ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1462 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 099/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1462
Datum uitspraak: 03-11-2011
Datum publicatie: 03-11-2011
Zaaknummer(s): 099/2010
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen tandarts, gedeeltelijk gegrond vanwege niet tijdig foto’s maken.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 3 november 2011 naar aanleiding van de op 27 mei 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A,

B,

wonende te C,

k l a g e r s

-tegen-

D , tandarts, werkzaam te C,

bijgestaan door mr. A.C.I..J. Hiddinga, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

– het klaagschrift met de bijlagen;

– het aanvullende klaagschrift;

– het verweerschrift met de bijlagen;

– de repliek;

– de dupliek;

– de behandelkaarten met foto’s.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 23 september 2011, alwaar zijn verschenen klaagster en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder de behandelkaarten, foto’s en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Klagers zijn in 2002 patiënt geworden bij verweerder. Er zijn toen foto’s gemaakt.

Klager had in 2002 een groot gat in de 47. Verweerder heeft dat zodanig gerepareerd dat de zenuw kon worden vermeden. Dit om een wortelkanaalbehandeling te voorkomen. De vulling is er eenmaal uitgevallen. Verweerder heeft de vulling toen kosteloos vervangen. Blijkens de behandelkaart waren er in 2003, 2005, 2006 en 2007 controles. In 2007 heeft verweerder een vulling gemaakt in de 26. In 2008 heeft verweerder een gaatje in de 14 gevuld. Op 24 februari 2009 heeft verweerder in de 36 een diepe vulling geplaatst, omdat hij dicht bij de zenuw is gekomen heeft hij voor de zekerheid een beschermlaag aangebracht.

Op 30 maart 2009 kwam klager bij verweerder met kiespijn. Verweerder heeft op 6 april 2009 twee wortelkanaalbehandelingen, die in de weekenddienst gestart waren door een waarnemer, afgemaakt. Op de behandelkaart staat op 6 april 2009 genoteerd dat een foto moet worden gemaakt. Dat is er niet meer van gekomen omdat klager naar een andere tandarts is gegaan.

In 2007 is met klaagster de mogelijkheid van het bleken van de tanden besproken. Zij zou daarover nadenken. Verweerder heeft regelmatig bij klaagster tandsteen verwijderd. Verweerder heeft bij klaagster in 2007 de 36 behandeld met een wortelkanaalbehandeling en een kroon geplaatst. In 2008 heeft verweerder ook de 24 middels een wortelkanaalbehandeling behandeld. Verweerder heeft aanvankelijk een normale composietvulling op die kies aangebracht. Als zou blijken dat de behandeling goed geslaagd was wilde verweerder de kies kronen.

Het zoontje van klagers, E van destijds 7 jaar oud, was sinds 2004 bij verweerder onder behandeling. Zijn gebit is halfjaarlijks gecontroleerd. Op 10 juli 2009 heeft verweerder tweevlaksrestauraties uitgevoerd aan de 64 en de 65.

Klagers waren niet tevreden over de behandeling door verweerder en zijn naar een andere tandarts gegaan. Deze heeft vele verrichtingen uitgevoerd bij klagers terwijl er nog meer op stapel staan. Bij klaagster is de kroon op de 36 eruit gevallen, waarbij cariës in de stomp is geconstateerd. De nieuwe tandarts heeft bij het zoontje van klagers de 64 en de 65 getrokken.

Op 12 april 2010 heeft verweerder klagers een brief gestuurd met een nadere toelichting. Daarin zegt hij ondermeer het jammer te vinden dat hij de behandelwens verkeerd heeft ingeschat en dat de communicatie niet optimaal is geweest.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij hen niet goed heeft behandeld. Hij heeft ten onrechte de conclusie getrokken dat zij geen geld wilden uitgeven aan de tandarts. Hij heeft ook nooit andere opties voorgehouden of alternatieven voor een behandeling aangedragen. De behandelingen die hij heeft uitgevoerd zijn op dusdanige wijze gedaan dat de opvolgend tandarts veel opnieuw moest/moet doen.

Wat klaagster betreft wordt concreet opgemerkt dat de kroon was afgebroken omdat er cariës onderzat en dat ook elders cariës was ontstaan vanwege de vele kieren en gaten. Wat het zoontje betreft verwijten klagers verweerder dat hij de gesealde kies niet goed had schoongemaakt, waardoor deze is weggerot en de naastgelegen kies ook is aangetast.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij lege artis heeft gehandeld bij de behandeling van klagers en hun zoontje. Achteraf bezien ware het beter geweest als verweerder op een eerder moment foto’s had gemaakt. Dan had hij zelf de tandheelkundige problemen door cariës kunnen vaststellen en behandelen. Die mogelijkheid heeft hij echter niet gehad omdat er een einde is gekomen aan de behandelrelatie. Verweerder heeft steeds die behandeling uitgevoerd die gezien de omstandigheden op dat moment noodzakelijk was. Verweerder vindt het niet gepast en onnodig om een dure behandeling uit te voeren als er een kwalitatief gelijkwaardige behandeling bestaat tegen een voordeliger tarief. Wat de kroon van klaagster betreft merkt verweerder nog op dat uit een foto na de endodontische behandeling blijkt dat er bij plaatsing van de kroon geen cariës was. Hij had overigens aangeboden de kroon op zijn kosten te herstellen, waarvan klaagster geen gebruik heeft gemaakt. Wat klager betreft merkt verweerder nog op dat hij zijn gebit in 2007 voor het laatst had laten controleren.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Ten aanzien van klager overweegt het college als volgt.

Uit de stukken blijkt dat klager niet op regelmatige basis bij verweerder op controle kwam, dit omdat hij erg druk was, aldus klaagster. Klaagster heeft ter zitting geopperd dat verweerder daar meer op had moeten aandringen maar gaf zelf ook toe dat het ook de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt is. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zijn patiënten altijd vraagt om ieder half jaar langs te komen maar dat hij geen uitnodigingen stuurt omdat de patiënt zelf verantwoordelijk is. Het college kan verweerder hierin volgen. Gelet op de beschikbare foto’s is niet aannemelijk geworden dat het gebit van klager dusdanig was dat verweerder bepaalde tandheelkundige handelingen had moeten verrichten. Klager kwam in 2007, 2008 en 2009 bij verweerder met klachten en deze heeft verweerder afdoende behandeld. Wel is het college van oordeel dat verweerder eerder foto’s had moeten maken. Hij had op een foto de secundaire cariës in een aantal elementen, zoals zichtbaar op de bitewing van de opvolgend tandarts, eerder kunnen ontdekken en moeten behandelen. Op dit punt is de klacht dan ook gegrond. Verweerder heeft overigens al in de stukken en ook ter zitting aangegeven dat hij inderdaad te lang geen foto’s heeft gemaakt. Op dit punt heeft hij nu ook beleid gemaakt, waarbij hij ongeveer één keer in de drie jaar foto’s laat maken.       

5.3

Ten aanzien van klaagster overweegt het college als volgt.

Klaagster stelt dat verweerder onvoldoende tandheelkundige zorg heeft verleend omdat hij er ten onrechte van uitging dat klagers, nu zij niet verzekerd waren, geen hoge tandartskosten wilden maken. Ter zitting is gebleken dat dit door verweerder niet expliciet met klagers is besproken. Hoewel het wellicht wenselijker was geweest dit wel te doen maakt dit niet dat verweerder dus onvoldoende zorg heeft verleend. Op basis van de status en de beschikbare foto’s kan niet geoordeeld worden dat verweerder noodzakelijke tandheelkundige verrichtingen achterwege heeft gelaten. Het enkele feit dat de opvolgend tandarts een behandelplan heeft ingezet wil nog niet zeggen dat verweerder onjuist heeft gehandeld. Op basis van de foto’s is niet aannemelijk geworden dat er bij plaatsing van de kroon cariës aanwezig was. Ook blijkt uit de foto’s niet dat er dermate veel tandsteen aanwezig was dat het op de weg van verweerder had gelegen om klaagster door te sturen naar een mondhygiëniste, dan wel zelf meer tandsteen weg te halen.

Ook bij klaagster is het college van oordeel dat verweerder te lang, namelijk ongeveer vier jaar, heeft gewacht met het maken van nieuwe foto’s. Hij had op een foto de secundaire cariës in een aantal elementen, zoals zichtbaar op de bitewing van de opvolgend tandarts, eerder kunnen ontdekken en moeten behandelen. De klacht is dus in zoverre gegrond. 

5.4

Met betrekking tot de behandeling van het zoontje van klagers is het college van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat door de behandeling van verweerder, het vullen van een melkkies, de kies verrot is geraakt en daardoor de andere kies zou zijn aangetast. Deze klacht faalt dan ook.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht van klagers gedeeltelijk gegrond en dient de klacht voor het overige te worden afgewezen. Het college acht, alles in ogenschouw nemend, een waarschuwing passend.

6.      DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 november 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.