ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1593 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 044/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1593
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 12-12-2011
Zaaknummer(s): 044/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen psychiater. Klager, verblijvend in een TBS-instelling, beklaagt zich onder meer over het voorschrijven van risperidon bij een autisme- en persoonlijkheidsstoornis en overplaatsing na een door hem veroorzaakt incident. Klacht als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 december 2011 naar aanleiding van de op 16 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

bijgestaan door mr. J.J. Lieftink, advocaat te Almere,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. T. Caglayan, jurist verbonden aan de E te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het aanvullende klaagschrift;

-       het verweerschrift met de bijlagen;

-       de repliek;

-       de dupliek;

-       het proces-verbaal van het op 6 oktober 2011 gehouden gehoor in het kader van het  

vooronderzoek, alwaar klagers raadsman en verweerder met zijn gemachtigde zijn verschenen.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 24 december 2009 is klager veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en TBS met bevel verpleging wegens mishandeling meermalen gepleegd, poging tot zware mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Per 25 maart 2010 werd klager geplaatst in de TBS-kliniek E te D, alwaar verweerder hoofd behandeling en zijn hoofdbehandelaar was. Klager werd geplaatst op afdeling 3.A, een Psychose- en autismevriendelijke afdeling. In het behandelplan werd op As I een stoornis van Asperger vermeld en op As II een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en anti-sociale kenmerken. Klager kreeg Risperdal (risperidon) voorgeschreven. Op 23 april 2010 veroorzaakte klager een ernstig incident op de afdeling. Hij nam op die dag onverwacht een zwanger staflid van achteren in de houdgreep met de mededeling “dat we samen een ritje gaan maken”. Nadat klager was overmeesterd, is hij gesepareerd en na 5 dagen overgeplaatst naar afdeling 1.A, een afdeling voor intensieve zorg. Op 23 augustus 2010 deed zich hier een incident voor waarbij klager handdoeken in de hobbyruimte heeft aangestoken. Op 11 november 2010 heeft klager papier op zijn kamer in brand gestoken. Op 11 april 2011 veroorzaakte klager weer brand in de hobbyruimte. Later in het voorjaar van 2011 is klager weer overgeplaatst naar afdeling 3.A.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:

-       geen hulp bij traumaverwerking;

-       plaatsing in de separeer in combinatie met voorschrijven van Risperdal;

-       overplaatsing naar de afdeling bijzondere zorg;

-       overplaatsing naar de verkeerde afdeling, namelijk niet de autismeafdeling.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat aan klager voldoende psychische hulp is geboden. Overbrenging naar de separeer en overplaatsing naar een andere afdeling waren onvermijdelijk, gezien het ernstige incident. Het is niet bekend dat Risperdal agressie kan uitlokken.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college ziet zich door de ingediende klacht geplaatst voor de beoordeling van een (medisch) handelen, waarvoor deels ook een eigen rechtsgang via de Commissie van Toezicht en de RSJ bestaat. Die rechtsgang is de meest geëigende weg voor de beoordeling van de vraag of er termen zijn voor maatregelen en overplaatsing in het kader van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Dit neemt niet weg dat over geneeskundig handelen ingevolge de Wet BIG een tuchtrechtelijk oordeel moet kunnen worden gevraagd. Anders dan bij de hierboven genoemde rechtsgang kunnen daarbij andere, medische aspecten ten volle worden beoordeeld, maar dient het oordeel van de aangeklaagde of er aanleiding was voor overplaatsing of separeren slechts marginaal te worden getoetst in die zin, dat de vraag moet worden beantwoord of de arts in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat daartoe aanleiding bestond.

5.3

Het college begrijpt uit de toelichting op de klacht dat het verblijf van klager in het huis van bewaring, de rechtszaken en het verlies van zijn woning traumatische ervaringen voor hem zijn geweest en dat hij meent bij de verwerking daarvan onvoldoende hulp van verweerder te hebben ontvangen. Uit de stukken waaronder het behandelplan blijkt echter dat op verschillende manieren (psycho-educatie, een delictketengroep, individuele therapie, het accepteren van de situatie als gespreksonderwerp voor alle disciplines en vele andere interventies) is getracht klager hulp en steun te bieden. Onweersproken is dat verweerder zelf een- of tweemaal per maand met klager heeft gesproken over spanning naar aanleiding van sociale stress, gevoelens van agressiviteit en acceptatie van zichzelf. Al met al moet het oordeel zijn dat het klachtonderdeel dat klager onvoldoende hulp heeft gehad, dat voor het overige weinig concreet is geworden, niet kan slagen.

5.4

Ten aanzien van de medicatie risperidon geldt dat agitatie en angst als bijwerking van dit middel bekend zijn, iets wat in dit geval overigens niet bij klager wordt beschreven of genoemd. Agressie is niet een bekende bijwerking van dit middel te noemen. Hoewel daar niet primair voor bedoeld, wordt dit antipsychoticum regelmatig toegepast om prikkelgevoeligheid te verminderen. Een goede voorlichting is daarbij wel essentieel. Het ging daarbij over een lage dosering die klager blijkens de stukken op eigen initiatief is gestaakt. Derhalve kan niet worden gezegd dat de medicamenteuze instelling op psychofarmaca met als doel afzwakking van agressie en impulsieve uitingen (zoals geformuleerd bij de intakebespreking van 16 september 2010) niet op verantwoorde wijze is geschied. Klager kan dan ook niet de oorzaak voor de door hem veroorzaakte incidenten op de afdelingen 3.A en 1.B bij dit middel, en dus bij verweerder leggen.  

5.5

Ten aanzien van de genomen maatregelen, het separeren en de overplaatsing/het overgeplaatst houden, geldt wat verweerder betreft met toepassing van de hierboven bij 5.2 weergegeven maatstaf dat hij in redelijkheid heeft kunnen bijdragen (formeel lag de beslissing bij het hoofd van de inrichting) aan die maatregelen. Klager had immers een ernstig incident veroorzaakt en met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting kon in redelijkheid tot die maatregelen worden besloten. Ook na zijn overplaatsing bleef klager incidenten veroorzaken. Het enkele feit dat verweerder heeft willen meewerken aan een terugplaatsing van klager naar afdeling 3.A betekent nog niet dat diens eerdere overplaatsing naar afdeling 1.B in redelijkheid niet gerechtvaardigd was.

5.6

Al met al is de conclusie uit het voorgaande dat de klacht kennelijk ongegrond is en dus dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. R.J. Verkes en T.S. van der Veer, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.