ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0747 Kamer van toezicht Amsterdam 493557/NT 11-31 B

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0747
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 12-01-2012
Zaaknummer(s): 493557/NT 11-31 B
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gering negatief saldo gedurende een waarschijnlijk korte periode op de kwaliteitsrekening van de notaris. Gelet op het geringe bedrag en de door de notaris getroffen maatregelen is de klacht gegrond, maar legt de kamer geen maatregel op aan de notaris.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 in de klacht met nummers 493557 / NT 11-31 B van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

gemachtigde: mr. M.A. Drenth

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats],

de notaris.

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift van 22 juni 2011;

-         verweerschrift van 26 juli 2011;

-         repliek van 18 augustus 2011;

-         dupliek van 30 augustus 2011.

Bij de behandeling van de klacht op 1 november 2011 zijn mr. M.A. Drenth en D. van der Veer RA (namens het BFT) en de notaris verschenen.

Partijen hebben het woord gevoerd.

Uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:

a.    Ingevolge artikel 110 lid 1 en artikel 112 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) heeft het BFT een onderzoek ingesteld bij de notaris.

b.    De notaris is op 30 augustus 2009 uit het samenwerkingsverband [naam notariskantoor] getreden en heeft zich vanaf maart 2009 zelfstandig gevestigd.

c.    Uit de door de notaris bij het BFT ingediende cijfers blijkt dat de bewaringspositie van het notariskantoor zowel per 31 december 2010 als per 31 maart 2010 (afgerond) negatief € 18.000, - bedraagt.

d.    In december 2010 heeft de notaris cliëntengelden ontvangen ten bedrage van € 9.000,-, die eerst in april 2011 naar de kwaliteitsrekening zijn doorgeboekt.

e.    Daarnaast heeft de notaris in december 2010 ten onrechte een bedrag van € 9.000, - als (derden)gelden in een zaak uitgeboekt.

f.      De notaris heeft in overleg met het BFT een kantoorrekening omgezet in een bijzondere bankrekening om een buffer te creëren. Mede daardoor was de bewaringspositie van de notaris op 30 april 2011 weer positief (€ 67.000, -).

 

Bij de behandeling van de klacht op 1 november 2011 zijn mr. M.A. Drenth, D. van der Veer RA (beiden namens het BFT) en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

2. De klacht

2.1 Het BFT meent dat de notaris in strijd met artikel 23 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) juncto 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels heeft gehandeld doordat er sprake was van een negatieve bewaringspositie.

2.2 Verder is de notaris verplicht op grond van artikel 25 lid 3 Wna om een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen. Het tekort dat is ontstaan in december 2010, is eerst in april 2011 aangevuld, hetgeen niet als ‘terstond’ kan worden gezien.

2.3 Gelet op het feit dat de notaris in december 2010 op zijn kantoorbankrekening ontvangen cliëntengelden eerst in april 2011 op zijn kwaliteitsrekening heeft gestort heeft hij gehandeld in strijd met zijn verplichting op grond van artikel 25 lid 1 Wna, om die gelden onverwijld op de kwaliteitsrekening te storten.

2.4 Ten slotte heeft de notaris in strijd met de artikelen 1, 3 en 6 van de Administratie-verordening gehandeld. De notaris dient zorg te dragen voor het instellen van een toereikende administratieve organisatie en een stelsel van interne controlemaatregelen.

Betalingsopdrachten dienen zorgvuldig te worden vastgelegd, cliëntengelden dienen zorgvuldig te worden bewaard en alle financiële rechten en plichten dienen volledig, juist en tijdig te worden vastgelegd. Gebleken is dat de administratieve organisatie en de interne controlemaatregelen op het kantoor niet toereikend waren. Indien dat wel het geval was geweest, dan was in december 2010 niet een bedrag van € 9.000, - uitgeboekt in een zaak als ontvangen cliëntengeld.

3. Het verweer

De notaris erkent dat er gedurende een korte periode een bepaald bedrag niet op zijn kwaliteitsrekening heeft gestaan. Hij onderschrijft het belang van het onverwijld doorstorten van cliëntengelden op de kwaliteitsrekening. De door het BFT aan hem verweten feiten moeten volgens hem echter worden gezien als opstartproblemen in verband met de opening van zijn nieuwe kantoor in maart 2009. Omdat het kantoor relatief klein is, beschikt het niet over een eigen boekhouding. De cijfers worden iedere maand door een professioneel accountantskantoor verwerkt. Deze wijze van administratief verwerken heeft tot enige achterstand in de controle op de stand van zaken op de rekeningen van de notaris geleid, in het bijzonder de kwaliteitsrekening en heeft er ook twee keer toe geleid dat een boeking op de verkeerde rekening is binnengekomen of uitgeboekt.

De notaris heeft na de constatering van de feiten in maart 2011 meteen, in overleg met het BFT, maatregelen genomen.

Omdat het notariskantoor positieve cijfers laat zien, is er in de afgelopen tijd een reserve aangelegd. Op suggestie van het BFT is die reserverekening omgezet in een extra kwaliteitsrekening om ervoor te zorgen dat een verkeerde boeking door een cliënt geen weerslag meer heeft op de bewaringspositie.

Verder heeft de notaris met zijn accountant afgesproken dat foutieve boekingen van een cliënt sneller worden doorgegeven.

Na de besprekingen met dhr. Mooijekind van het BFT en op advies van Mooijekind door de notaris genomen maatregelen, heeft het de notaris verbaasd dat het BFT een klacht tegen hem heeft ingediend. Omdat de gelden van derden die de notaris zijn toevertrouwd geen enkel moment in gevaar zijn geweest, aangezien er voldoende liquiditeit op de rekeningen van kantoor aanwezig was (en is), meent de notaris dat de klacht, mede gezien de hoogte van het bedrag, disproportioneel is en zijn doel voorbij schiet.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna, zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft erkend dat er gedurende een korte periode een negatieve bewaringspositie is ontstaan en dat de cliëntengelden niet onverwijld op zijn kwaliteitsrekening zijn gestort. Pas toen de notaris het tekort in maart 2011 had geconstateerd, heeft hij het aangevuld. Weliswaar is sprake geweest van een gering negatief saldo, maar het BFT heeft ter zitting verklaard dat het de klacht toch heeft ingediend vanwege de duur en de late constatering en aanvulling ervan door de notaris.

Gelet op de maatregelen die de notaris terzake van zijn kantoororganisatie heeft getroffen, waaronder een verruiming van de buffer op de kwaliteitsrekening, heeft het BFT er alle vertrouwen in dat het in de toekomst beter zal gaan.

Alle klachtonderdelen zullen gelet op de erkenning van de notaris gegrond worden verklaard. Gelet op de door de notaris genomen maatregelen, alsmede op het feit dat het negatieve saldo relatief klein is geweest en niet goed is vast te stellen hoelang dat saldo negatief is geweest, ziet de kamer echter geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de notaris daarvoor geen maatregel op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, O.J. van Leeuwen, J.P. van Harseler, F.L.M. van de Graaff en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.