ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1224 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 217/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1224
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 12-07-2011
Zaaknummer(s): 217/2010
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt verweerster nalatigheid in zorg. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 juli 2011 naar aanleiding van de op 9 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door: mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 9 mei 2011.

Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.

Klaagster heeft nog een brief ingestuurd die op 15 mei 2011 bij het college is binnengekomen.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1962, was gedwongen opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis de E in D.

Op 16 april 2007 is bij klaagster, in het kader van het standaard medisch onderzoek bij opname, een mantouxtest gedaan. Het zetten en het aflezen van de mantouxtest is gedaan door een doktersassistente. De uitslag is door verweerster bekeken, goed bevonden en geparafeerd.

Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft klaagster verklaard dat zij begreep dat de klacht tegen verweerster weinig kans van slagen had en heeft zij die klacht ingetrokken. Bij brief die op 15 mei 2011 bij het college is binnengekomen heeft klaagster echter laten weten de klacht toch te handhaven. Het college zal daarom een beslissing nemen.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- nalatigheid in zorg.

Klaagster is van oordeel dat verweerster, als BIG-geregistreerde, verder had moeten kijken. Op het moment dat zij klaagster zag, had ze kunnen zien dat zij niet psychotisch was. Zij had haar collega’s hierover in moeten lichten. Ze heeft alleen maar gekeken naar de mantouxtest, zonder met klaagster te praten. Klaagster vindt dat schandalig. Verweerster had uit menselijk oogpunt wel kunnen vragen hoe het met klaagster ging.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij weliswaar de mantouxtest heeft geparafeerd maar dat zij verder op geen enkele wijze rechtstreeks betrokken is geweest bij de opname of behandeling van klaagster. Verweerster is niet bekend met een eventuele weigering van klaagster om de mantouxtest te ondergaan of om het verzoek om informatie over de test. In die gevallen zou verweerster daarop actie hebben ondernomen.

Verweerster verzoekt het college daarom klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klachten danwel de klachten af te wijzen.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek l van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken.

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift heeft doen aanvoeren betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan en neemt die overwegingen over.

5.3

Daaraan voegt het college het volgende toe.

De klacht betreft - zo begrijpt het college - niet de mantouxtest maar het feit dat verweerster als BIG-geregistreerd arts niet met klaagster heeft gepraat, niet heeft gezien dat klaagster niet psychotisch was en haar collega’s daar niet over heeft ingelicht. Verweerster was echter als huisarts bij de behandeling van klaagster betrokken en heeft uit dien hoofde alleen bemoeienis gehad met de zorg voor klaagster in verband met de mantouxtest. Waarschijnlijk heeft verweerster klaagster in dat verband niet zelf gesproken. Maar ook als dat wel het geval is geweest kan haar niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij zich niet heeft ingelaten met de psychiatrische behandeling van klaagster. 

5.5

Het college heeft er begrip voor dat klaagster moeite heeft met de situatie waarin zij nu verkeert. Het college sluit niet uit, maar heeft daar ook geen aanwijzingen voor, dat het met een andere begeleiding voor haar anders was gelopen. Dat is echter niet waar het bij de tuchtrechtelijke toetsing om gaat. Hierboven is dat toetsingscriterium weergegeven. Het college heeft geen aanwijzingen dat de zorg die verweerster aan klaagster heeft verleend de toetsing aan dat criterium niet doorstaat.

De klacht dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.N. Voorhoeve en

G.W.A. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris.       

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.