ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1029 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 161/2010
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG1029 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-04-2011 |
Datum publicatie: | 14-04-2011 |
Zaaknummer(s): | 161/2010 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt haar huisarts dat zij haar niet serieus heeft genomen tijdens een bepaald consult. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 14 april 2011 naar aanleiding van de op 23 augustus 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , huisarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Klaagster heeft een klaagschrift ingediend en zeven aanvullingen daarop. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerster heeft desgevraagd een afschrift van het medisch dossier van klaagster ingezonden.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het mondeling vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster, geboren in 1958, is al jaren bekend met onbegrepen lichamelijke klachten, met name buikklachten.
Klaagster is sinds mei 2008 patiƫnt in de praktijk van verweerster. Zij bezoekt zeer regelmatig het spreekuur van verweerster in verband met haar buikklachten en ook de spoedeisende hulp van het D en het E te B.
Er is nader onderzoek gedaan zoals een echo-, urine- en laboratoriumonderzoek.
In 2009 heeft verweerster, samen met haar praktijkondersteuner (POH-GGZ) en met de ambulante begeleidster voor zelfstandig wonen van klaagster, geprobeerd een weg te vinden voor klaagster. Klaagster weigert echter de voorstellen, zoals bijvoorbeeld wonen in een beschermende woonomgeving.
In mei 2010 is klaagster nog onderzocht door een internist. Een specifieke oorzaak van de buikklachten is niet gevonden.
Klaagster is ook regelmatig psychiatrisch onderzocht in verband met de onbegrepen lichamelijke klachten. Op 10 september 2010 heeft verweerster klaagster in overleg met de psychiater doorverwezen naar de polikliniek voor onbegrepen lichamelijke klachten van het E.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerster dat zij haar, met name tijdens het consult van 10 september 2010, niet serieus heeft genomen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij klaagster altijd serieus heeft genomen en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekeninghoudend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift heeft doen aanvoeren met betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan - hetgeen volledig gesteund wordt door het door verweerster overgelegde medische dossier van klaagster - en neemt die overwegingen over.
Dat verweerster klaagster niet serieus heeft genomen blijkt niet uit het overgelegde medisch dossier. Integendeel. Het medisch dossier laat zien dat verweerster steeds serieus en uitgebreid op de klachten van klaagster is ingegaan. Zo ook op 10 september 2010. Toen heeft zij klaagster verwezen naar het E, waarmee klaagster toen blijkens het journaal wel instemde.
Het college kan dan ook slechts concluderen, dat verweerster bij haar bemoeienis met klaagster zeker is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, zoals hierboven aangegeven, en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en A.M. Rijken, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.