ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0683 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2011/998

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0683
Datum uitspraak: 29-09-2011
Datum publicatie: 04-10-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2011/998
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet geheel voldaan aan de tijdige toezending aan het Bureau Financieel Toezicht van de jaarstukken over het boekjaar 2010. Klacht gegrond. Geen tuchtrechtelijke maatregel.  

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2011/998

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

het

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT) ,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde A.C.M. Hesselberth RA,

tegen

[…],

notaris te […]

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende

- de brief van het BFT van 26 mei 2011, met bijlage, waarin de klacht

   is neergelegd

- de brief namens de notaris van 16 juni 2011

- de brief van de notaris van 19 juli 2011

- de mondelinge behandeling van de klacht op 30 augustus 2011.

De klacht en de beoordeling daarvan

1. Het BFT verwijt de notaris dat hij, ondanks een verzonden constateringsbrief, niet geheel heeft voldaan aan zijn verplichting tot indiening van de jaarstukken over 2010. Met name heeft de notaris niet ingediend:

- de privé-vermogensopstelling

- de inkomensopstelling.

Voor het verwijt verwijst het BFT naar het bepaalde in art. 112 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) in verband met art. 24 lid 4 Wna. Het BFT acht de tekortkoming klachtwaardig, omdat als gevolg daarvan een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de notariële praktijk wordt belemmerd.

2. De notaris erkent zijn privé-vermogensopstelling en inkomensopstelling niet tijdig te hebben ingediend. Hij zegt de toezending van die stukken aan het BFT geheel over het hoofd te hebben gezien. Als verklaring daarvoor noemt de notaris de omstandigheid dat zijn boekhouder begin 2011 is overleden, waarna hij en het externe boekhoudbureau veel tijd hebben moeten besteden aan administratieve werkzaamheden die tijdens het ziekbed van de boekhouder zijn blijven liggen. Verder verergerde, volgens de notaris, de chronische ziekte van zijn echtgenote, waardoor zij ongeveer de helft van haar kantoorwerk niet meer kon doen, moest zijn kandidaat-notaris op medisch advies een stap terug doen met haar werk en was zijn meest ervaren medewerkster op onroerend goedgebied genoodzaakt een aantal malen te verzuimen wegens hartritmestoornissen.

3. De Kamer overweegt dat volgens art. 98 lid 1 Wna notarissen aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4. Op grond van art. 24 lid 4 Wna moet een notaris jaarlijks onder meer ten aanzien van zijn privé-vermogen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat betreffende de inkomensopstelling opmaken en op papier stellen. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT met ten hoogste twee maanden worden verlengd. Ingevolge art. 112 lid 1 Wna is de notaris verplicht de opstelling van zijn privévermogen en de opstelling van zijn inkomen aanstonds na het verstrijken van de termijn, bedoeld in art. 24 lid 4 Wna, bij het BFT in te dienen.

5. Gebleken is dat de notaris de hiervoor genoemde opstellingen niet aanstonds na het verstrijken van de termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar 2010 aan het BFT heeft toegezonden. De notaris heeft dit ook toegegeven. De door de notaris genoemde omstandigheden maken weliswaar verklaarbaar waarom hij is vergeten de opstellingen aan het BFT te verzenden, maar zijn daarvoor geen verontschuldiging. Een notaris dient eraan te denken en erop toe te zien dat alle noodzakelijke financiële bescheiden tijdig worden ingediend.

6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de notaris heeft gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting, zoals bedoeld in art. 98 lid 1 Wna. De klacht van het BFT is dus gegrond. 

De Kamer zal de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Daarvoor is redengevend dat de notaris heeft verklaard dat hier sprake is geweest van een incident en de Kamer ervan uitgaat dat de notaris zal zorgen dat in de toekomst de volledige jaarstukken binnen de wettelijk voorgeschreven termijn door het BFT worden ontvangen.

De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht gegrond,

bepaalt dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, F. Ton en B.J. Engberts, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 29 september 2011.

De secretaris                                                 De voorzitter