ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0746 Kamer van toezicht Amsterdam 492199/NT 11-25J

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0746
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 12-01-2012
Zaaknummer(s): 492199/NT 11-25J
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet (volledig) voldaan aan zijn verplichting ex artikel 24 lid 4 jo 112 lid 1 Wna. Klacht gegrond, geen maatregel.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2011 in de klacht met nummers 492199 / NT 11-25 J van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

gemachtigde: D. van der Veer RA,

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats],

de notaris

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlage van 26 mei 2011;

-         verweerschrift van de notaris van 29 juni 2011;

-         repliek met bijlagen van 7 juli 2011;

-         e-mailbericht van de notaris van 19 augustus 2011, waarin hij afziet van dupliek.

Bij de behandeling van de klacht op 29 november 2011 zijn mr. M.A. Drenth en D. van der Veer RA (namens het BFT) en de notaris verschenen.

Partijen hebben het woord gevoerd.

Uitspraak is bepaald op 20 december 2011.

 

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:

a.    Bij circulaire van het BFT van 21 december 2010 betreffende “Indiening jaargegevens 2010 en kwartaalinformatie 2011” heeft het BFT alle notarissen, waaronder de notaris, geïnformeerd over de digitale indiening van de jaargegevens 2010. Daarin is onder meer het volgende vermeld: “De indiening van gegevens bij het BFT geschiedt via de internetapplicatie DiginBFT. Na indiening van gegevens door middel van deze applicatie ontvangt u een ontvangstbevestiging per e-mail. Uitsluitend de via DiginBFT aangeleverde jaargegevens worden door het BFT geaccepteerd. Het is niet meer mogelijk de jaargegevens per post of e-mail aan te leveren.” (….) Het BFT verzoekt u nadrukkelijk een kopie van deze brief naar uw accountant door te zenden, zodat de accountant tijdig voor de aanvang van werkzaamheden met betrekking tot de jaargegevens en kwartaalgegevens geïnformeerd is omtrent bovengenoemd beleid, en eventueel geautoriseerd is om de indiening van de jaargegevens, het uitstel hiervan en de indiening van kwartaalgegevens te verzorgen.” Op 6 januari 2011 heeft de KNB op verzoek van het BFT deze circulaire via “NotarisNet” nogmaals onder de aandacht gebracht van alle notarissen.

b.    Op 13 mei 2011 heeft het BFT de notaris de volgende brief geschreven - voor zover hier van belang - : “Conform artikel 24, lid 4 en artikel 112, lid 1 Wet op het notarisambt bent u verplicht, aanstonds na het verstrijken van de termijn van 4 maanden na afloop van het boekjaar, tot het indienen van alle verantwoordingsdocumenten over dat boekjaar bij het Bureau Financieel Toezicht (BFT). De indiening bij het BFT kan, conform artikel 2 Reglement Verslagstaten 2010, uitsluitend geschieden via de internetapplicatie DiginBFT. Het BFT neemt gegevens die zijn ingediend per post of via e-mail niet in behandeling. Deze worden niet geregistreerd en beschouwd als niet ingediend. Het BFT heeft geconstateerd dat u per 11 mei nog niet heeft voldaan aan deze verplichting. De volgende verantwoordingsdocumenten over het voorgaande boekjaar zijn nog niet ontvangen:                                                                                                                                    

 - de privé-vermogensopstelling (V-staat)

- de inkomensopstelling (I-staat)

Dergelijk handelen is klachtwaardig. Wij wijzen erop dat de verplichting de gevraagde gegevens  te verstrekken onverminderd van kracht blijft.”  

c.    Op 27 mei 2011 zijn de hiervoor onder b. genoemde stukken ingediend.

2. De klacht

De notaris heeft, ondanks de door het BFT op 13 mei 2011 verzonden constateringsbrief, niet (geheel) voldaan aan zijn verplichting ex artikel 24 lid 4 jo artikel 112 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna), om de jaarstukken over 2010 bij het BFT in te dienen binnen de ingevolge artikel 24 lid 4 van de Wna bepaalde termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar. Het betreft de volgende bescheiden: privé-vermogensopstelling en inkomensopstelling.

Aan de notaris is geen uitstel verleend wegens bijzondere omstandigheden.

De omstandigheid dat er een misverstand  bestond tussen de notaris en de accountant inzake de verplichting tot indiening, ontslaat de notaris niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om tijdig de jaarstukken in te dienen. De benodigde stukken zijn namens de notaris op 27 mei 2011 via DiginBft ingediend. Door het te laat indienen van de stukken heeft de notaris het financiële toezicht onnodig belast. Het niet tijdig of volledig indienen van jaarstukken belemmert het BFT in een effectief toezicht op het financiële beheer door de notaris, hetgeen naar de mening van het BFT klachtwaardig is..

3. Het verweer

De notaris betreurt de tekortkoming, echter wijt deze aan een misverstand tussen hem en zijn accountant. De notaris meende dat zijn accountant namens hem de stukken al had verzonden. De aanmaning van het BFT van (vrijdag) 13 mei 2011 heeft hij direct na ontvangst op maandag 16 mei 2011 doorgestuurd aan zijn accountant, die ter afronding van de stukken nog enkele aanvullingen nodig had, welke de notaris heeft verzonden op 17 mei 2011.

De notaris is er (ten onrechte) van uitgegaan dat de accountant de stukken onverwijld zou indienen en was dan ook verbaasd toen hij op 27 mei 2011 de klacht van het BFT ontving.

Hij is van mening dat het BFT, alhoewel daartoe niet verplicht, ook even telefonisch contact met hem had kunnen opnemen alvorens de klacht in te dienen.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna, zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Aan het BFT is ingevolge artikel 110 Wna de taak opgelegd toezicht te houden op de

naleving door het notariaat van de wettelijke verplichtingen verband houdende met de financiële situatie van het notariskantoor. Teneinde die financiële situatie te kunnen beoordelen en op eventuele zorgelijke ontwikkelingen adequaat te kunnen inspelen, dient het BFT tijdig door het notariaat van de desbetreffende stukken te worden voorzien.

4.3 De notaris heeft de wettelijke termijn van indiening van de hiervoor onder 1 b. genoemde stukken overschreden. De kamer is van oordeel dat de notaris daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De klacht is dan ook gegrond. Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de kamer als volgt.

De kamer heeft van het BFT ter zitting begrepen dat na de constateringsbrief van 13 mei 2011 nog wel gelegenheid bestond tot het indienen van de ontbrekende stukken alvorens het BFT een klacht zou indienen. Hoewel dat niet met zoveel woorden in die brief is vermeld, heeft het BFT de streep voor de indiening van de stukken getrokken op 26 mei 2011, op welke datum het BFT alle klachten over te late indiening van jaargegevens heeft verzonden. Gezien het feit dat de ontbrekende stukken op 27 mei 2011, daags na het verzenden van de klacht door het BFT, bij het BFT zijn ingediend en het feit dat de notaris voor een dergelijk verzuim niet eerder door het BFT in de vorm van een klacht ter verantwoording is geroepen, acht de kamer de nalatigheid niet zo ernstig dat de notaris een tuchtrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd.

4.4 Dit leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de notaris daarvoor geen maatregel op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.H.C. Jongeneel, voorzitter, O.J. van Leeuwen, M. Bijkerk, F.L.M. van de Graaff en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.