ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1425 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 167/2010
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1425 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-10-2011 |
Datum publicatie: | 13-10-2011 |
Zaaknummer(s): | 167/2010 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster had een geabcedeerde sinus pilonidalis, is daaraan geopereerd. De wondgenezing verliep (ongebruikelijk) moeizaam. Verweerder, chirurg, is niet in de zorg tekort geschoten, noch had hij eerder andere technieken (VAC-pomp en/of andere verbandmiddelen etc. ) hoeven in te zetten. Klacht afgewezen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 13 oktober 2011 naar aanleiding van de op 8 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
bijgestaan door mr. S. Duurland, advocaat te Lelystad,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , chirurg, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met bijlagen,waaronder het medisch dossier van klaagster;
- de repliek;
- de dupliek.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 3 september 2011 waar klaagster in persoon is verschenen bijgestaan door mr. Duurland en verweerder is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster, geboren op 18 maart 1992, is op 22 mei 2009 via de Spoedeisende Hulp (SEH) opgenomen in verband met een geabcedeerde sinus pilonidalis. Klaagster is diezelfde dag door verweerder, onder algehele narcose, geopereerd. Er werd een incisie drainage verricht onder algehele anesthesie. Verweerder heeft een kweek afgenomen.
Op 23 mei 2009 is klaagster uit het ziekenhuis ontslagen.
Verweerder heeft bij de hierna te noemen poliklinische controles in de status - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende genoteerd:
Op 28 mei 2009: gaat goed, wond nog pussig. Verweerder adviseerde door te gaan met spoelen, controle 2 weken.
Op 12 juni 2009: gaat goed, rustiger, wond kleiner, doorgaan met spoelen/sproeien, retour 3 weken.
Op 3 juli 2009: rust, behandeling continueren, retour 4 weken.
Op 4 augustus 2009 is klaagster door een andere chirurg, collega van verweerder, gezien. Deze noteert: natgaasje, controle 1 week.
Op 11 augustus 2009: rustig, groeit mooi op, retour 1 maand.
Op 11 september: gaat goed. Op verzoek van klaagster wordt gestart met Aquacell, retour 2 maanden.
Op 17 november 2009: gaat echt niet meer vooruit. Verweerder besluit tot exploratie en een curettage van de wond.
Op 4 december 2009 vindt die ingreep plaats. Die is door een collega van verweerder uitgevoerd. De collega noteert: wond opengelaten. Volgende week VAC-pomp overwegen
Op 15 december 2009 wordt klaagster door een collega van verweerder gezien. Er zijn geen inhoudelijke aantekeningen gemaakt.
Op 21 december 2009 ziet verweerder klaagster weer. Hij noteert: erg nattige wond, gaat niet echt vooruit, natgaas ipv Aquacell, overwegen VAC.
Op 8 januari 2010 is klaagster gestart met de VAC-pomp.
Op 12 januari 2010 wordt klaagster door een collegae van verweerder gezien. Er zijn geen inhoudelijke aantekeningen gemaakt.
Op 9 februari 2010: wond rustiger, VAC zo verder, retour 3 weken.
Op 2 maart 2010: vordert, minder diep/rustig, zo verder, retour 1 maand.
Op 26 maart 2010 blijkt de wond opnieuw onrustig, verweerder constateert een abnormaal granulaat, verweerder adviseert de wond nogmaals onder anesthesie te inspecteren en curetteren.
Verweerder heeft de ingreep uitgevoerd op 9 april 2010. Verweerder noteert: prachtig, zeer oppervlakkig, moet nog epithaliseren, Aquacell verband.
Op 26 april 2010 is klaagster door een collega van verweerder gezien. Klaagster gaf aan verweerder te willen spreken.
Op 24 juni 2010 zag verweerder klaagster weer. Verweerder noteert: wordt weer nattig als voor laatste opname 9/4. Opnieuw VAC-pomp.
Klaagster heeft in diezelfde periode een second opinion in het AMC gevraagd.
In het AMC is een MRI gemaakt die geen bijzonderheden opleverde. Daarnaast is een kweek gemaakt. Daaruit bleek dat in de wond een Streptococcus haemolyticus Groep C huisde. Klaagster heeft daarop antibiotica gekregen. In het najaar van 2010 is de wond geheeld.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:
A. dat hij geen of onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke oorzaken van de moeizame wondgenezing;
B. dat hij afspraken niet is nagekomen als het ging om de toepassing van nieuwe technieken (VAC-pomp) en hij zou deze ook niet op eigen initiatief hebben voorgesteld;
C. dat hij geen overleg met andere artsen heeft gevoerd met betrekking tot de behandelmogelijkheden.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is geweest. Er zat steeds, zij het weinig, progressie in de wondgenezing en de twee keer dat de wondgenezing stagneerde heeft verweerder actie ondernomen. De VAC-pomp is, onder meer doordat klaagster ook tweemaal door collegae werd gezien en het de december periode met vakantie betrof, vertraagd beschikbaar gekomen. Dat had sneller gekund maar is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Klaagster is meermaals door collegae gezien. Voor verder specifiek overleg met collegae was geen aanleiding.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Met betrekking tot klachtonderdeel A en C
Uit hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat sprake was van een forse wond, met een diameter van ca. 10 cm en ca. 6 tot 8 cm diep. Uit het onder feiten beschreven verloop blijkt dat op twee momenten na, te weten in november 2009 (gaat echt niet meer vooruit) en in maart 2010 (wond onrustig), het herstel weliswaar langzaam maar gestaag voortging. Op die twee momenten waarop er sprake was van stagnatie of verslechtering heeft verweerder adequaat ingegrepen. Ook toen er sprake was van stagnatie in december 2009 (erg nattige wond, gaat niet meer echt vooruit) was verweerder alert. Hij heeft klaagster geadviseerd te stoppen met Aquacell en weer terug te gaan naar het gebruik van natgaas. Uit het beschreven verloop van het herstel blijkt niet van zodanige signalen, bijvoorbeeld pus, koorts of andere signalen die voor verweerder aanleiding hadden moeten vormen voor nader onderzoek. Hetzelfde geldt ook voor het inschakelen van c.q. overleggen met collegae. Klaagster is meermaals door andere chirurgen gezien. Voor nader overleg met collegae, al dan niet van dezelfde of andere disciplines, was gelet op het verloop van de wondgenezing geen aanleiding.
Deze klachtonderdelen zullen als zijnde ongegrond worden afgewezen.
5.3
Met betrekking tot klachtonderdeel B
Klaagster heeft in dit verband nog opgemerkt dat verweerder, gelet op de pijn die zij bij het wisselen van het (natte) gaasje had, eerder een VAC-pomp had moeten overwegen. Dat verweerder überhaupt niet eerder het gebruik van een VAC-pomp heeft overwogen is niet verwijtbaar. De wond ging immers gestaag vooruit en hoewel het comfort voor de patiënt bij het gebruik van een VAC-pomp groter is dan bij het gebruik van natte gazen is nog niet wetenschappelijk bewezen dat het herstel er sneller door gaat, nog daargelaten de door verweerder genoemde technische bezwaren. Gelet op de poliklinische aantekeningen en hetgeen klaagster hierover ter zitting heeft gezegd, acht het college het niet onaannemelijk dat bij verweerder niet is overgekomen dat klaagster (zoveel) pijn had bij het verwisselen als zij ter zitting heeft verklaard.
Verweerder heeft erkend dat de tijd gelegen tussen het moment waarop zijn collega een VAC- pomp overwoog te weten begin december 2009, het moment waarop verweerder zelf besloot tot gebruik van een VAC-pomp over te gaan (21 december 2009), en het feitelijk gebruik op
8 januari 2010 wel wat (te) lang is geweest. Verweerder heeft ter verklaring daarvan aangevoerd dat het de vakantieperiode betrof en een wondverpleegkundige diende te worden ingeschakeld. Hoewel het vlotter had gekund, gelet op de verwachting die ter zake bij klaagster was gewekt, is het college van oordeel dat dit wellicht een schoonheidsfoutje betreft, maar geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
Ook dit klachtonderdeel dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. A.L. Smit, lid-jurist, en dr. P.J.G. Jörning, prof. dr. J.S. Laméris, en M.D. Klein Leugemors, leden- geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.