ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0585 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2009/938

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2011:YC0585
Datum uitspraak: 06-01-2011
Datum publicatie: 10-02-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2009/938
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat hij in de akte tot beëindiging van haar geregistreerd partnerschap en in de akte van verdeling niet heeft geregeld dat de voorhuwelijkse schulden van haar partner voor diens rekening zouden blijven. De Kamer stelt voorop dat de notaris niet kan afwijken van de dwingendrechtelijke bepalingen van het huwelijksvermogensrecht. De Kamer overweegt voorts dat de notaris er niettemin wijzer aan had gedaan met zoveel woorden in de akten aan te geven dat de interne verdeling van de schulden daarin niet was opgenomen. In ieder geval had de notaris, volgens de Kamer, daarover schriftelijk of anderszins op een duidelijke wijze met klaagster kunnen communiceren. De Kamer acht het verzuim niet zodanig dat een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2009/938

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

[…],

wonende te […],

klaagster,

gemachtigde mr. S.A. van der Heiden,

tegen

[…],

notaris te […],

gemachtigde mr. A.P.J. Blokland.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-  de brief van klaagster van 8 oktober 2009 met bijlagen, waarin de

   klacht   is neergelegd

-  de brief van de notaris van 20 oktober 2009

-  de brief van klaagster van 9 november 2009

-  de brief van de notaris van 30 november 2009

-  de brief namens klaagster van 1 december 2010 met bijlagen

-  de brief namens de notaris van 1 december 2010 met bijlage

-  de mondelinge behandeling van de klacht op 7 december 2010.

2. De feiten

2.1 Voor de beoordeling van de hierna te noemen klacht zijn de volgende feiten van belang.

2.2 Klaagster is op 1 juni 2007 gehuwd met de heer [C], hierna te noemen [C]. Op 22 november 2007 is hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap. Klaagster en [C] waren gehuwd in gemeenschap van goederen.

2.3  Op 22 november 2007 hebben klaagster en [C] zich gewend tot de notaris met het verzoek tot het opstellen van een akte tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap en het redigeren van een akte van verdeling.

2.4 De notaris heeft - in ieder geval - op 17 december 2007 de conceptakten aan klaagster ter hand gesteld. Op 18 december 2007 hebben klaagster en de notaris telefonisch gesproken over de inhoud van de beide stukken, mede gelet op de schuldenpositie van met name [C].    

2.5 De akte tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap is op 20 december 2007 ten overstaan van de notaris gepasseerd. Daaraan voorafgaand heeft [C] schriftelijke volmachten verstrekt om hem bij het passeren van de akten te vertegenwoordigen. [C] had op dat moment de voormalige echtelijke woning reeds verlaten.

2.6 De akte van verdeling is op 23 januari 2008 ten overstaan van de notaris gepasseerd.

2.7 Klaagster is inmiddels namens [C] aangesproken de helft van de schulden te voldoen die door [C] in de huwelijksgoederengemeenschap zijn ingebracht.

3. De klacht

3.1 Klaagster stelt dat zij (en [C]) de notaris hebben verzocht om zo spoedig mogelijk hun geregistreerd partnerschap te laten ontbinden. Als reden daarvoor zegt klaagster aan de notaris te hebben meegedeeld dat [C] haar heeft bedrogen door geheim te houden dat hij vóór het huwelijk schulden had gemaakt. Klaagster heeft, naar haar zeggen, de notaris laten weten dat zij vreest dat, als de ontbinding niet snel wordt geregeld, [C] nog meer schulden maakt die ten laste van haar zullen komen. Volgens klaagster is de notaris duidelijk gemaakt, onder andere door een briefje dat door haar en [C] was opgesteld, dat de ontbinding als resultaat moest hebben dat de schulden die door [C] vóór het huwelijk waren gemaakt, voor zijn rekening zouden blijven. Klaagster zegt thans te moeten constateren dat zij wordt aangesproken om de helft van de voorhuwelijkse schulden van [C] te voldoen. Klaagster verwijt de notaris dat hij in de akten niet heeft vastgelegd dat de schulden van [C] voor diens rekening zouden blijven, terwijl zij met zoveel woorden de notaris op 18 december 2007 nog heeft gevraagd of het klopte zoals was afgesproken en hij daarop heeft geantwoord dat dit het geval was.

3.2 De notaris heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. Hij betoogt dat de bedoeling van klaagster was om zo snel mogelijk het geregistreerd partnerschap te beëindigen, omdat bij haar de vrees bestond dat de schuldeisers van [C] hun vorderingen wilden verhalen op haar appartement. De toedeling van die woning aan klaagster stond volgens de notaris voorop bij de opdracht die hij ontving. Om die reden heeft de notaris, naar zijn zeggen, de akten opgesteld zoals zij luiden. De notaris verklaart verder in het eerste gesprek met partijen wel over hun schuldenpositie te hebben gesproken, maar dat op dat moment is gebleken dat onduidelijk was welke schulden er waren. Volgens de notaris is afgesproken dat zou worden vastgelegd waarover partijen het eens waren en niet waarover zij van mening verschilden. 

4. De motivering van de beslissing

4.1 Volgens artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer stelt voorop dat, anders dan klaagster kennelijk meent, de notaris bij het opstellen van de akten niet kan afwijken van de dwingendrechtelijke bepalingen van het huwelijksvermogensrecht. Dit betekent dat de inhoud van de akten niet in strijd mag zijn met het voorschrift van artikel 1:102 Burgerlijk Wetboek dat meebrengt dat klaagster, als gevolg van het feit dat zij in gemeenschap van goederen met [C] is gehuwd, aansprakelijk is geworden voor de helft van de schulden die [C] vóór het huwelijk is aangegaan. Voor zover klaagster de akten afwijkend aan deze bepaling geformuleerd had willen zien, is haar klacht niet houdbaar.

De Kamer gaat er daarom vanuit dat de klacht van klaagster met name betreft het verwijt dat de notaris ten onrechte in de akten geen regeling heeft opgenomen over de draagplicht, dat wil zeggen over de interne verdeling van de schulden tussen klaagster en [C]. De Kamer overweegt daarover het volgende.  

4.3 De Kamer constateert allereerst dat klaagster en de notaris van mening verschillen over de opdracht die klaagster (en [C]) hebben verstrekt. Klaagster is van mening dat behalve de verdeling van de goederen tussen haar en [C] ook de verdeling van de schulden diende te worden geregeld. De notaris stelt zich op het standpunt dat het klaagster erom ging zo snel mogelijk haar appartement juridisch veilig te stellen voor de aanspraken van de schuldeisers van [C] en dat over de aard en omvang van de schulden onvoldoende duidelijkheid bestond om de verdeling daarvan in de akten op te nemen.

4.4 Gegeven deze tegengestelde standpunten, kan de Kamer niet uitgaan van de juistheid van de opvatting van klaagster. Dit neemt echter niet weg dat de Kamer van oordeel is dat, uitgaande van de visie van de notaris, hij er wijzer aan had gedaan met zoveel woorden in de akten aan te geven dat de interne verdeling van de schulden tussen partijen daarin niet was opgenomen. In ieder geval had de notaris daarover schriftelijk of anderszins op een duidelijke wijze met klaagster kunnen communiceren, waarvan onvoldoende is gebleken.

4.5 De Kamer acht het verzuim van de notaris evenwel niet zodanig dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, te meer omdat onweersproken vaststaat dat de akte tot beëindiging van het geregistreerd partnerschap zo snel mogelijk gepasseerd diende te worden om het appartement van klaagster juridisch veilig te stellen en ook omdat klaagster niet heeft gereageerd op de conceptakten, anders dan met de vraag of het klopte zoals was afgesproken, welke vraag de notaris heeft mogen opvatten als het informeren naar zekerstelling van het appartement.

4.6 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de klacht geen doel treft en daarom ongegrond moet worden verklaard.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2011.  

De secretaris                                                                         De voorzitter