ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0718 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2011/992 en 993

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0718
Datum uitspraak: 15-11-2011
Datum publicatie: 23-11-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2011/992 en 993
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van het BFT dat de notaris een leveringsakte heeft gepasseerd zonder dat het hypotheekgeld daadwerkelijk was bijgeschreven, met als gevolg dat hij gedurende zeventien dagen een negatieve bewaringspositie heeft gehad. Waarschuwing.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2011/992 en 993

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

kantoorhoudende te Utrecht,

gemachtigde: A.C.M. Hesselberth RA,

hierna te noemen: klager en/of het BFT,

tegen

[A] en

[B],

notarissen te […],

hierna te noemen: de notarissen.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de twee brieven van het BFT van 25 maart 2011;

- de brief van de notarissen van 20 april 2011;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 6 oktober 2011;

- de pleitnota van het BFT.

2. De feiten

2.1  De notarissen voeren samen hun praktijk uit in de vorm van een besloten vennootschap.

2.2  Uit de bevindingen van het BFT is naar voren gekomen dat er van 30 december 2010 tot 18 januari 2011 op het kantoor van de notarissen sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie van € 134.719,00.

2.3  De negatieve bewaringspositie is ontstaan doordat op 30 december 2010 een leverings- en hypotheekakte is gepasseerd zonder dat de betreffende hypotheekgelden namens de koper op de kwaliteitsrekening van de notarissen waren ontvangen.

2.4  Op 17 januari 2011 is dit door de externe administrateur van de notarissen ontdekt, waarna de hypotheekbank op 18 januari 2011, met valutadatum 1 januari 2011, alsnog de hypotheekgelden heeft uitbetaald. Daarmee is de negatieve bewaringspositie opgeheven.

3. De inhoud van de klacht en het standpunt van het BFT

3.1.  Het BFT stelt dat:

a. notaris [A] een akte heeft gepasseerd zonder dat de gelden te zijner beschikking stonden, waarmee notaris [A] klachtwaardig heeft gehandeld;

b. er sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie, hetgeen beide notarissen aangerekend kan worden.

3.2  Het BFT is van mening dat de notarissen, hoewel het enige tijd heeft geduurd voordat de negatieve bewaring werd ontdekt, na ontdekking terstond het tekort hebben aangevuld.

3.3  Het BFT stelt dat de notarissen in strijd hebben gehandeld met artikel 23 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) en artikel 15 lid 1 (en toelichting) Verordening beroeps- en gedragsregels (Vgb) en artikel 1 Administratieverordening. Notaris [A] heeft als passerend notaris eveneens in strijd met artikel 3 (en toelichting) Vbg en artikel 5 lid 1 Administratieverordening gehandeld, aldus het BFT.

4. Het standpunt van de notarissen

4.1  De notarissen hebben een gelijkluidend verweer gevoerd. Zij erkennen dat notaris [A] een leverings- en hypotheekakte heeft gepasseerd zonder dat de hypotheekgelden daadwerkelijk op de kwaliteitsrekening waren bijgeschreven en dat er gedurende zeventien dagen sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Zij verklaren dat zij van de hypotheekbank hadden vernomen dat de hypotheekgelden waren overgeboekt.

4.2  De notarissen stellen dat het om een incident gaat. Zij hebben binnen kantoor de afspraak dat zij nooit zonder controle dat het geld op de kwaliteitsrekening staat een akte passeren en handelen daar ook naar. Zij hebben in verband met het gebeurde maatregelen genomen om te voorkomen dat de beschreven situatie zich in de toekomst nogmaals voordoet.

5. De beoordeling

5.1.  Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

5.2  Als erkend staat vast dat notaris [A] degene is geweest, die zonder dat de hypotheekgelden daadwerkelijk op de kwaliteitsrekening waren bijgeschreven, de akten heeft gepasseerd. De Kamer acht de daarop betrekking hebbende klacht gegrond.

5.3  De bewaringspositie van een notaris moet op grond van artikel 15 lid 1 Vgb te allen tijde positief zijn. De notarissen hebben erkend dat er gedurende zeventien dagen sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie op hun kantoor. De Kamer acht deze klacht ten opzichte van beide notarissen aldus eveneens gegrond.

5.4  In verband met de op te leggen maatregel overweegt de Kamer als volgt. De Kamer neemt in aanmerking dat de notarissen beiden verantwoordelijk zijn voor de negatieve bewaringspositie. Zij zijn er ook beiden verantwoordelijk voor dat het enige tijd, te weten zeventien dagen, heeft geduurd voordat dit werd ontdekt. Nu de notarissen bovendien een gelijkluidend verweer hebben gevoerd, acht de Kamer geen termen aanwezig om een onderscheid in maatregel te maken tussen de notarissen.

5.5  De Kamer meent dat een tuchtrechtelijke maatregel passend is. Een negatieve bewaringspositie moet te allen tijde voorkomen worden.

De Kamer neemt in het voordeel van de notarissen in aanmerking dat zij onmiddellijk de feiten hebben erkend en maatregelen hebben genomen om een einde te maken aan de negatieve bewaringspositie. Voorts overweegt de Kamer dat het BFT heeft erkend dat dit de enige keer is geweest dat er op het kantoor van de notarissen sprake was van een negatieve bewaringspositie en dat deze uitsluitend te wijten is aan het feit dat de hypotheekbank de gelden niet had overgemaakt. Tot slot hebben de notarissen verklaard dat zij maatregelen hebben genomen om herhaling van het gebeurde te voorkomen. Zij hebben inmiddels een eigen boekhouder aangesteld en bovendien afspraken gemaakt om de bewaringspositie, zowel door de boekhouder als door henzelf, beter en frequenter in het oog te kunnen houden.

5.6  De Kamer is van oordeel dat de notarissen een verwijt te maken valt en acht, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

6. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notarissen gegrond,

legt de maatregel van waarschuwing op aan:

- notaris [A] en aan

- notaris [B].

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter, mrs. A.J.V. Tierolff, P.F. Heuff, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 15 november 2011

De secretaris                                  De plv. voorzitter