ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1491 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 133/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1491
Datum uitspraak: 10-11-2011
Datum publicatie: 10-11-2011
Zaaknummer(s): 133/2011
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen internist (oncoloog). Patiënte wordt door verweerster in het weekend verwezen naar de afdeling SEH. Het college oordeelt dat verweerster dat heeft mogen doen en ook niet zonder meer verantwoordelijk is voor de aldaar ontstane vertraging. Klacht ongegrond.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 10 november 2011 naar aanleiding van de op 22 april 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , internist, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. F.E.A.M. Tesser, als jurist verbonden aan het E te D,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het verweerschrift;

– de repliek;

– de dupliek.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht heeft betrekking op de dochter van klager, verder patiënte te noemen. Patiënte heeft klager gemachtigd de klacht in te dienen. Patiënte, geboren op 6 september 1964, was sinds oktober 2010 onder behandeling van de afdeling Medische Oncologie van het E in verband met een mammacarcinoom. Zij kreeg op 19 november 2010 een eerste chemokuur van zes. In het verleden had zij een CVA gehad bij een hyperhomocysteinaemie. Verder had zij langdurig prednison gebruikt wegens M. Crohn. Tot zondag 21 november 2011 was verweerster niet persoonlijk betrokken bij de behandeling van patiënte. Op die zondag heeft patiënte verweerster als dienstdoende oncoloog gebeld in verband met ernstige hoofdpijn die in ernst toenam. Verweerster heeft haar verwezen naar de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis. Verweerster heeft vervolgens de dienstdoende arts in opleiding (aios) interne geneeskunde, die werd gesuperviseerd door een algemeen internist, op de hoogte gebracht van de komst van patiënte. Daarbij heeft zij een toelichting gegeven op de medische achtergrond van patiënte, de mogelijke oorzaken van hoofdpijn genoemd en aangegeven dat de neuroloog in consult moest komen en dat contact met haar moest worden opgenomen als de uitslagen van de onderzoeken bekend zouden zijn. Patiënte en klager arriveerden rond 15.00 uur bij de afdeling SEH. Nadat door een verpleegkundige bloed was afgenomen, begon het wachten voor klager en zijn dochter. De aios interne geneeskunde van de avonddienst kwam rond 18.00 uur en heeft vervolgens verweerster gebeld, die haar te verstaan heeft gegeven dat verder uitstel onacceptabel was. Hierna heeft deze aios om ongeveer 18.40 uur nogmaals gebeld met verweerster, met de aios neurologie aan haar zijde, over de wijze van diagnostiek. Hierna heeft de aios neurologie patiënte rond 19.30 uur gezien, waarna een adequate behandeling is gestart. Uiteindelijk bleek de pijn naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van het medicament dipyradimol, waarmee patiënte recent was gestart.

Na een klacht over het gebeurde bij de afdeling SEH heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager en aangegeven dat zij de gang van zaken betreurde en een gesprek

aangeboden nadat zij zou hebben uitgezocht wat er was voorgevallen. Klager heeft geantwoord een schriftelijke reactie van de Raad van Bestuur te willen ontvangen. Bij brief d.d. 6 april 2011 heeft (een lid van) de Raad van Bestuur van het ziekenhuis aan klager onder meer geschreven dat patiënte op de afdeling SEH binnen een uur gezien had moeten worden door een aios interne geneeskunde en dat dit door drukte (er was een grootschalig sportief evenement in de regio) niet is gebeurd. Verder vermeldt deze brief dat de supervisor om 16.00 uur aan de aios heeft gevraagd of deze het werk aankon en of de supervisor zelf moest komen, hetgeen volgens de aios niet nodig was. De verpleegkundigen hebben enkele malen aandacht gevraagd voor patiënte, echter zonder resultaat.

Binnen het ziekenhuis is de casus besproken. Afgesproken is dat ofwel de SEH-arts, indien aanwezig, ofwel de supervisor controleert of de geoorloofde wachttijd (triage) wordt overschreden en dat de supervisor komt als dit dreigt te gebeuren.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster, zakelijk weergegeven, dat zij patiënte naar de SEH heeft verwezen in plaats van rechtstreeks naar de dienstdoende neuroloog. Klager acht verweerster als behandelend oncoloog verantwoordelijk voor het onacceptabel lange uitstel op de afdeling SEH.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat de afdeling SEH in de ANW-uren bij uitstek de plek is voor spoedopvang naar diverse behandeldisciplines. Er was geen sprake van een acute, levensbedreigende situatie. Verweerster heeft in de gegeven situatie gedaan wat van haar verwacht mocht worden.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De wijze waarop in het desbetreffende ziekenhuis, via de afdeling SEH,  de acute zorg buiten kantooruren is geregeld wijkt niet af van die in andere (academische) ziekenhuizen. Het college heeft begrip voor de grote verontrusting die bij klager en zijn dochter is ontstaan in verband met het lange wachten op de afdeling SEH en hun ongenoegen hierover, waarvoor zij overigens erkenning hebben gekregen bij de Raad van Bestuur en hetgeen tot maatregelen heeft geleid, maar in deze procedure dient niet uit het oog te worden verloren dat het in het tuchtrecht gaat om de individuele verantwoordelijkheid van de aangeklaagde zorgverlener. Reeds daarom kan het door klager zogenoemde ‘bureaucratische systeem’ buiten kantooruren in het ziekenhuis (en in feite dus in alle vergelijkbare ziekenhuizen in Nederland) in de onderhavige procedure aan verweerster niet worden tegengeworpen. Waar het om gaat, is dat aannemelijk is dat verweerster die acties heeft ondernomen die van haar verwacht mochten worden Ze heeft adequaat uitgevraagd en geoordeeld dat patiënte zich kon melden bij de afdeling SEH. Vervolgens heeft ze aan de dienstdoende aios de achtergrond van patiënte uitgelegd en hem erop gewezen dat het risico van hersenmetastasen bestond en dat de neuroloog moest worden geconsulteerd en dat na het beschikbaar komen van diverse onderzoeksresultaten weer contact met haar moest worden opgenomen. Er kan niet van worden uitgegaan dat de situatie zo bedreigend was dat verweerster een andere route had moeten kiezen. Ook kan niet van haar verwacht worden dat zij meer bovenop de zaak zat. Verweerster moest erop kunnen vertrouwen dat de opvang op de afdeling SEH via de aios en eventueel diens achterwacht goed zou verlopen en haar kan niet verweten worden als dat anders is verlopen. Derhalve kan het college niet tot het oordeel komen dat verweerster steken heeft laten vallen. De klacht is dus kennelijk ongegrond. Anders dan klager meent, leidt dit oordeel er niet toe dat niemand verantwoordelijk is, alleen dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft.


6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. R.H. Boerman en J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 november 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.