ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0940 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 020/2010
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0940 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2011 |
Datum publicatie: | 10-03-2011 |
Zaaknummer(s): | 020/2010 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht is gericht tegen een psychiater. Klager verwijt verweerster dat zij een psychiatrisch rapport met vertrouwelijke en persoonlijke informatie zonder overleg heeft toegevoegd aan een vragenlijst afkomstig van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar. Klacht gegrond, waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 10 maart 2011 naar aanleiding van de op 3 februari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , psychiater, werkzaam te B,
gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd (voorzien van een bijlage).
Partijen hebben afgezien van hun recht te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 28 januari 2011, alwaar zijn verschenen klager en verweerster in persoon, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is bij D verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid ontstaan ten gevolge van ziekte of ongeval.
Klager was onder behandeling bij een gezondheidszorgpsycholoog (hierna: de hoofdbehandelaar). Begin juli 2008 kreeg verweerster van de hoofdbehandelaar het verzoek om klager te beoordelen met de vraagstelling of er sprake was van ADHD. Verweerster heeft klager drie keer gezien. De eerste twee gesprekken waren gericht op diagnostiek en in het derde gesprek is de conclusie besproken. Verweerster heeft klager toen medegedeeld dat zij de conclusie op schrift aan de huisarts zou sturen, hetgeen niet is gebeurd. Verweerster heeft haar conclusie wel aan de hoofdbehandelaar meegedeeld, waarna klager zijn behandeling bij deze voortzette.
In verband met het verzoek om een uitkering heeft de geneeskundig adviseur van D bij brief 8 oktober 2008 nadere informatie betreffende klager opgevraagd bij verweerster. De medisch adviseur heeft in zijn brief een zevental vragen geformuleerd en verzocht, indien van toepassing, kopieën van relevante correspondentie toe te zenden. Verder heeft hij bij het verzoek om informatie een machtiging van klager bijgevoegd. In die machtiging staat onder de naam van klager opgenomen: “verklaart geen bezwaar te hebben tegen het verstrekken van medische informatie door onderstaande behandelaars [ondermeer verweerster, RTC Zwolle] aan de geneeskundig adviseur van D te E. De te verstrekken informatie houdt verband met de ziekmelding van ondergetekende op een bij D gesloten arbeidsongeschiktheids-verzekering.
Het doel van deze informatie is het geven van een beter inzicht in de gezondheidstoestand, het arbeidsvermogen en de medische achtergronden van de ziekmelding die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De informatie betreft ziekte van Pfeiffer, chronisch vermoeidheid.”
Verweerster heeft de zeven vragen in een brief van 20 oktober 2008 beantwoord. Als bijlage bij die brief heeft zij een kopie van een verslag van een psychiatrisch onderzoek gevoegd.
Op 17 november 2008 heeft verweerster klager opnieuw beoordeeld op verzoek van de hoofdbehandelaar. Klager heeft bij die gelegenheid verteld dat hij enkele dagen ervoor een brief had ontvangen van zijn verzekeraar met aanvullende vragen over zijn drugsgebruik. Hij heeft verweerster gevraagd welke gegevens zij verstrekt had, waarop verweerster klager een kopie van haar brief van 20 oktober 2008 met de bijlage heeft gegeven.
Op grond van wat in de psychiatrische rapportage over zijn drugsgebruik is opgenomen, is klager geroyeerd door zijn verzekering, heeft de verzekering eerder verstrekte uitkeringen teruggevorderd en kan klager geen aanspraak meer maken op vervolguitkeringen.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat zij een psychiatrisch rapport met vertrouwelijke en persoonlijke informatie zonder enig overleg met klager als cliënt of met zijn hoofdbehandelaar heeft toegevoegd aan een vragenlijst afkomstig van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster betreurt de negatieve gevolgen die er voor klager zijn geweest. Verweerster wijst erop dat deze gevolgen zijn veroorzaakt doordat klager onjuiste informatie aan de verzekeraar heeft verstrekt en niet door het toezenden van de kopie van de rapportage zelf waarvan verweerster redelijkerwijs mocht aannemen dat klager daarvoor toestemming had gegeven. Bovendien had de geneeskundig adviseur om relevante correspondentie verzocht en verweerster verkeerde in de veronderstelling dat zij de rapportage als correspondentie naar de huisarts van klager had verzonden. Verweerster heeft de bijlage met haar brief van 20 oktober 2008 meegezonden vanuit haar intentie de ziekmelding van klager te verklaren en te ondersteunen omdat het klachtenpatroon uit het onderzoek duidelijk naar voren kwam en op die wijze de arbeidsongeschiktheid verklaard zou kunnen worden.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Al in de richtlijnen inzake het verstrekken van gegevens op verzoek van derden van 2002 van de KNMG is opgenomen dat de arts die besluit gegevens aan derden te verstrekken, zich beperkt tot het beantwoorden van gerichte vragen, waarbij hij slechts relevante, medische informatie van feitelijke aard verstrekt. Aan het besluit tot het verstrekken van de verzochte informatie, dient expliciete, gerichte toestemming van de patiënt vooraf te zijn gegaan. In de huidige versie (van 2010) van deze richtlijnen is voor het overleggen van het hele medische dossier bovendien een uitvoerige motivering van de geneeskundig adviseurs vereist en een gerichte toestemming van de patiënt.
5.3
Vast staat dat verweerster zich niet beperkt heeft tot het beantwoorden van de zeven concrete vragen van de geneeskundig adviseur, maar ook een uitgebreid psychiatrisch verslag heeft meegezonden. Daarmee heeft zij meer gedaan dan het beantwoorden van gerichte vragen en de hiervoor vermelde norm overschreden zodat de klacht gegrond is.
5.4
Aan het voorgaande doet niet af dat klager toestemming zou hebben gegeven. Overigens volgt uit de toestemmingsverklaring niet dat klager ook toestemming heeft gegeven voor het in kennis stellen van de medisch adviseur van het psychiatrisch verslag. Het tegendeel lijkt het geval. De toestemming van klager beperkt zich tot informatie van de behandelaars aan de geneeskundig adviseur van D en daaronder kan niet zonder meer worden begrepen de door de medisch adviseur verzochte "relevante correspondentie". Voor zover het psychiatrisch verslag al aan de huisarts van klager zou zijn verzonden, had verweerster het verslag ook dan niet mee mogen sturen. Verder is de toestemming van klager beperkt tot het doel van de informatieverstrekking, te weten informatie betreffende de ziekte van Pfeiffer en chronische vermoeidheid.
5.5
Het college merkt daarnaast op dat het verstandig is en inmiddels ook goed gebruik aan betrokkenen of cliënten te melden enerzijds dat een (medisch adviseur van een) verzekeraar - na verkregen toestemming van de betrokkene of cliënt - informatie heeft opgevraagd en anderzijds welke informatie de behandelaar zal gaan verstrekken. Verweerster heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat zij dat ook gewoon is te doen maar dat zij daar in dit geval van is afgeweken.
5.6
Op zich is denkbaar dat verweerster in de overtuiging verkeerde dat zij klager kon helpen met de onderbouwing van zijn arbeidsongeschiktheid door het verslag mee te sturen. Verder heeft het college er oog voor dat verweerster niet heeft voorzien en ook niet voorzienbaar was welke gevolgen het meesturen van de rapportage voor klager zou hebben. Toch verwijst het college ook hier naar de hiervoor vermelde norm die mede beoogt te verhinderen dat een (mede)behandelaar betrokken wordt bij belangenconflicten.
5.7
Nadat verweerster door klager op de hoogte was gesteld van de gevolgen die het verslag voor zijn verzekering(spenningen) hadden gehad, heeft zij klager geholpen wegen te zoeken om de schade te beperken en/of genoegdoening te verkrijgen. Van haar kon niet worden verwacht dat zij terugkwam op hetgeen zij in het verslag had vermeld, zoals klager heeft verzocht. Volgens verweerster heeft zij niets meer of anders opgeschreven dan is voorgevallen in de gesprekken die zij met klager heeft gevoerd. Verweerster heeft zich de belangen van klager, voor zover zij kon, aangetrokken. In deze procedure heeft verweerster zich bovendien toetsbaar opgesteld. Zij heeft tot slot duidelijk lering getrokken uit hetgeen is voorgevallen.
5.8
Op grond van een en ander is het college van oordeel dat een waarschuwing passend is, waarbij het college aantekent dat dit ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76 een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.
6. DE BESLISSING
Het college waarschuwt verweerster.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn,
lid-jurist, S. de Jong, J.N. Voorhoeve en S.Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.