ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0633 Kamer van toezicht Amsterdam 481242 / NT 11-6 B

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0633
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 24-06-2011
Zaaknummer(s): 481242 / NT 11-6 B
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie:   De kamer maakt zich ernstig zorgen over de wijze waarop de notaris communiceert en de mogelijke gevolgen daarvan, zoals benadeling van belanghebbenden en derden. De kamer heeft al eerder klachten behandeld tegen de notaris die betrekking hadden op gebrek aan communicatie aan de zijde van de notaris. Tweemaal is de notaris daarvoor een berisping opgelegd. De kamer heeft in de beslissing van 29 augustus 2006 bepaald dat zij er in de toekomst zwaar aan zou tillen indien zou blijken dat de notaris wederom stelselmatig niet reageert op pogingen om met hem in contact te komen. De kamer acht daarom nu de maatregel van schorsing voor de duur van één week passend en geboden.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 juni 2011 in de zaak met nummers 481242 / NT 11-6 B van:

[klager]

wonende te [plaats],

klager;

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats],

de notaris.

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlagen van 24 januari 2011;

-         brief van 26 januari 2011 van klager met bijlagen ter aanvulling klaagschrift.

De notaris heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen schriftelijk verweer gevoerd.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 12 april 2011 waren klager en de notaris aanwezig. Beide partijen hebben het woord gevoerd. De uitspraak is bepaald op 7 juni 2011.

1. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:

a.    De notaris heeft in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager, [naam moeder] (hierna erflaatster), eind december 2009 een conceptakte tot partiële verdeling van de nalatenschap opgesteld.

b.    Op initiatief van een zuster van klager, [naam zuster] (wonend in Australië) hebben de erfgenamen zich op het standpunt gesteld dat de akte moest worden herzien. Tussen 27 december 2009 en 12 januari 2010 is daarover e-mailcontact geweest tussen [naam zuster van klager] en de notaris. Op 12 januari 2010 schreef de notaris haar: “Ik zal uw e-mails nogmaals goed lezen en op basis daarvan de benodigde actie ondernemen. Ik houd u op de hoogte”.

c.    Op 3 maart 2010 heeft [de zuster van klager] de notaris een e-mailbericht gestuurd ter herinnering aan zijn toezegging op 12 januari 2010.

d.    Op 6 mei 2010 heeft de advocaat van klager geschreven - voor zover hier van belang -: “Vandaag heb ik telefonisch contact gehad met notaris [naam notaris]. De notaris gaf aan dat hij inderdaad de stukken had ontvangen uit Australië maar dat mevrouw [naam zuster klager] toch een iets andere lezing zou hebben dan u. [De notaris] gaf aan nodig te hebben om het dossier te bestuderen maar hij zegde toe u vrijdag 7 of 10 mei te zullen bellen. Ik hoop van harte dat hij dit zal doen zodat er voor u wat meer duidelijkheid komt. Indien u wederom niets hoort verzoek ik u mij te bellen.”

e.    De KNB heeft klager op 1 december 2010 geschreven dat de notaris ook aan de KNB, ondanks herhaald verzoek van de KNB om zijn reactie, niet op een verzoek van klager tot bemiddeling heeft gereageerd.

2. De klacht

Klager verwijt de notaris, kort gezegd, dat hij niet reageert op verzoeken van klager (en de overige erfgenamen) om de nalatenschap spoedig af te wikkelen.

Klager en de overige erfgenamen verlangen van de notaris dat hij een nieuwe akte opstelt, met daarin opgenomen de door [de zuster van klager] aan de notaris opgegeven wijzigingen.

3. De beoordeling

3.1 De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt (hierna: Wna) oplevert. In dat artikel heeft de wetgever de tuchtnorm neergelegd waaraan zowel notarissen als kandidaat-notarissen zijn onderworpen. Het gaat daarbij kort gezegd om handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

3.2 Op de zitting heeft de notaris verklaard dat de zaak hem boven het hoofd is gegroeid en dat hij niet meer wist hoe hij de zaak moest oplossen. Hij heeft erkend dat het beter was geweest indien hij met klager over de voortgang had gecommuniceerd. De zaak was naar zijn idee vastgelopen omdat niet alle erfgenamen wat betreft de afwikkeling op één lijn zaten.

Klager heeft daarentegen verklaard dat alle erfgenamen het eens zijn met de door [de zuster van klager] gemaakte opmerkingen over de conceptakte. Aangezien alle erfgenamen het met elkaar eens zijn, is het mogelijk op korte termijn de akte te tekenen. De notaris heeft toegezegd zich daarvoor in te spannen.

3.3 De kamer is van oordeel dat de klacht gegrond is. De kamer maakt zich ernstig zorgen over de wijze waarop de notaris communiceert en de mogelijke gevolgen daarvan, zoals benadeling van belanghebbenden en derden.

De kamer heeft al eerder klachten behandeld tegen de notaris die betrekking hadden op gebrek aan communicatie aan de zijde van de notaris. Tweemaal is de notaris daarvoor een berisping opgelegd. De kamer heeft in de beslissing van 29 augustus 2006 bepaald dat zij er in de toekomst zwaar aan zou tillen indien zou blijken dat de notaris wederom stelselmatig niet reageert op pogingen om met hem in contact te komen.

De kamer acht daarom nu de maatregel van schorsing voor de duur van één week passend en geboden.

3.4 Dat leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt de notaris een schorsing in de uitoefening van het ambt op voor de duur van één week.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, O.J. van Leeuwen,

J.P. van Harseler, F.L.M. van de Graaff, en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

mr. E.B.T. Kienhuis,                                                   mr. N.C.H. Blankevoort,

secretaris.                                                                   voorzitter.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.