ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0740 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2011/1004

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0740
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 03-01-2012
Zaaknummer(s): 07.831/2011/1004
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Nalatenschap. De notaris heeft willens en wetens, namelijk op verzoek van de executeurs, klager en de overige erfgenamen eerst bijna vier maanden na de aanvaarding van de benoeming tot boedelnotaris daarvan op de hoogte gesteld. De Kamer acht dat niet tijdig, in strijd met artikel 4:416 BW en (dus) klachtwaardig. Voorts heeft de notaris onduidelijkheid laten bestaan of zij de aangifte erfbelasting louter heeft opgesteld, of deze ook heeft ingediend. De Kamer legt de maatregel van waarschuwing op.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2011/1004

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…],

woonplaats kiezende te […],

tegen

[…],

notaris te […]

Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief van klager van 10 juli 2011, waarin de klacht tegen

  de notaris is neergelegd;

- de brief van de notaris van 19 september 2011;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 15 november 2011,

  waarbij zijn verschenen: klager alsmede de notaris en haar  kandidaat […]

- de pleitnota van klager.

2. De feiten

2.1. De moeder van klager, mevrouw [A] (hierna: ‘[A]’), is op 25 februari 2010 overleden. Twee zussen van klager zijn de executeurs van de nalatenschap van [A]. Er is voorts een nog onverdeelde nalatenschap van de eerder overleden echtgenoot van [A].

2.2. De notaris is, na inschrijving op 16 maart 2011, per 9 maart 2011 als boedelnotaris geregistreerd.

2.3. De notaris heeft, op verzoek van (de gemachtigde van) de executeurs, gewacht met het in kennis stellen van de erfgenamen van de aanvaarding van haar benoeming tot boedelnotaris. Klager is daarvan door de notaris in een brief van 1 juli 2011 op de hoogte gesteld.

2.4. De notaris heeft de aangifte erfbelasting met betrekking tot de nalatenschap van [A] opgesteld. Op grond daarvan is door de Belastingdienst aan klager en de andere erfgenamen een voorlopige aanslag van € 1.859,00 per persoon opgelegd. Na bezwaar van klager is de aan klager opgelegde voorlopige aanslag door de Belastingdienst op nihil gesteld.

3. De klacht

3.1. Klager verwijt de notaris dat deze zich partijdig heeft opgesteld door niet als onafhankelijke notaris, doch in feite als partijnotaris voor de executeurs, op te treden. Klager voert aan dat hij door de notaris niet tijdig en niet volledig is geïnformeerd. Voorts voert klager aan dat de notaris een onjuiste aangifte erfbelasting heeft opgemaakt en ingediend.

3.2. De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: ‘Wna’) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.2. De Kamer stelt voorop dat de klacht zich louter richt tegen de notaris, terwijl gebleken is dat de feitelijke werkzaamheden waarover wordt geklaagd (grotendeels) zijn uitgevoerd door haar kandidaat. De notaris is echter verantwoordelijk voor de handelingen van haar kandidaat. De notaris bepaalt de opdrachten aan de kandidaat en de zelfstandigheid waarmee zij werkzaamheden door haar kandidaat laat verrichten, zij blijft echter zelf – temeer nu zij boedelnotaris is – eindverantwoordelijk. De Kamer zal de klacht derhalve beoordelen ten aanzien van de notaris.

4.3. Op grond van artikel 4:146 lid 1 BW heeft een notaris die de benoeming tot boedelnotaris aanvaardt de plicht van deze aanvaarding kennis te geven aan de erfgenamen. Anders dan de notaris ter zitting heeft aangevoerd, is het derhalve niet (louter) aan de executeurs die mededeling te doen. De Kamer is – mede gelet op lid 2 van voornoemd artikel – van oordeel dat de notaris binnen redelijke termijn de erfgenamen in kennis dient te stellen.

4.4. De notaris heeft erkend dat zij op verzoek van de erfgenamen, en derhalve willens en wetens, klager eerst bijna vier maanden na de ingangsdatum van registratie als boedelnotaris daarover heeft geïnformeerd. De Kamer acht die kennisgeving niet binnen redelijke termijn gedaan en voorts past het een boedelnotaris, die anders dan een partij-notaris de belangen van alle erfgenamen moet behartigen, niet zich op grond een dergelijke wens van enkele erfgenamen (in casu de executeurs) de overige erfgenamen de informatie over de aanvaarding van de benoeming te onthouden. De opmerking van de notaris in het verweerschrift dat overduidelijk was dat klager na de kennisgeving onmiddellijk een klacht zou indien, acht de Kamer tendentieus.

De Kamer is van oordeel dat de notaris zich in zoverre partijdig heeft opgesteld. In die zin is dit onderdeel van de klacht gegrond.

4.5. De door klager genoemde, in zijn ogen onjuiste, handelingen van de executeurs kunnen niet aan de notaris worden tegengeworpen. De notaris heeft voorts aangevoerd dat zij er bij de executeurs op aandringen de overige erfgenamen voldoende te informeren. De Kamer acht dat, nu voor het overige op dat punt niets is aangevoerd of gebleken, voldoende.

4.6. Ook met betrekking tot de door klager genoemde onrechtmatige verdeling van de nalatenschap van zijn vader kan aan de notaris geen verwijt worden gemaakt omdat zij onweersproken heeft aangevoerd dat zij geen opdracht heeft met betrekking tot de afwikkeling van die nalatenschap.

4.7. Het klachtonderdeel dat ziet op de door de notaris opgestelde aangifte erfbelasting is naar het oordeel van de Kamer eveneens ongegrond. De notaris heeft terecht aangevoerd dat bij het opstellen van de aangifte alleen gebruik kon worden gemaakt van de voor de notaris beschikbare gegevens. Gelet op de omstandigheid dat de nog niet afgewikkelde nalatenschap van de vader van klager ook op dit punt een rol speelt, waren volgens de notaris de gegevens verre van compleet zodat is volstaan met een pro forma-aangifte. Naar het oordeel van de Kamer kan aan de notaris niet worden verweten dat de Belastingdienst na het bezwaar van klager tot een vermindering van de aanslag tot nihil heeft besloten. Die omstandigheid houdt, gelet op het vorenstaande, niet zonder meer in dat door de notaris de aangifte erfbelasting niet op juiste wijze is opgesteld.

4.8. De notaris heeft in het verweerschrift gesteld dat zij de aangifte ook heeft ingediend, terwijl dit ter zitting door haar juist is betwist. De notaris kon dit ter zitting op vragen van de Kamer ook niet met zekerheid nagaan, omdat zij het dossier niet had meegenomen. De Kamer acht dat onzorgvuldig, mede gelet op de omstandigheid dat de notaris vóór de zitting, door de toezending van de pleitaantekeningen van klager, wist dat klager dit punt aan de orde wilde stellen.

4.9. De Kamer is van oordeel dat de klacht gegrond is in voornoemde zin. De notaris heeft zich in zoverre partijdig opgesteld dat zij klager op verzoek van de executeurs en (dus) willens en wetens niet tijdig op de hoogte heeft gebracht van de aanvaarding van de benoeming tot boedelnotaris en dat zij onduidelijkheid heeft laten bestaan over de vraag wie de aangifte erfbelasting heeft ingediend. De Kamer is van oordeel dat dit in strijd is met haar rol van boedelnotaris. Aan haar wordt, gelet op voornoemde omstandigheden, de maatregel van waarschuwing opgelegd.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notaris gegrond en legt haar de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter, Mrs. A.J.V. Tierolff, T.K. Lekkerkerker, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2011.

De secretaris                                                                                  De plv. voorzitter