ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1417 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 115/2011

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1417
Datum uitspraak: 06-10-2011
Datum publicatie: 06-10-2011
Zaaknummer(s): 115/2011
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing.Klacht tegen psychiater over afgeven geneeskundige verklaring die heeft geleid tot in bewaringstelling ingevolge de Wet BOPZ. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 oktober 2011 naar aanleiding van de op 8 april 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met een bijlage;

- het verweerschrift met een bijlage;

- de repliek;

- een brief van mr. Bos van 20 juli 2011 met een bijlage;

- de dupliek met een bijlage.

Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.


2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster handelde in het kader van de onderhavige klacht als psychiater van de crisisdienst. Op 8 september 2009 heeft zij op verzoek van de huisarts klager thuis bezocht en vervolgens een geneeskundige verklaring afgegeven met het oog op het verkrijgen van een last tot inbewaringstelling ingevolge artikel 20 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Verweerster heeft als voorlopige diagnose een ernstig paranoïd psychotisch toestandsbeeld genoteerd. Zij noteerde dat klager achterdochtige wanen had betreffende zijn buurman en dat hij de politie had laten weten bang te zijn de buurman iets aan te zullen doen. Het gevaar bestond volgens haar daarnaast uit maatschappelijke teloorgang omdat klager geen werk had ondanks zijn opleidingsniveau en vele pogingen om aan een nieuwe baan te komen. Voorts had zij aangekruist dat gevaar bestond dat betrokkene door zijn hinderlijk gedrag de agressie van anderen over zich zou uitroepen en dat er gevaar voor de psychische gezondheid van een ander bestond. Klager was veel andere buren afgegaan om zijn problemen met zijn buurman met hen te bespreken. De buurman, gescheiden van een vrouw die psychotisch was, had veel moeite met de hele situatie. Naast de huisarts hadden ook vrienden van klager aan de bel getrokken omdat ze zich zorgen maakten over klager gezien zijn oninvoelbaarheid en onvoorspelbaarheid.

Op basis van deze geneeskundige verklaring heeft de burgemeester diezelfde dag een last tot inbewaringstelling afgegeven. Op 15 september 2009 heeft de rechter bepaald dat deze werd voortgezet voor maximaal 3 weken. Vervolgens heeft de rechter op 8 oktober 2009 een voorlopige machtiging gegeven voor gedwongen opname gedurende maximaal 6 maanden. Uit het klaagschrift volgt dat klager op het moment van indiening daarvan nog steeds was opgenomen in een psychiatrische kliniek.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij ten onrechte heeft geoordeeld dat er aanleiding bestond voor een gedwongen opname.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat op basis van de door haar genoteerde omstandigheden, zoals hierboven weergegeven, het afgeven van een geneeskundige verklaring gerechtvaardigd was.

Op het verweer wordt zo nodig hieronder nader ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster wijst er terecht op dat zij niet degene is geweest die daadwerkelijk heeft besloten tot een gedwongen opname. Dat is in dit geval in eerste instantie de burgemeester geweest. Vervolgens heeft de rechter, na een behandeling in de psychiatrische kliniek en mede gehoord klager en zijn advocaat en gelet op de actuele informatie van de behandelend psychiater, geoordeeld dat er voldoende aanleiding was de inbewaringstelling voort te zetten. Daarna heeft de rechter nogmaals na een behandeling in de kliniek, met inachtneming van een nieuwe geneeskundige verklaring en de actuele psychiatrische informatie in het kader van de behandeling, een machtiging voor gedwongen opname van langere duur gerechtvaardigd geacht. De rechter hecht bij zijn oordeel dat sprake is van een geestesstoornis grote betekenis aan het oordeel van de psychiater die de geneeskundige verklaring opstelde en aan dat van de behandelend psychiater, maar vormt zich wat de vraag of er sprake is van gevaar in de zin van de BOPZ een eigen oordeel, mede op basis van het verhandelde ter gelegenheid van het mondeling verhoor van de patiënt.

Verweerster heeft vanuit haar psychiatrische expertise de verklaring opgesteld die tot

de beslissing tot dwangopname heeft geleid. Hetgeen zij op medisch gebied heeft genoteerd kan haar conclusie dat er (vermoedelijk) sprake was van een geestesstoornis alleszins dragen. Zij wordt daarin overigens bevestigd door het feit dat nadien een voorlopige machtiging is verleend en dat klager ten tijde van het indienen van de klacht, ruim anderhalf jaar na aanvang van de opname, nog steeds in een psychiatrische kliniek verbleef.

Wat het gevaar betreft heeft verweerster in redelijkheid op basis van de door haar ingewonnen en weergegeven informatie, die klager in de onderhavige procedure ook niet effectief heeft weersproken, kunnen verklaren dat er voldaan was aan de verschillende gevaarscriteria ingevolge de BOPZ, zoals hierboven weergegeven. Zeker op dit onderdeel vormt het feit dat eerst de burgemeester en met name vervolgens de rechter tot tweemaal toe een gedwongen opname gerechtvaardigd achtte een bevestiging van de juistheid van verweerster inschatting van het aanwezige gevaar.

5.3

Mét verweerster heeft het college begrip voor het verzet van klager tegen de jegens hem genomen dwangmaatregelen. Maar al met al moet, wat verweersters rol daarbij betreft, het oordeel luiden dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. drs. Th.C.M. Willemse, voorzitter, en M.H. Braakman en dr. R.J. Verkes, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.