ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0682 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2011/999

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0682
Datum uitspraak: 29-09-2011
Datum publicatie: 04-10-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2011/999
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet geheel voldaan aan de tijdige toezending aan het Bureau Financieel Toezicht van de jaarstukken over het boekjaar 2010. Klacht gegrond. Geen tuchtrechtelijke maatregel.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2011/999

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

het

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT) ,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde A.C.M. Hesselberth RA,

tegen

[…],

notaris te […].

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende

- de brief van het BFT van 26 mei 2011, met bijlage, waarin de klacht

   is neergelegd

- de brief van het BFT van 7 juni 2011, met bijlagen

- de brief van de notaris van 20 juni 2011

- de mondelinge behandeling van de klacht op 30 augustus 2011.

De klacht en de beoordeling daarvan

1. Het BFT verwijt de notaris dat zij, ondanks een verzonden constateringsbrief, niet geheel heeft voldaan aan haar verplichting tot indiening van de jaarstukken over 2010. Met name heeft de notaris niet ingediend:

- de privé-vermogensopstelling

- de inkomensopstelling.

Voor het verwijt verwijst het BFT naar het bepaalde in art. 112 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) in verband met art. 24 lid 4 Wna. Het BFT acht de tekortkoming klachtwaardig, omdat als gevolg daarvan een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de notariële praktijk wordt belemmerd.

2. De notaris verklaart zich ervan bewust te zijn dat de genoemde bescheiden niet tijdig zijn ingediend. Zij zegt dit verzuim te betreuren. Volgens de notaris was haar accountant, als gevolg van een verhuizing van zijn kantoor en wegens ziekteverzuim van een aantal van zijn collega's, niet in staat haar privéstaten op tijd op te stellen en in te dienen. De notaris zegt zich te realiseren dat zij haar accountant onvoldoende tot spoed heeft gemaand. Omstandigheden in haar persoonlijke levenssfeer zijn daaraan debet geweest, aldus de notaris.

3. De Kamer overweegt dat volgens art. 98 lid 1 Wna notarissen aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4. Op grond van art. 24 lid 4 Wna moet een notaris jaarlijks onder meer ten aanzien van zijn privé-vermogen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat betreffende de inkomensopstelling opmaken en op papier stellen. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT met ten hoogste twee maanden worden verlengd. Ingevolge art. 112 lid 1 Wna is de notaris verplicht de opstelling van zijn privévermogen en de opstelling van zijn inkomen aanstonds na het verstrijken van de termijn, bedoeld in art. 24 lid 4 Wna, bij het BFT in te dienen.

5. Gebleken is dat de notaris de hiervoor genoemde opstellingen niet aanstonds na het verstrijken van de termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar 2010 aan het BFT heeft toegezonden. De notaris heeft dit ook toegegeven. Door de notaris is niet verzocht de termijn te verlengen. Zoals ook door de notaris wordt erkend, komt het feit dat haar accountant niet in staat is gebleken de ontbrekende stukken tijdig bij het BFT in te dienen, voor het risico van de notaris. Persoonlijke omstandigheden van de notaris kunnen daaraan niet afdoen.

6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de notaris heeft gehandeld in strijd met haar wettelijke verplichting, zoals bedoeld in art. 98 lid 1 Wna. De klacht van het BFT is dus gegrond. 

Uit de mededeling van de notaris, dat zij ervoor zal zorg dragen dat alle verplicht in te dienen staten in de toekomst tijdig bij het BFT aanwezig zullen zijn, leidt de Kamer af dat de verweten gedraging zich niet meer zal voordoen. Om die reden zal aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd.

De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht gegrond,

bepaalt dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, F. Ton en B.J. Engberts, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 29 september 2011.

De secretaris                                                             De voorzitter