ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1416 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 277/2010
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1416 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-10-2011 |
Datum publicatie: | 06-10-2011 |
Zaaknummer(s): | 277/2010 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Klacht tegen chirurg betreffende zorg rond operatie. klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 6 oktober 2011 naar aanleiding van de op 3 november 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , chirurg , werkzaam te B,
bijgestaan door mr. K. Mous, advocaat te Nijmegen,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van een bijlage en een aanvullend klaagschrift voorzien van bijlagen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen. Klager heeft gerepliceerd voorzien van bijlagen en verweerster heeft gedupliceerd.
Het mondeling vooronderzoek is gehouden op 28 juli 2011. Hiervan is proces-verbaal gemaakt.
Klager heeft nog een stuk ingediend voorzien van bijlagen dat op 3 augustus 2011 bij het college is binnengekomen.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder met name het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
De klacht betreft de behandeling van de echtgenote van klager mevrouw D, geboren 3 augustus 1933 en overleden op 21 december 2010, verder ook patiënte te noemen.
Op 11 juli 2005 werd patiënte op de mammapolikliniek van het E in B gezien door de chirurg-oncoloog F omdat bij periodiek röntgenonderzoek (mogelijke) mammacarcinomen werden gezien beiderzijds. Diezelfde dag vond een punctie plaats, hetgeen bevestigde dat beiderzijds sprake was van een mammacarcinoom. Besloten werd eerst de schildwachtklieren te verwijderen. Afgesproken werd om het middel Ascal, dat patiënte profylactisch gebruikte in verband met een vernauwing in de arteria iliaca communis links, te staken vanaf vijf dagen voor de verwijdering van de schildwachtklieren. Deze ingreep vond plaats op 20 juli 2005.
Onderzoek van die klieren wees uit dat er geen uitzaaiingen waren. Op 27 juli 2005 heeft de chirurg G die uitslag met patiënte besproken.
Op 2 augustus 2005 onderging patiënte borstbesparende operaties beiderzijds in het E. Eerste operateur was de arts-assistent in opleiding tot chirurg H en verweerster trad bij de operatie op als supervisor.
De operatie is voorspoedig verlopen. Patiënte is op 3 augustus 2005 door de zaalarts I ontslagen, conform standaardbeleid maar in strijd met de in dit geval gemaakte afspraak dat zij een dag langer mocht blijven. Thuis ging alles goed tot 12 augustus 2005. Patiënte kreeg die dag een hersenbloeding en is met spoed per ambulance naar het E gebracht en opgenomen op de afdeling intensive care (IC).
Bij deze opname heeft zich een incident voorgedaan. Tijdens een ruzie tussen twee verpleegkundigen is een infuuspaal op de neus van patiënte gevallen en is - zo zou later zijn gebleken - haar neustussenschot gebroken.
Op 15 augustus 2005 was de eerste controleafspraak voor patiënte. Gebruikelijk is dat deze afspraak wordt gemaakt bij een chirurg die de patiënt al eerder heeft gezien of bij de eerste operateur. De afspraak was echter gemaakt bij verweerster. Klager is toen alleen verschenen om te melden dat zijn echtgenote met een CVA was opgenomen.
Tijdens dit consult kwam ter sprake dat de Ascal postoperatief niet was herstart. Verweerster heeft daarvan een incidentenmelding (MIP-melding) gedaan.
Op 26 september 2005 kwam patiënte wel zelf, vergezeld door klager, op de poliklinische controle bij verweerster. Afspraken werden gemaakt over het vervolgtraject dat onder andere zou bestaan uit bestraling en controles. Verweerster heeft patiënte nadien nog enkele malen gezien op controles.
Op 31 augustus 2005 was patiënte overgeplaatst naar de J in B voor revalidatie. Zij kon niet praten en niet lopen. De revalidatiearts K verwees patiënte terug naar het E voor onderzoek naar de neus. De keel-, neus- en oorarts constateerde dat het neustussenschot scheef stond ten gevolge van een breuk.
Klager heeft het E aansprakelijk gesteld. Het E heeft een schikkingsvoorstel gedaan en een bedrag uitgekeerd, waarmee klager onder protest akkoord is gegaan.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-:
- dat patiënte ten onrechte is opgenomen op de afdeling dagopname in plaats van op de afdeling oncologie;
- dat na de operatie op 2 augustus 2005 geen persoonlijke verzorging van patiënte heeft plaatsgevonden;
- dat patiënte in strijd met de gemaakte afspraken op 3 augustus in plaats van op
4 augustus 2005 is ontslagen;
- dat verweerster geen laatste consult heeft uitgevoerd;
- dat verweerster heeft verzuimd om het middel Ascal op te (doen) starten bij ontslag;
- dat verweerster heeft verzuimd om de trombosedienst in te schakelen na ontslag;
- dat er bij de opname op 12 augustus 2005 een infuuspaal op de neus van patiënte is gevallen, waardoor het tussenschot van haar neus is gebroken.
- blijkens de repliek ook dat er is verzuimd de apotheek in te schakelen met betrekking tot de medicatie.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster erkent dat er een aantal zaken, bijvoorbeeld rond het stoppen/starten van de Ascal, het ontslag en het incident met de infuuspaal, niet goed zijn gegaan. Zij is echter van mening dat haar persoonlijk geen verwijt valt te maken ter zake van de behandeling en nazorg van patiënte. Verweerster is het niet eens met de stelling van klager dat zij als supervisor volledig verantwoordelijk is voor de (na)zorg aan patiënte. Verweerster was bij de operatie aanwezig teneinde de eerste operateur H als supervisor bij te staan. Zij was niet de primaire behandelaar van patiënte en had haar voor de operatie zelf nooit gezien. Haar superviserende taak begon bij aanvang van de operatie en eindigde bij het einde daarvan.
Verder heeft verweerster patiënte gezien voor controles op de polikliniek.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Blijkens het proces-verbaal van het vooronderzoek is de voornaamste klacht van klager dat verweerster na de operatie niet de opdracht heeft gegeven de Ascal voor patiënte weer te starten.
Verder heeft klager bij het vooronderzoek aangegeven dat hij vindt dat de financiële vergoeding die hij heeft ontvangen te laag is, dat hij hoopt dat er alsnog een oplossing komt en dat het ziekenhuis hem iets biedt. De advocaat van verweerster heeft tijdens het vooronderzoek toegezegd dat hij contact met de voorzitter van de onafhankelijke klachtencommissie op wil nemen om hem te verzoeken klager te begeleiden bij het indienen van een klacht. Of dat uiteindelijk zou leiden tot een herziening van het schadebedrag kon de advocaat van verweerster niet zeggen.
Klager heeft daarop aangegeven dat hij zou nadenken over de tuchtklacht tegen verweerster en, in het geval hij de klacht tegen verweerster niet in zou trekken, zou aangeven wat hij verweerster precies verwijt. Klager heeft het college een brief geschreven voorzien van bijlagen die op 3 augustus 2011 bij het college is binnen gekomen. Uit die brief blijkt dat klager de klacht tegen verweerster niet intrekt. Een nadere formulering van de klacht geeft klager echter niet. Het college beoordeelt daarom de klacht zoals geformuleerd in de stukken.
5.3
Met klager en verweerster is het college van oordeel dat er bij de behandeling van patiënte een aantal zaken (zoals met betrekking tot het stoppen/starten van de Ascal, rond het ontslag van patiënte na de operatie en het incident met de infuuspaal) al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, bepaald niet goed zijn gegaan. Klager heeft echter alleen een klacht ingediend tegen verweerster. Daarom staat in deze procedure uitsluitend haar handelen of nalaten ter discussie. Overigens merkt het college op dat bij de zorg voor patiënte veel beroepsbeoefenaren betrokken zijn geweest.
5.4
Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift en in de conclusie van dupliek heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen gesteund wordt door de bij het verweerschrift overgelegde producties - en neemt die overwegingen over.
5.5
Daaraan voegt het college het volgende toe.
Verweerster is betrokken geweest bij de operatie van patiënte op 2 augustus 2005 als supervisor van de eerste operateur, de arts-assistent in opleiding tot chirurg H. Verweerster was niet betrokken bij de preoperatieve zorg en niet bij de postoperatieve zorg. De afspraak betreffende het stoppen met de Ascal is in het preoperatieve traject gemaakt door de oncologieverpleegkundige. Zoals verweerster bij het vooronderzoek aangaf, geeft de oncologieverpleegkundige daarbij, normaal gesproken, ook aan wanneer er na de operatie weer gestart kan worden met de Ascal. Blijkens het verslag van de oncologieverpleegkundige is het stoppen van de Ascal inderdaad ter sprake geweest. Daaruit blijkt niet dat ter sprake is geweest wanneer de Ascal weer kon worden gestart. Helaas is in dit geval de Ascal niet weer gestart. Verweerster kan daarvoor echter niet (tuchtrechtelijk) verantwoordelijk worden gehouden nu zij bij de preoperatieve zorg en de postoperatieve zorg niet betrokken was. Overigens was er geen neurologische reden om de Ascal te gebruiken.
Verweerster heeft wel aangegeven bij het vooronderzoek dat er meer incidenten zijn geweest rond het stoppen/starten van Ascal en dat het protocol nu is aangepast. Tegenwoordig wordt het gebruik van Ascal niet meer gestopt voor een operatie.
5.6
Verweerster heeft klager en patiënte nog wel gezien bij poliklinische controles. Betreffende deze controles heeft klager geen klachten geuit.
De conclusie van het college is dan ook dat verweerster niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als chirurg behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. P.J.G. Jörning en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.