten wachten.

Anders dan klagers menen kan hiervan echter de notaris geen verwijt worden gemaakt. De afwikkeling werd immers opgehouden door een door de Belastingdienst nog vast te stellen terugvordering van teveel aan erflaatster uitgekeerde zorg- en huurtoeslag, welke vaststelling onevenredig lang heeft geduurd. Voldoende aannemelijk is, dat de notaris herhaalde malen, mede op aandringen van klagers, dan wel van klaagster [naam], bij de Belastingdienst heeft gerappelleerd. Dat dit eerst eind 2009 tot resultaat heeft geleid, kan de notaris niet worden aangerekend.

Dit geldt ook voor de vervolgens zich voorgedaan hebbende omstandigheid, dat de van de Belastingdienst uiteindelijk ontvangen beschikkingen uitgaan van een teveel teruggevorderde toeslag, die een verzoek om correctie noodzakelijk maakte.

Dat de notaris uiteindelijk, mede door het ongenoegen van klagers, ervoor heeft gekozen om toch tot afwikkeling over te gaan en daarbij het teveel teruggevorderde bedrag voor haar rekening te nemen, valt alleen maar te prijzen.

Bij dit alles komt nog, dat de notaris aan klagers en de overige kinderen [naam] meerdere malen een voorschot op hun vordering op de nalatenschap heeft aangeboden, hetgeen ook blijkt uit de door klagers zelf overgelegde brief namens de notaris van 17 november 2008.

Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap toerekenbaar is tekortgeschoten.

Voor zover klagers nog menen dat de notaris bij hen de verwachting heeft gewekt, dat aan hen meer zou worden uitgekeerd, dan thans het geval blijkt te zijn, kunnen klagers daarin evenmin worden gevolgd. Bij brief van 7 september 2006 is namens de notaris aan klaagster [naam] weliswaar meegedeeld, dat volgens berekening het vaderlijk erfdeel uitkomt op € 2.191,58, maar dat het saldo van de nalatenschap ontoereikend is om dit volledig uit te keren en dat op dit saldo nog de notariskosten in mindering moeten worden gebracht.

Dit onderdeel van klacht is dan ook naar het oordeel van de kamer ongegrond.

In hetet Het tweede onderdeel van hun klacht komen klagers op tegen de hoogte van de door de notaris in rekening gebrachte kosten en dit onderdeel betreft derhalve een declaratiegeschil als bedoeld in artikel 55, lid 2 van de Wet op het notarisambt. Ingevolge deze bepaling behoort de beoordeling van dergelijke geschillen tot de taak van de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris is gevestigd. De ringvoorzitter toetst daarbij volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Kamer is dan ook slechts bevoegd om declaraties te toetsen op de grondslag van artikel 98 van de Wet op het notarisambt. Een zodanige toetsing is slechts marginaal.

Voor zover dit onderdeel van de klacht haar grondslag vindt in genoemd artikel 98 kan naar het oordeel van de kamer niet gezegd worden, dat de notaris excessief, onredelijk of in strijd met de Verordening beroeps- en gedragsregels heeft gehandeld door aan klagers de kosten in rekening te brengen, zoals zij blijkens haar overgelegde specificatie heeft gedaan.

Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.       De beslissing

De kamer van toezicht

Kl 17/2010  13 april 2011                                                                    pagina 4

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 13 april 2011 door mrs. H.C. Naves, voorzitter, C. Wallis, lid, A. Hanser, C.M. van Poppel, en drs. M. Scherphof, allen plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de kamer van toezicht over de notarissen

en kandidaat-notarissen te Breda.

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam