ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0627 Kamer van toezicht Amsterdam 479267 / NT 10-40 P

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2011:YC0627
Datum uitspraak: 28-04-2011
Datum publicatie: 10-06-2011
Zaaknummer(s): 479267 / NT 10-40 P
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft als bindend adviseur opgetreden. Beoordeling door de kamer van twee overgebleven klachtonderdelen: of de notaris, zoals gesteld door klager,  in een getuigenverklaring onwaarheid zou hebben gesproken en of de notaris tekortgeschoten is met het geven van een door hem toegezegde specificatie van zijn nota m.b.t. zijn werkzaamheden. De kamer is van oordeel dat de notaris op het laatste punt tekortgeschoten is en legt hem daarvoor een maatregel op.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 april 2011 in de zaak met nummers 479267 NT 10-40 P in de zaak:

[klager],

wonende te [plaats],

raadsman: mr J.A.Th. Spoor,

klager,

tegen:

[de notaris],

notaris te [plaats].

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlagen van 21 april 2010;

-         beslissing van de voorzitter van 29 april 2010;

-         beslissing van de kamer van 14 september 2010;

-         verweerschrift met bijlagen van 29 september 2010;

-         repliek met bijlage van 25 november 2010;

-         dupliek met bijlage van 19 januari 2011.

Bij beslissing van 29 april 2010 - die als hier ingelast en overgenomen wordt beschouwd en in fotokopie aan deze beslissing is gehecht - heeft de voorzitter van de kamer van toezicht de klachtonderdelen, vermeld in het klaagschrift onder 1 tot en met 7 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager heeft tegen de beslissing van de voorzitter verzet aangetekend. De kamer van toezicht heeft het verzet niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing van 14 september 2010, aangezien het verzet niet was ingesteld binnen de bij de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) bepaalde termijn van veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van de beslissing van de voorzitter . In die beslissing heeft de kamer voorts bepaald dat de notaris, zoals reeds vermeld in voornoemde beslissing van de voorzitter, diende te antwoorden op de klachtonderdelen genoemd onder 8 en onder 9 van het klaagschrift (hierna te noemen onder de nummers 2.1 en 2.2). Daarover dient de kamer derhalve nog uitspraak te doen.

Bij de mondelinge behandeling op 3 maart 2011 van de hiervoor genoemde klachtonderdelen waren klager, bijgestaan door zijn raadsman, en de notaris aanwezig. Beiden hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op 28 april 2011.

1.      De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a.       Klager en zijn ex-partner [naam, hierna [H]] hebben op 17 maart 1995 een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat in het geval er een geschil zou bestaan over de uitleg of de wijze van uitvoering van de overeenkomst, een derde in onderling overleg of bij gebreke daarvan op verzoek van de meest gerede partij door een notaris kan worden aangewezen om een vaststellingsovereenkomst tot stand te doen komen (conform titel 15 van boek 7 Burgerlijk Wetboek).

b.      In een brief van 25 augustus 2008 heeft notaris [naam andere notaris] klager bericht dat notaris [naam notaris] zich bereid had verklaard als bindend adviseur op te treden in het tussen klager en zijn ex-partner gerezen geschil over de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen en gelden.

c.       Op 24 juni 2009 heeft de notaris zijn bindend advies aan partijen bekend gemaakt.

d.      Op 10 februari 2010 heeft de notaris ten overstaan van de sector handels- en familierecht van de rechtbank Utrecht onder ede een verklaring afgelegd in de procedure van [H] tegen klager.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de notaris dat hij, ondanks zijn toezegging, geen specificatie heeft gegeven van zijn werkzaamheden.

2.2 Klager verwijt de notaris dat hij in zijn verklaring van 10 februari 2010, afgelegd ten overstaan van de sector handels- en familierecht van de rechtbank Utrecht, niet de waarheid heeft gesproken.

Klager stelt dat de notaris heeft gelogen over feiten en data, onder meer betreffende het aanvaarden van de opdracht, de omschrijving van de geschilpunten en de omgang met de dossierstukken.

3. Het verweer

3.1 De notaris heeft bij verweerschrift een urenspecificatie overgelegd. Hij stelt dat hij veel meer tijd aan het dossier heeft besteed dan dat hij in rekening heeft gebracht. Overigens is naar zeggen van de notaris het grootste gedeelte van die rekening betaald door de ex-partner van klager.

3.2 De notaris zegt naar eer en geweten antwoord te hebben gegeven toen hij onder ede bij de rechtbank een verklaring moest afleggen. Hij zegt daarbij niet te hebben gelogen en ook niet te weten wat voor zin dat zou hebben. De notaris zegt geen vertrouwelijke stukken te kennen die hij niet aan de ex-partner zou hebben mogen doorsturen.

Hij meent dat hij niet in verzuim is geweest met het doorsturen van stukken van de ene partij naar de ander. De notaris benadrukt dat hij is opgetreden als bindend adviseur en niet als raadsman van klager of diens ex-partner.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Vast staat dat klager op 17 maart 2009 de notaris om een specificatie van de rekening voor het bindend advies heeft gevraagd, waarna de notaris op 20 maart 2009 de toezegging heeft gedaan die specificatie te verzorgen. De notaris heeft, ondanks rappel van klager, echter deze specificatie pas bij verweerschrift ingediend, na daarom gevraagd te zijn door de voorzitter van de kamer. De kamer is dan ook van oordeel dat indien een notaris declareert op basis van bestede uren, hij desgevraagd binnen een redelijke termijn zijn nota moet specificeren.

De notaris heeft hiermee echter 1,5 jaar gewacht. Dit is geen redelijke termijn.

De notaris is op dit punt tekortgeschoten. Het klachtonderdeel wordt gegrond verklaard en de kamer acht de maatregel van waarschuwing passend.

4.3 Aan de hand van door klager in de repliek en de pleitnotitie opgesomde reacties op de punten in de getuigenverklaring van de notaris oordeelt de kamer als volgt over de klacht dat de notaris als getuige onwaarheid zou hebben gesproken:

·            De punten 2, 3, 4, 5 en 7 van de getuigenverklaring van de notaris gaan over het zenden van stukken door klager en zijn ex-partner aan de notaris. De notaris verklaart dat hij partijen verzocht heeft hem, naast hun formele standpunt, hun persoonlijke standpunt in eigen bewoordingen mee te delen en dat hij dit stuk vertrouwelijk zou behandelen. Hij zegt van de ex-partner een uitvoerig stuk met persoonlijke opvattingen te hebben ontvangen. Hij heeft dit stuk dus niet naar klager gestuurd. De notaris erkent ook een stuk van klager te hebben ontvangen, maar zegt dat niet als persoonlijk stuk te hebben gezien, maar als een overzicht van zakelijke punten. Daarom heeft hij dit stuk doorgestuurd naar [H].

Dat klager het daarmee niet eens is, betekent naar het oordeel van de kamer nog niet dat de notaris daarmee onwaarheid heeft gesproken.

Klager is het niet eens met deze handelwijze van de notaris, die zijn stuk wel heeft doorgestuurd, maar het stuk van zijn ex-partner als vertrouwelijk aan haar retour heeft gezonden. Dat levert echter geen leugenachtige verklaring op.

De notaris heeft als getuige ook toegegeven dat het stuk van [H] “zijdelings in de vorm van irritatie” bij de besprekingen is voorgekomen; naar zijn beleving heeft dat echter het proces van het bindend advies niet belemmerd. Dat klager over een en ander een andere mening heeft, maakt de verklaring niet leugenachtig.

·            Hetzelfde geldt voor punt 8 van de verklaring. In dit punt verklaart de notaris over de inspraak die partijen hebben gehad over het verloop van de procedure. Dat de geschilpunten vaststonden levert, anders dan klager meent, geen schriftelijke agenda voor de procedure op.

·            Klager en de notaris verschillen eveneens van mening over de vraag of alle geschilpunten zijn besproken. De notaris meent van wel, klager vindt dat zijn standpunten onvoldoende aan bod zijn gekomen. Het feit dat de notaris daar anders over denkt, betekent niet dat hij daarover onwaarheid spreekt. Ook op dit punt (9) heeft de notaris geen onwaarheid gesproken.

·            Het feit dat de notaris vele stukken uit het procesdossier in zijn kast heeft liggen (en misschien wel het hele dossier) hoeft nog niet te betekenen dat hij zich daarin ook verdiept heeft (zoals hij dan ook verklaart in punt 10), zodat de kamer ook daarin geen leugen ziet.

·            In zijn reactie op punt 11 van de verklaring van de notaris verwijt klager de notaris bepaalde zaken die de notaris zou hebben nagelaten. Klager beroept zich op bepaalde feiten, waarover de notaris echter niets heeft verklaard, zodat ook op dit punt geen sprake is van een leugenachtige verklaring.

·            Naar de mening van klager heeft de notaris zijn beslissing niet deugdelijk gemotiveerd. Dat wil echter niet wil zeggen dat als de notaris daar (in punt 12) anders over denkt, hij niet de waarheid zou hebben gesproken.

·            De notaris heeft (in punt 13) bedoeld het bindend adviseurschap te aanvaarden, onder de voorwaarde dat zowel klager als zijn ex-partner het eens zouden zijn met zijn optreden als zodanig. Daarin had de notaris wellicht duidelijker moeten zijn naar partijen, maar het betekent niet dat hij daarover onwaarheid spreekt.

·            In punt 14 verklaart de notaris niet zeker te weten of hij in een bepaalde periode inhoudelijke stukken heeft ontvangen, hetgeen niet als een onwaarheid kan worden aangemerkt.

·            In zijn reactie op punt 15 wordt door klager geen leugen gesteld.

·            De reactie van klager op punt 16 van de verklaring betreft een inhoudelijk bezwaar tegen de beslissing van de bindend adviseur. De notaris beschrijft wat hij zelf heeft waargenomen. Bij de overschrijving van de gelden was hij niet aanwezig. Dat betreft geen leugen.

Uit de reacties van klager blijkt dat hij het niet eens is met de gang van zaken in de bindend adviesprocedure en het door de notaris gegeven bindend advies. Naar de beleving van klager heeft de notaris daarom onwaarheid gesproken. De kamer is echter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris in zijn verklaring niet de waarheid heeft gesproken. Daarom wordt dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.

4.4 Dat leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart het klachtonderdeel hiervoor genoemd onder nummer 2.1 gegrond;

-                     legt de notaris een waarschuwing op;

-                     verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, M. Bijkerk,

E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2011.

Mr. E.B.T. Kienhuis,                                                   Mr. M.Y.C. Poelmann,

Secretaris.                                                                  Voorzitter.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.