ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0941 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 019/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0941
Datum uitspraak: 10-03-2011
Datum publicatie: 10-03-2011
Zaaknummer(s): 019/2010
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater betreffende optreden als forensisch mediator. Verweerster heeft opgetreden als mediator, niet als psychiater. Klacht niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 10 maart 2011 naar aanleiding van de op 3 februari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

gemachtigde: prof. mr. J.H. Hubben, advocaat te Arnhem,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend voorzien van een bijlage. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd (voorzien van een bijlage). Verweerster heeft op 24 augustus 2010 nog een brief ingezonden voorzien van een bijlage en op 14 januari 2011 nog een brief ingezonden voorzien van drie bijlagen.

Partijen hebben afgezien van hun recht te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 28 januari 2011, alwaar zijn verschenen klager en verweerster in persoon, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft samen met zijn ex-partner mevrouw E een zoon F, geboren op 6 november 2006. Op de eerste verjaardag van F zijn de ouders uit elkaar gegaan. Nadien zijn de ex-partners in diverse juridische procedures verwikkeld.

Deze tuchtklacht heeft betrekking op de procedure die klager bij de rechtbank Leeuwarden heeft aangespannen betreffende zijn verzoek een omgangsregeling tussen hem en F vast te leggen. Bij beschikking van 30 juli 2008 heeft de rechtbank die zaak in afwachting van de bemiddeling door de forensisch mediator verwezen naar een latere terechtzitting en een deskundigenonderzoek gelast met als opdracht:

De deskundige zal partijen, als ouders van F en in het belang van F, helpen hun onderlinge communicatie te verbeteren opdat zij voortaan respectvol met elkaar kunnen omgaan en communiceren. Beide partijen dienen met behulp van de deskundige met name naar hun eigen rol in deze te kijken.

De rechtbank heeft verweerster als forensisch mediator benoemd. Haar naam was, zo vermeldt de beschikking van de rechtbank, zowel door klager als door zijn ex-partner genoemd.

Er zijn gezamenlijke bijeenkomsten geweest met verweerster, klager en zijn ex-partner op 18 augustus, 5 en 25 september en op 9 en 31 oktober 2009. Met de ex-partner van klager heeft verweerster op 21 oktober 2009 een individueel gesprek gehad en met klager heeft zij op 22 oktober 2009 een individueel gesprek. De gesprekken vonden plaats in de praktijk van verweerster.

Verweerster heeft een verslag van het deskundigenonderzoek opgemaakt voor de rechtbank dat is gedateerd 13 januari 2009. Dit verslag is door klager overgelegd bij het klaagschrift. De inhoud ervan is partijen bekend en wordt geacht te zijn herhaald en overgenomen.

Van tevoren was het verslag naar klager en zijn ex-partner gestuurd en zijn zij in de gelegenheid gesteld commentaar te leveren. Zowel klager als zijn ex-partner hebben dat gedaan. Verweerster heeft feitelijke onjuistheden gecorrigeerd en ander commentaar verwerkt in de tekst of genoemd en tussen haakjes () geplaatst.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat zij bij het opstellen van haar rapportage ten behoeve van de rechtbank zeer onzorgvuldig te werk is gegaan, partijdig is geweest en ongefundeerde uitspraken heeft gedaan ten gevolge waarvan klager zijn zoon F vijftien maanden niet heeft gezien.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert - zakelijk weergegeven - primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat verweerster heeft gehandeld als forensisch mediator in opdracht van de rechtbank Leeuwarden en niet in haar functie of rol van psychiater.

Inhoudelijk bestrijdt en betwist verweerster dat zij onzorgvuldig respectievelijk partijdig zou hebben gerapporteerd en in haar rapportage klager ongefundeerd heeft gediskwalificeerd als vader van F.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Met betrekking tot de ontvankelijkheid.

5.1

De reikwijdte van het tuchtrecht in de gezondheidszorg wordt enerzijds bepaald door de hoedanigheid waarin verweerster is ingeschreven in het BIG-register en anderzijds beperkt tot handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Aan de voorwaarde van inschrijving in het BIG-register is voldaan; verweerster staat in dat register ingeschreven als psychiater.

Verweerster heeft echter in het onderhavige geval niet opgetreden als psychiater maar als mediator. De vraag is of zij zich met het optreden in die hoedanigheid heeft begeven op het terrein van de individuele gezondheidszorg.

Het college beantwoordt die vraag na ampel beraad ontkennend. Onder individuele gezondheidszorg wordt verstaan alle verrichtingen (naast handelingen op het gebied van geneeskunst) en het geven van raad daaronder begrepen, rechtstreeks betrekking hebbend op een persoon en ertoe strekkend diens gezondheidstoestand te bevorderen of te bewaken. Het optreden als mediator is daar in het algemeen niet onder te vatten. Dit optreden is er immers niet op gericht de gezondheidstoestand van een persoon of personen te bevorderen of te bewaken maar gericht op minnelijke oplossingen van conflicten tussen partijen en het bevorderen van meer begrip en vertrouwen tussen partijen.

5.2

In het onderhavige geval, waar de mediation als doel had te helpen de onderlinge communicatie te verbeteren opdat klager en zijn ex-partner voortaan respectvol met elkaar zouden kunnen omgaan en communiceren waarbij beide partijen met name naar hun eigen rol in deze moesten kijken, ligt dat niet wezenlijk anders.

Het college wijst er in dat verband op dat niet gebleken is dat de hoedanigheid van psychiater van verweerster bij het benoemen van haar als mediator door de rechtbank een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Uit de beschikking van de rechtbank van 30 juli 2008 valt dit in elk geval niet op te maken.

De naam van verweerster is, zo verklaarde klager ter zitting, door zijn ex-partner genoemd. Op grond van welke overwegingen zij die naam heeft genoemd is het college niet bekend. Klager verklaarde wel ter zitting dat hij wist dat verweerster psychiater was. Volgens hem was een psychiater nodig omdat de ex-partners over en weer van mening waren dat de ander gek was.  

Verweerster verklaarde ter zitting, onweersproken, dat zij voorafgaand aan de gesprekken uitdrukkelijk heeft gezegd dat zij optrad als mediator en niet als psychiater. Verder verklaarde zij dat het optreden als mediator uitdrukkelijk anders is dan het optreden als psychiater.

Verder wijst het college erop dat het verslag dat verweerster heeft opgesteld niet aan te merken is als psychiatrisch verslag; bij uitstek psychiatrische overwegingen of diagnoses zijn daarin niet te vinden. Dit verslag had ook geschreven kunnen zijn door een mediator zonder psychiatrische opleiding.

Het gaat het college daarom te ver, op grond van de thans ter beschikking staande gegevens, het optreden van verweerster in het onderhavige geval onder het begrip gezondheidzorg te vatten.

Het college komt dan ook tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Aan de beoordeling van de gegrondheid van de klacht komt het college dan ook niet toe.

5.3

Wel merkt het college op dat het verstandig was geweest als verweerster ook in haar verslag had vermeld dat zij klager en zijn ex-partner had voorgehouden dat zij niet als psychiater maar uitsluitend als mediator zou optreden.

6.      DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn,

lid-jurist, S. de Jong, J.N. Voorhoeve en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.