ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1393 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 177/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1393
Datum uitspraak: 08-09-2011
Datum publicatie: 08-09-2011
Zaaknummer(s): 177/2010
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
  • Niet-ontvankelijk
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts over het niet duidelijk uitleggen van de situatie op de huisartsenpraktijk en niet heeft gecommuniceerd over het al dan niet tijdelijk waarnemen door een collega. En dat verweerster de klachten van de partner van klaagster niet serieus heeft genomen. Gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 8 september 2011 naar aanleiding van de op 23 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. V.C.A.A.V Daniëls, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 18 juli 2011. Verweerster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster is niet verschenen. Van dit vooronderzoek is proces-verbaal opgemaakt.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster heeft zich in augustus 2008 samen met haar dochter ingeschreven in de praktijk van verweerster. Klaagster heeft op het inschrijfformulier aangegeven dat haar vorige huisarts E was. Verweerster was op dat moment zelf nog gedeeltelijk met bevallingsverlof. Daardoor heeft er geen kennismakingsgesprek kunnen plaatsvinden. Verweerster voert haar praktijk samen met een andere huisarts die bij haar in loondienst is. In de periode augustus 2008 tot en met 24 oktober 2008 heeft een waarnemend huisarts in de praktijk gewerkt omdat de huisarts in loondienst met zwangerschapsverlof was.

Klaagster en haar dochter zijn bij deze waarnemende huisarts op het spreekuur geweest. Verweerster heeft klaagster tot op heden nog niet ontmoet. Zij heeft alleen telefonisch contact met haar gehad, toen klaagster op het spoednummer van de praktijk belde over benauwdheidsklachten van haar partner.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Het klaagschrift heeft voornamelijk betrekking op een AMK-melding na een consult van klaagster met haar dochter in de praktijk van verweerster. Klaagster verwijt verweerster

-nadat verweerster heeft aangegeven dat dit consult bij de waarnemend huisarts is geweest- dat ze bij haar weten contact heeft gehad met verweerster. Nu dit kennelijk niet het geval is verwijt klaagster verweerster dat zij de situatie niet duidelijk heeft uitgelegd en niet heeft gecommuniceerd over het al dan niet tijdelijk waarnemen door een collega.

Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij de klachten van haar partner niet serieus heeft genomen.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat klaagster niet ontvankelijk is met betrekking tot de klacht over de behandeling van haar partner en dat haar voor het overige  geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Voor zover nodig zal hieronder nader op het verweer worden ingegaan.


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerster heeft op aannemelijke wijze aangegeven dat zowel op de website als op de praktijkinformatiekaart vermeld staat dat zij de praktijk met een andere huisarts voert. Gedurende de periode dat de waarnemer in de praktijk werkte gaf de assistente aan dat er een waarnemend arts in de praktijk werkzaam was. Het is spijtig dat er vanwege omstandigheden geen kennismakingsgesprek heeft kunnen plaatsvinden, dan was de verwarring waarschijnlijk niet ontstaan. Verweerster heeft er echter voldoende aan gedaan om duidelijk te maken hoe de praktijk was ingericht en met welke arts patiënten te maken hadden. Dit klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

5.3

Voor zover klaagster haar klacht over de AMK-melding jegens verweerster handhaaft, geldt dat aannemelijk is dat verweerster die melding niet heeft gedaan, zodat die klacht geen steun vindt in de feiten.

5.4

Ten aanzien van de klacht die ziet op de behandeling van de klachten van de partner van klaagster oordeelt het college als volgt. In beginsel is een patiënt zelf klachtgerechtigd ingevolge de wet BIG en zijn volgens vaste jurisprudentie de naaste betrekkingen, waaronder de partner, niet klachtgerechtigd als de patiënt die daartoe op zichzelf wel in staat is daarmee niet instemt. Van instemming van de partner van klaagster is niet gebleken.


5.4

Gelet op het voorgaande dient klaagster wat betreft de tweede klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard, voor het overige dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk in haar klacht en wijst voor het overige de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.M. Rijken en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 september 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.