ECLI:NL:TNOKARN:2011:1 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2010/988
ECLI: | ECLI:NL:TNOKARN:2011:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-02-2011 |
Datum publicatie: | 01-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 07.831/2010/988 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Voorgaande klachtzaak. Notaris was niet verplicht te verschijnen ter zitting. Eerder aan de orde gestelde klachtonderdelen niet opnieuw ter beoordeling van de kamer. Niet ingesteld hoger beroep doet daar niet aan af. Ook niet nu is gesteld dat de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen niet bekend was. Het staat de notaris vrij om een gepretendeerde opeisbare vordering door een incassobureau te laten innen. |
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2010/988
Beslissing van de voorzitter van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht
van
[..]
wonende te [..],
klaagster,
tegen
[..] ,
notaris te [..].
1. De procedure
Bij brief van 14 december 2010, bij de Kamer van Toezicht ingekomen op 16 december 2010, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris.
2. De feiten
2.1 Voor de beoordeling van de hierna te noemen klacht zijn de volgende feiten van belang.
2.2 Bij brief van 13 november 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris. De Kamer van Toezicht heeft op 19 mei 2010 de klacht mondeling behandeld. Bij die gelegenheid is klaagster wel en de notaris niet verschenen. Op 30 juni 2010 heeft de Kamer van Toezicht schriftelijk op de klacht beslist.
2.3 In haar beslissing heeft de Kamer van Toezicht de klacht als volgt samengevat:
"Klaagster klaagt over het professionele niveau van het concept van het testament en de begeleidende brief en vraagt daarover een uitspraak te doen. Daarnaast acht klaagster de gedragingen van de notaris naar aanleiding van de inhoudelijke reactie van klaagster op het concept onzorgvuldig. Tot slot verwijt klaagster de notaris dat zij haar vordering tegen haar heeft gehandhaafd, zonder inhoudelijk in te gaan op de bezwaren die klaagster heeft op het concept."
2.4 De Kamer van Toezicht heeft de eerste twee klachtonderdelen ongegrond verklaard en het derde klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard. Noch klaagster noch de notaris heeft tegen de beslissing hoger beroep ingesteld.
3. De klacht
Klaagster maakt in de onderhavige zaak de notaris opnieuw een aantal verwijten. In de eerste plaats stelt klaagster dat de notaris in haar handelen en nalaten zich niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk notaris betaamt. In de tweede plaats is klaagster van mening dat de notaris ten opzichte van haar, als erfgename, niet de nodige zorg heeft betracht.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 2 van de Wet op het notarisambt is de voorzitter van de Kamer van Toezicht bevoegd na een summier onderzoek de klacht terstond bij een met redenen omklede beslissing af te wijzen indien hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.
4.2. Het eerste klachtonderdeel ziet op de omstandigheid dat de notaris niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling van de klacht op 19 mei 2010. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris verplicht was om aan de oproep van de Kamer van Toezicht om aanwezig te zijn gevolg te voldoen. Doordat de notaris niet is verschenen zijn volgens klaagster haar rechten ter zitting geblokkeerd met als consequentie dat haar klacht ongegrond is verklaard.
Overwogen wordt dat uit de Wet op het notarisambt niet volgt dat een notaris naar aanleiding van een oproeping door de Kamer van Toezicht verplicht is ter zitting te verschijnen. Uit artikel 101 lid 1 Wet op het notarisambt, waarin wordt bepaald dat de Kamer van Toezicht geen beslissing neemt dan na verhoor "of behoorlijke oproeping van de notaris" valt met meer recht af te leiden dat de notaris niet ter zitting aanwezig behoeft te zijn. De verwijzing door klaagster naar schending van artikel 8:27 Algemene wet bestuursrecht is niet ter zake dienende, nu deze wet niet van toepassing is op het notarieel tuchtrecht. Het eerste klachtonderdeel is in zoverre kennelijk ongegrond.
4.3 Verder maakt klaagster in dit klachtonderdeel de notaris het verwijt dat zij een incassobureau opdracht heeft gegeven tot inning van de aan klaagster verzonden declaratie zonder te hebben gereageerd op de bezwaren van klaagster tegen de declaratie en zonder in aanmerking te nemen dat de Kamer van Toezicht in haar beslissing van 30 juni 2010 de werkzaamheden, waarvoor de notaris de declaratie heeft verzonden, heeft bekritiseerd. Daarnaast heeft de notaris, volgens klaagster, onzorgvuldig gehandeld door de opdracht tot incasso te bestendigen, ondanks dat een declaratiegeschil bij de KNB aanhangig was gemaakt respectievelijk door de opdracht tot incasso aan te houden en niet in te trekken. Ten slotte verwijt klaagster de notaris dat zij gebruik heeft gemaakt van een niet bonafide incassobureau dat niet in haar eigen regio is gevestigd.
De notaris is gerechtigd haar opeisbaar honorarium en overige gemaakte kosten bij klaagster in rekening te brengen. Indien klaagster hiermee niet kan instemmen is zij op de voet van het bepaalde in artikel 55 lid 2 Wet op het notarisambt bevoegd het geschil voor te leggen aan de voorzitter van het bestuur van de ring Arnhem. Dit laatste heeft klaarblijkelijk plaatsgevonden. De notaris heeft in verband daarmee ke nnelijk besloten de inning van haar vordering tijdelijk te staken in afwachting van de beslissing van de genoemde voorzitter. Dat de notaris, ook in het licht van de door
klaagster geschetste omstandigheden, aldus onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld, is niet gebleken. Verder stond het de notaris vrij haar gepretendeerde opeisbare vorderingen door middel van een (buiten haar regio gevestigd) incassobureau te innen. Dat de notaris gebruik zou hebben gemaakt van een malafide incassobureau is niet gebleken. Het eerste klachtonderdeel is ook in zoverre kennelijk ongegrond.
4.4 In het tweede klachtonderdeel stelt klaagster dat de Kamer van Toezicht in haar beslissing van 30 juni 2010 ten onrechte niet heeft geoordeeld over het verwijt dat de notaris niet de nodige zorg jegens haar in acht heeft genomen. In dat verband wijst klaagster erop dat de notaris niet heeft voldaan aan haar voorlichtings-, informatie- en zorgplicht.
Indien de visie van klaagster al juist zou zijn, dan had het op haar weg gelegen om tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht van 30 juni 2010 hoger beroep in te stellen. Dit is niet gebeurd. Klaagster kan thans niet in een nieuwe klacht deze verwijten opnieuw aan de orde stellen. Het betoog van klaagster dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht hoger beroep in te stellen, wordt gepasseerd. In de brief van de secretaris van 6 juli 2010, waarbij de beslissing van de Kamer van Toezicht van 30 juni 2010 aangetekend aan klaagster is toegezonden, wordt met zoveel woorden vermeld dat klaagster binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief bij het gerechtshof Amsterdam hoger beroep kan instellen tegen de beslissing. Overigens had klaagster in artikel 107 lid 1 Wet op het notarisambt kunnen lezen dat tegen de beslissing hoger beroep kan worden ingesteld. Het tweede klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.
5. De beslissing
De voorzitter van de Kamer van Toezicht
verklaart de ingediende klacht tegen de notaris kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, plaatsvervangend voorzitter, op 1 februari 2011.