ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0621 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2010/981

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0621
Datum uitspraak: 16-05-2011
Datum publicatie: 07-06-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2010/981
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Het BFT verwijt de notaris dat hij enige tijd een negatieve bewaringspositie heeft gehad. Voorts belemmert de notaris het financiële toezicht door niet tijdig de kwartaal- en maandcijfers aan te leveren. De Kamer acht de klacht gegrond en legt de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee dagen op.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2010/981

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

kantoorhoudende te Utrecht,

gemachtigden: A.C.M. Hesselberth RA en M.J. Visch RA,

hierna te noemen: klager en/of het BFT,

tegen

[…],

notaris te […]

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de brief van het BFT van 19 november 2010;

- de mondelinge behandeling van de klacht op 4 april 2011;

- de pleitnota van het BFT.

2. De feiten

2.1  Uit de bevindingen van het BFT is naar voren gekomen dat in 2010 gedurende enige maanden sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie, namelijk op:

- 31 maart 2010    €  2.986 negatief;

- 30 april 2010      € 10.637 negatief;

- 31 mei 2010       € 13.065 negatief.

Op 30 juni 2010 was de bewaringspositie € 400 positief en op 31 juli 2010

€ 18.742 positief.

2.2  In mei 2007 heeft het BFT met de notaris afspraken gemaakt over de indiening van kwartaalcijfers van het kantoor bij het BFT.

In september 2009 heeft het BFT met de notaris aanvullende afspraken

gemaakt over de indiening van maandcijfers.

3. De inhoud van de klacht en het standpunt van het BFT

a. Het BFT brengt als klacht onder de aandacht dat de bewaringspositie

negatief was per 31 maart, 30 april en 31 mei 2010. De bewaringspositie dient te allen tijde positief te zijn. Na constatering van de negatieve bewaringspositie op 31 maart 2010 heeft de notaris niet onmiddellijk maatregelen genomen om het tekort aan te vullen, zodat ook op 30 april en 31 mei 2010 sprake was van negatieve bewaringsposities.

b. Het BFT brengt voorts als klacht onder de aandacht dat de notaris de gemaakte afspraken over het indienen van kwartaal- en maandcijfers niet is nagekomen. Het BFT wordt daarmee in de uitoefening van het financiële toezicht ernstig belemmerd. Dit geldt te meer daar het BFT ernstige zorgen heeft over de financiële situatie van het kantoor van de notaris.

4. Het standpunt van de notaris

4.1  De notaris heeft geen schriftelijk verweer gevoerd.

4.2  Ter zitting heeft de notaris erkend dat er sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Hij heeft verklaard dat de negatieve bewaringspositie te wijten was aan de systematiek van zijn derdengeldrekeningen. Nadat de notaris deze systematiek gewijzigd had, vonden er geen onttrekkingen meer plaats en was de negatieve bewaringspositie gecorrigeerd.

4.3  De notaris heeft ook erkend dat de maandcijfers niet of te laat zijn ingediend. Hij verklaarde dat hij zelf die maandcijfers ook niet, of te laat, van zijn accountant ontving. De notaris wijt dit aan de onenigheid die hij met zijn accountant had. Nadat hij weer goede afspraken met zijn accountant had gemaakt, vertrouwde hij erop dat de accountant de maandcijfers rechtstreeks aan het BFT zou doen toekomen. Achteraf bleek dat de accountant dat niet deed, of in onvoldoende mate, aldus de notaris.

5. De beoordeling

5.1.   Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

5.2  Klachtonderdeel a.

De bewaringspositie moet te allen tijde positief zijn ex art. 15 lid 1 Vbg. De notaris heeft erkend dat er sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie.

5.3  Volgens artikel 25 lid 3 Wna is een notaris verplicht een tekort in het saldo van zijn derdengeldrekening terstond aan te vullen en is hij ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft. Ten aanzien van de door de notaris aangevoerde omstandigheden is de Kamer van oordeel dat de door hem aangevoerde oorzaak van het tekort, namelijk de ingewikkelde en daarmee onoverzichtelijke wijze waarop de notaris indertijd zijn zes derdengeldrekeningen had georganiseerd volledig voor zijn rekening en risico komt. Dat er sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie gedurende enige tijd op de derdengeldrekening, kan naar het oordeel van de Kamer  slechts worden verklaard doordat de notaris geld van de derdengeldrekening heeft overgeboekt naar zijn kantoorrekening. Dit valt hem toe te rekenen. De notaris heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem ter zake van het ontstane tekort geen verwijt kan worden gemaakt. De notaris is verantwoordelijk voor een goede betrouwbare administratie, waaronder die van zijn derdengeldrekening(en). Dat de gelden voor de derdengeldrekening wel aanwezig waren op het notariskantoor, zij het op de kantoorrekening, doet niet af aan de door de wetgever bij artikel 25 lid 3 Wna aan hem opgelegde verplichting. Het klachtonderdeel a. is daarom gegrond.

5.4  Klachtonderdeel b.

Het BFT heeft erkend dat de notaris de kwartaalcijfers vanaf augustus 2010 stipt aanlevert. De notaris heeft erkend dat hij, in de periode dat hij verplicht was om maandcijfers in te dienen, zich niet aan deze verplichting heeft gehouden. Als reden daarvoor geeft hij dat hij zelf niet of te laat over de maandcijfers beschikte. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij afspraken maakte met de accountant dat deze zou zorgen voor tijdige indiening van de maandcijfers. Wat er ook zij van de afspraken van de notaris met zijn accountant, het blijft naar het oordeel van de Kamer de verantwoordelijkheid van de notaris om ervoor te zorgen dat afspraken omtrent het indienen van maandcijfers met het BFT worden nagekomen. Door zijn handelwijze belemmert de notaris het financiële toezicht door het BFT. De notaris is onder verscherpt toezicht geplaatst. Dit brengt mee dat het hem ernstig moet worden aangerekend dat hij dat toezicht ernstig bemoeilijkt door niet tijdig gegevens te verstrekken. Door van zijn accountant af te laten hangen of de cijfers tijdig worden verstrekt, wekt de notaris de indruk dat hij de ernst van de situatie niet inziet. Ook de opmerking van de notaris dat “hij nog een keer zal proberen om te kijken of de maandcijfers niet eerder kunnen worden ingediend” getuigt van onvoldoende daadkracht. Het klachtonderdeel b. is gegrond.

5.5  De Kamer rekent de klachten van het BFT de notaris zwaar aan. Immers de derdengeldrekening dient ertoe om aan cliënten te waarborgen dat derdengelden aanwezig en veilig zijn en niet onderhevig aan risico’s in de bedrijfsvoering van de notaris. Door het handelen van de notaris was deze waarborg gedurende enige maanden niet aanwezig en is het in een notaris te stellen vertrouwen ernstig beschaamd.

Gelet op de financiële positie van het notariskantoor is er reden geweest voor het BFT om de afspraak met de notaris te maken om maandcijfers in te dienen. Aan deze afspraak houdt de notaris zich niet, althans onvoldoende. Dit valt de notaris te verwijten, het baat hem niet te verwijzen naar zijn accountant. De notaris heeft naar het oordeel van de Kamer in onvoldoende mate blijk gegeven dat hij hiervoor de verantwoordelijkheid neemt. Hij heeft evenmin laten blijken dat hij de ernst van de situatie inziet.

Dergelijke overtredingen, in hun onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen in beginsel de oplegging van de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt. De Kamer overweegt dat er aanleiding is de notaris voor een periode te schorsen, gelet op de ernst van de situatie. Gelet op de financiële positie van het notariskantoor zal de Kamer de schorsing beperken tot twee dagen.

5.6  Ter zitting heeft het BFT verklaard, dat punt 3. van de brief van 19 november 2010 geen onderdeel uitmaakt van de klacht, zodat de Kamer dit onderdeel niet hoeft te bespreken.

6. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notaris in beide onderdelen gegrond,

legt de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee dagen op.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter,

mrs. P.F. Heuff, A.J.V. Tierolff, J.J.G.M. Kuijpers en D.T. Boks, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2011

De secretaris                                                     De plv. voorzitter