ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0661 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2010/964

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0661
Datum uitspraak: 06-09-2011
Datum publicatie: 09-09-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2010/964
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris de nalatenschap van haar ouders onzorgvuldig te hebben afgewikkeld. Klachten ongegrond

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT- NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2010/964

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…],

wonende te […],

klaagster,

tegen

[…] ,

notaris te […], […],

gemachtigde: mr. M. Franke te Eindhoven.

Partijen zullen verder klaagster en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief met bijlage van klaagster van 15 juli 2010, waarin

   de klacht tegen de notaris is neergelegd;

- de brief met bijlagen van de notaris van 6 augustus 2010;

- de brief van klaagster van 29 oktober 2010;

- de brief namens klaagster van 28 januari 2011;

- de brief met bijlage van de notaris van 25 februari 2011;

- twee faxbrieven met bijlagen namens de notaris van 29 juni 2011;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 30 juni 2011, waarbij

   klaagster, de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn

   verschenen;

- de pleitaantekeningen namens de notaris.

2. De feiten

2.1  Op 11 februari 2008 is mevrouw [C] (hierna te noemen: de moeder) overleden. Haar vier kinderen, onder wie klaagster, zijn haar erfgenamen.

2.2  De grootvader van klaagster, de heer [D] en de grootmoeder, mevrouw [E] zijn overleden in respectievelijk 1972 en 1992.

2.3  Op 15 december 1986 is een notariële akte van verdeling gepasseerd tussen de grootmoeder en haar drie kinderen, onder wie de moeder.

2.4  Op 12 mei 1989 is tussen de grootmoeder en haar zoon[F] (hierna te noemen: de oom) een vaststellingsovereenkomst gesloten, welke vaststellingsovereenkomst bij akte van 15 maart 1990 werd gerectificeerd.

2.5  Op dezelfde dag hebben de grootmoeder en de oom een overeenkomst van schenking ondertekend.

2.6  Op 26 januari 1993 is in verband met de afwikkeling van het overlijden van de grootmoeder een notariële akte van verdeling gepasseerd tussen de drie kinderen van de grootmoeder.

3. De klachten en het verweer

3.1  Klaagster verwijt de notaris het volgende.

a. De notaris heeft de nalatenschappen van haar beide ouders niet naar behoren afgewikkeld. Zij heeft klaagster een erfafhandeling gestuurd die incompleet was. De notaris heeft klaagster onder dreiging van een rechtszaak gedwongen om de erfafhandeling te tekenen. Zij heeft klaagster geadviseerd om notaris mr. [G] in te schakelen, hetgeen een beroepsfout is.

b.De notaris heeft consequent de belangen van de drie overige erfgenamen behartigd en niet die van klaagster. Klaagster is door de notaris niet geïnformeerd, genegeerd en het enige gesprek dat klaagster met de notaris heeft gehad vond plaats op een ruzietoon.

c. De notaris heeft geweigerd om een onderzoek te doen naar het erfdeel van de grootouders van klaagster. Klaagster heeft toen notaris [G] opdracht moeten geven om dat onderzoek te toen. De notaris weigert vervolgens om een bedrag bij de neven van klaagster te vorderen, terwijl zij van het onderzoek van notaris [G] op de hoogte was, welk onderzoek volgens klaagster daartoe aanleiding gaf.

d. De notaris weigert om in te gaan op het verzoek van klaagster om de door haar gedeclareerde uren te schrappen.

3.2  De notaris voert gemotiveerd verweer. De Kamer zal op de klachten en het verweer, zover van belang, hieronder bij de beoordeling nader ingaan.

4. De beoordeling van de klachten

4.1  Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2  Klaagster heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te maken tegen de twee faxbrieven met bijlagen van 29 juni 2011, ondanks de late indiening.

Klachtonderdeel a.

4.3  De notaris heeft ter zitting, onbetwist door klaagster, gesteld dat zij niet betrokken is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klaagster. Klaagster is in 2008 bij de notaris gekomen in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder. De Kamer is aldus van oordeel dat de klacht, voor zover deze ziet op de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klaagster, geen doel treft.

4.4  Voorts heeft de notaris, onbetwist door klaagster, gesteld dat zij geen executeur in de nalatenschap van de moeder is geweest. De Kamer zal aldus beoordelen of de notaris, uitsluitend in haar hoedanigheid van notaris, klachtwaardig heeft gehandeld.

4.5  De Kamer begrijpt de klacht dat de erfafhandeling van de moeder van klaagster incompleet zou zijn aldus, dat de rekening en verantwoording niet de door klaagster gestelde aanspraak op haar neven bevat. In de visie van klaagster is de moeder bij de verdeling van de nalatenschap van de grootouders destijds benadeeld en de oom bevoordeeld. Op grond daarvan hebben de erfgenamen van de moeder nog een aanspraak op de erfgenamen van de oom, aldus klaagster.

Voorop staat dat notaris [G] in haar brief aan klaagster van 17 september 2008 heeft geconcludeerd dat de moeder haar erfdeel heeft ontvangen, deels via verrekening en deels via het kantoor van notaris [H]. Er is voor de Kamer geen reden om aan de juistheid van die conclusie te twijfelen. Overigens stelt de Kamer vast dat niet is gesteld en niet is gebleken dat de grootmoeder en moeder niet uit vrije wil de rechtshandelingen hebben verricht, zoals deze blijken uit de notariële akte van 15 december 1986, de onderhandse akten van 12 mei 1989 en 15 maart 1990 en de notariële akte van 26 januari 1993. De Kamer is van oordeel dat, indien de moeder al zou zijn benadeeld, zij kennelijk uit vrije wil heeft afgezien van haar aanspraken.

De Kamer is van oordeel dat, indien de moeder al zou zijn benadeeld, zij uit vrije wil heeft afgezien van haar aanspraken. Daarbij komt dat de twee broers en de zus van klaagster zich op het standpunt hebben gesteld dat zij geen aanleiding zien om met hun neven in overleg te gaan over de afwikkeling van de nalatenschap van de grootouders.

4.6  De Kamer acht het advies van de notaris aan klaagster om zich tot notaris [G] te wenden geen beroepsfout. De notaris heeft terecht gesteld dat zij rekening te houden heeft met de belangen van alle erfgenamen. Op het moment dat het belang van klaagster fundamenteel anders is dan het belang van de overige erfgenamen, acht de Kamer het een juist advies aan klaagster om haar te verwijzen naar een andere notaris.

4.7  De notaris heeft gesteld dat zij klaagster heeft gewezen op de consequenties, indien zij niet zou meewerken aan de verdeling van de nalatenschap van haar moeder. De Kamer is, anders dan klaagster, van oordeel dat dit geen dwang oplevert, zeker niet nu die consequenties er ook waren. De broers en de zus van klaagster hebben een civiele procedure bij de rechtbank Arnhem tegen klaagster aanhangig gemaakt, die erin heeft geresulteerd, kort gezegd, dat klaagster bij vonnis is veroordeeld om medewerking aan de notaris te verlenen om de nalatenschap van de moeder af te wikkelen.

4.8  De Kamer acht alle onderdelen van klachtonderdeel a. ongegrond.

Klachtonderdeel b.

4.9  De notaris heeft gesteld dat zij alle informatie die aan de overige erfgenamen is gezonden, eveneens aan klaagster heeft gezonden. Klaagster laat na om te specificeren welke informatie haar zou zijn onthouden. De notaris weerspreekt dat zij klaagster heeft genegeerd en dat het gesprek op ruzietoon is gevoerd. Zij heeft juist veel tijd besteed aan het beantwoorden van de vele vragen van klaagster.

4.10  De Kamer is van oordeel dat, tegen de gemotiveerde betwisting door de notaris, klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet alle informatie heeft gekregen die de overige erfgenamen ook hebben ontvangen. Klaagster heeft nagelaten om aan te geven welke informatie zij niet heeft gekregen. Ook overigens is hiervan niet gebleken. Ook het vermeende negeren door de notaris en het gebruik van de ruzietoon is onvoldoende komen vast te staan.

4.11  De Kamer acht klachtonderdeel b. ongegrond.

Klachtonderdeel c.

4.12  De notaris heeft gesteld dat zij op verzoek van klaagster alle stukken met betrekking tot de nalatenschap van haar grootouders heeft opgevraagd, doorgenomen en aan klaagster toegestuurd. De notaris werd door drie van de vier erfgenamen verzocht geen actie te ondernemen ten aanzien van de nalatenschap van de grootouders.

4.13   De Kamer is van oordeel dat de notaris op terechte gronden geen actie heeft ondernomen jegens de neven van klaagster, aangezien het onderzoek door notaris [G] en de eigen bevindingen van de notaris daarvoor geen aanleiding gaven. Zoals hiervoor al overwogen, bestaat er geen grond om terug te komen op de verdeling van de nalatenschap van de grootouders, nu de moeder haar erfdeel heeft ontvangen. Indien de moeder al zou zijn benadeeld, heeft zij uit vrije wil afgezien van haar aanspraken.

4.14  De Kamer acht klachtonderdeel c. ongegrond.

Klachtonderdeel d.

4.15  De notaris stelt dat zij op verzoek van klaagster arbeidsintensieve werkzaamheden heeft verricht. De hoogte van de declaratie is mede veroorzaakt door de tijd die de notaris heeft moeten besteden om een groot aantal vragen van klaagster te beantwoorden naar hetgeen in het verleden is gebeurd.

4.16  De Kamer is van oordeel dat de notaris de kosten van het onderzoek dat zij uitsluitend op verzoek van klaagster heeft gedaan, ten laste van klaagster mag brengen. Klaagster onderbouwt op geen enkele wijze haar stelling dat zij de notaris al heeft betaald.

4.17  De Kamer acht klachtonderdeel d. ongegrond.

Overig

4.18  Klaagster heeft tot slot geëist dat de notaris binnen zes weken na 5 juli 2010 een bedrag van f. 376.290,26 van haar beide neven zal vorderen, vermeerderd met de wettelijke rente, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden en, kort gezegd, een schadevergoeding voor al de door klaagster gewerkte uren en het immateriële leed dat zij heeft geleden. De Kamer acht klaagster niet-ontvankelijk in deze eisen, aangezien de Wna hiervoor niet de mogelijkheid biedt.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klachten tegen de notaris ongegrond en verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar eisen, hiervoor genoemd onder 4.18.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter, mrs. A.J.V. Tierolff, T.K. Lekkerkerker, D.T. Boks en A.A.H.M. Derks plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 6 september 2011.

De secretaris                                          De plv. voorzitter