ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1201 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 109,110/2010-1,2,3,4
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1201 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2011 |
Datum publicatie: | 30-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 109,110/2010-1,2,3,4 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Wraking. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 27 juni 2011 naar aanleiding van het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 van de Wet op de Beroepen in de individuele Gezondheidszorg (wet BIG) in de zaak onder nummer 109, 110/2010, ingediend ter zitting van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle op 17 juni 2011 van
A , wonende te B,
verzoeker in de wraking en klager in de hoofdzaken,
- gericht tegen-
C , (zaaknummer 109, 110/2010-1 wraking)
in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle,
D , (zaaknummer 109, 110/2010-2 wraking)
in zijn hoedanigheid van lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle,
D , (zaaknummer 109, 110/2010-3 wraking)
in zijn hoedanigheid van lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle,
F , (zaaknummer 109, 110/2010-4 wraking)
in haar hoedanigheid van lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Verzoeker heeft bij het college klachten ingediend tegen de verpleegkundige G, en tegen de arts (anesthesioloog) H. Het college heeft beslist dat beide zaken op een gezamenlijke zitting in een gecombineerde samenstelling worden behandeld.
Verzoeker is voor de behandeling van die zaak op de zitting van het college op 17 juni 2011 opgeroepen per brief van 16 mei 2011. Abusievelijk is in die brief als samenstelling van het college vermeld dat C als voorzitter en D en E als leden-verpleegkundigen en I als secretaris aan die zitting zouden deelnemen.
Na daarop door verzoeker attent te zijn gemaakt heeft het college verzoeker bij brief van 23 mei 2011 als samenstelling van het college medegedeeld: C, voorzitter, J en F, leden-geneeskundigen, D en E, leden-verpleegkundigen, I, secretaris.
Verzoeker heeft ter zitting van het college op 17 juni 2011 een verzoek tot wraking gedaan tegen de voorzitter van het college C en tegen de leden-beroepsgenoten D, E en F. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Namens de gewraakte leden heeft C een reactie ingestuurd. De gewraakte leden geven aan dat zij er geen behoefte aan hebben ter zitting te worden gehoord door de wrakingskamer.
Verzoeker heeft een ongedateerd schrijven ingestuurd dat op 21 juni 2011 bij het college is binnengekomen en voorzien is van een bijlage. Verzoeker heeft dezelfde dag nog een mailbericht gestuurd waarin hij aangeeft dat hij geen enkele noodzaak en wens ziet om de wrakingszitting bij te wonen.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking in raadkamer beoordeeld.
2. HET VERZOEK
Kort gezegd is verzoeker het er niet mee eens dat C als voorzitter aan het college deelneemt gelet op het feit dat C aan de behandeling van een eerdere klacht van klager heeft deelgenomen als lid-jurist. Die klacht was namelijk door dat college afgewezen en door het centraal tuchtcollege is die beslissing vernietigd en de klacht gegrond verklaard.
Wat betreft de leden-beroepsgenoten is verzoeker van mening dat zij als respectievelijk ambulanceverpleegkundige, psychiatrisch verpleegkundige en huisarts niet de competenties hebben om aan de behandeling van de klachten deel te nemen, nu zijn klachten zijn gericht tegen een verpleegkundige die hoofd is van de verkoeverkamer en tegen een anesthesist. Verder mist verzoeker lid-juristen in het college.
3. DE VERWEREN
De gewraakte leden menen dat het wrakingsverzoek ontijdig is ingediend, omdat de feiten waarop verzoeker de wraking baseert al voor de zitting bij hem bekend waren. Zij verzoeken de wrakingskamer daaraan voorbij te gaan om een volgend wrakingsverzoek te voorkomen. Verder zijn de gewraakte leden van opvatting dat het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid aan hun zijde. Zij verzoeken het wrakingsverzoek af te wijzen.
De verdere inhoud van de verweren betrekt de wrakingskamer bij de beoordeling van het wrakingsverzoek.
4. DE BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
Ingevolge artikel 63 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) kan een lid van een tuchtcollege, dat voor de behandeling van een zaak zitting heeft in dat college, worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Onderzocht zal moeten worden of verzoeker in zijn verzoeken tot wraking kan worden ontvangen en of het wrakingsverzoek dient te worden toegewezen.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wordt het volgende overwogen
Op dit moment is er geen geldend wrakingsprotocol voor de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. Aansluiting wordt daarom gezocht bij de wet, die in artikel 37 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 513 Wetboek van Strafvordering en artikel 8:16 Algemene wet bestuursrecht telkens bepaalt dat "het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden." Verzoeker is bij brief van 23 mei 2011 op de hoogte gesteld van feiten en omstandigheden die tot het verzoeken van wraking aanleiding hebben gegeven. Pas ter zitting heeft hij een wrakingsverzoek ingediend. Daarmee heeft hij in beginsel de termijn overschreden waarbinnen hij een verzoek moest doen. Deze termijnoverschrijding is echter verschoonbaar omdat een geldend protocol voor tuchtcolleges voor de gezondheidszorg ontbreekt en verzoeker niet zonder meer hoefde te begrijpen dat hij zich diende te houden aan de regelingen in de wet terzake wraking van rechters. Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Met betrekking tot de wraking van de leden-beroepsgenoten.
Verzoeker heeft geen gronden voor twijfel aan de onpartijdigheid van de leden-beroepsgenoten aangevoerd. Hij heeft aangegeven dat hij twijfelt aan hun deskundigheid. Wat daarvan zij, wraking is gelet op artikel 63 van de Wet BIG geen deugdelijk middel om daartegen op te komen. Het wrakingsverzoek met betrekking tot de leden-beroepsgenoten dient dan ook te worden afgewezen.
De wrakingskamer brengt in herinnering dat ingevolge artikel 55, tweede lid van de Wet BIG aan de behandeling van een zaak wordt deelgenomen door de voorzitter, door het andere rechtsgeleerde lid en door de drie leden-beroepsgenoten, benoemd voor de categorie waartoe degene over wie is geklaagd, behoort. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin kan de voorzitter bepalen dat aan de behandeling van een zaak die hem daartoe geschikt voorkomt, wordt deelgenomen door de voorzitter en door twee leden-beroepsgenoten, benoemd voor de categorie waartoe degene over wie is geklaagd, behoort (in de hoofdzaken verpleegkundige en arts). Aan dit wettelijk vereiste is voldaan.
Met betrekking tot de wraking van de voorzitter.
Kort gezegd voert verzoeker aan dat de voorzitter C niet onpartijdig zou zijn omdat hij (als lid-jurist) deel is geweest van het college dat heeft beslist in een vorige klacht van verzoeker. Die klacht is toen door dat college afgewezen. Het centraal tuchtcollege heeft deze beslissing vernietigd en de klacht alsnog gegrond verklaard. Daartoe is het middel van hoger beroep bij de Wet BIG mogelijk gemaakt. Dat is dus een normale gang van zaken. Een tuchtrechter wordt geacht uit hoofde van zijn beroep daarmee om te kunnen gaan. Dit enkele feit brengt dan ook niet mee dat C niet meer onpartijdig is, noch dat daarvan (enige) schijn bestaat. Dat voorzitter C bij de behandeling van de onderhavige casus er blijk van heeft gegeven niet onpartijdig te zijn heeft verzoeker niet aangevoerd. Het wrakingsverzoek dient daarom te worden afgewezen.
Mocht klager op grond van de betrokkenheid van C bij de eerdere beslissing menen dat C niet voldoende deskundig is, dan geldt dat wraking gelet op artikel 63 van de Wet BIG geen deugdelijk middel is om daartegen op te komen.
Verder wijst de wrakingskamer nog op het volgende met betrekking tot de samenstelling van het college
Ingevolge artikel 57, eerste en tweede lid Wet BIG kan de voorzitter van een tuchtcollege ten aanzien van twee of meer met elkaar samenhangende zaken bepalen dat zij door het college ter terechtzitting gezamenlijk worden behandeld.
Indien in de samenhangende zaken de beklaagden, tot verschillende in artikel 47, tweede lid Wet BIG, aangegeven categorieƫn behoren, wordt aan het onderzoek ter terechtzitting door het ingevolge artikel 55, tweede lid , onderscheidenlijk artikel 56, tweede lid Wet BIG, vereiste aantal leden-beroepsgenoten deelgenomen. De beroepsgenoten die de wet kent zijn, voor zover in dit geval relevant, verpleegkundigen en artsen (geneeskundigen).
Ingevolge artikel 55, tweede lid Wet BIG kan het college bestaan uit de voorzitter, een lid-jurist en drie leden-beroepsgenoten maar de voorzitter kan bepalen dat aan de behandeling van een zaak die hem daartoe geschikt voorkomt, wordt deelgenomen door de voorzitter en door twee leden-beroepsgenoten.
Heeft de voorzitter van die laatste mogelijkheid gebruik gemaakt, zoals in casu het geval was, dan bestaat het college derhalve feitelijk uit een voorzitter en tweemaal twee leden-beroepsgenoten. Deze samenstelling voldoet derhalve aan de wet. Er missen geen leden-juristen.
Slotsom
De conclusie van de wrakingskamer is dat het wrakingverzoek in al zijn onderdelen behoort te worden afgewezen.
5. DE BESLISSING
Het college:
- wijst het verzoek tot wraking van voorzitter C en de leden-beroepsgenoten D, E en F af;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken, de klachten onder de nummers 109/2010 en 110/2010, wordt voortgezet in de stand waarin deze zich thans bevindt;
- beveelt de secretaris van de wrakingskamer onverwijld mededeling te doen aan verzoeker, de gewraakte leden en verweerders.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. drs. Th.C.M. Willemse, lid-jurist, dr. P. Houpt, S. Tiemersma en dr. A.N.H. Weel, leden geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2011 door mr W.J.B. Cornelissen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris