ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0874 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 052/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0874
Datum uitspraak: 27-01-2011
Datum publicatie: 27-01-2011
Zaaknummer(s): 052/2010
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Op verzoek van haar cliente stelt verweerster een 'verslag van de therapie' op. In dat verslag doet zij vergaande uitspraken over de echtgenoot van klager hoewel zij deze slechts een keer, drie jaar terug, heeft gesproken. Het verslag voldoet aan geen van de volgens vaste jurispprudentie daaraan te stellen eisen. Cliente heeft het verslag bovendien verzocht in verband met een rechtszitting in de echtscheidingsporcedure. Ook omdat verweerster geen verantwqoordelijkheid heeft genomen voor de gevolgen die het verslag voor klager konden hebben en haar beperkte inzicht in het onjuiste van haar handelen, legt het college verweerster een berisping op.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 januari 2011 naar aanleiding van de op 7 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. I.M.I. Apperloo, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van twee bijlagen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

Klager heeft vervolgens nog gerepliceerd en verweerster gedupliceerd.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 17 december 2010, alwaar zijn verschenen klager en verweerster, bijgestaan door haar raadsvrouwe.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager en zijn echtgenote zijn 30 jaar samen geweest. Zij hebben samen vier kinderen.

Verweerster, werkzaam als klinisch psycholoog/psychotherapeut, heeft de echtgenote van klager vanaf juni 2007 behandeld. Bij het eerste gesprek is klager meegekomen met zijn echtgenote. Volgens klager is de behandeling in december 2008 geëindigd. Volgens verweerster is de behandeling niet beëindigd. Zij heeft haar cliënte een half jaar geleden nog gesproken en met haar afgesproken dat zij zich zou melden wanneer het nodig was.

Klagers echtgenote heeft op 3 maart 2010 bij de rechtbank om voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheiding gevraagd, waarbij zij volledige voogdij over de kinderen heeft geëist. De zitting heeft op 22 maart 2010 plaatsgevonden.

Verweerster heeft op verzoek van de echtgenote van klager in verband met de zitting een verslag gemaakt van de therapie.

Dit ongedateerde en ongeadresseerde verslag heeft klager via zijn advocaat per fax op 17 maart 2010 bereikt.

Verweerster schrijft daarin voor zover van belang het volgende: “Op basis van het gezamenlijke gesprek concludeer ik, dat er sprake is van een zg. sado-masochistische collusie, waarbij zij de afhankelijke, onderdanige positie inneemt en hij narcistische en antisociale (sadistische) kenmerken vertoont in combinatie met een bovengemiddeld verzorgde, verbaal goed toegeruste en sociaalwenselijke presentatie, waarbij het duidelijk gebrek aan empathie en vermogen tot introspectie en zelfreflectie wijst in de richting van psychopathie.

Met betrokkene wordt het volgende behandelplan opgesteld: zichzelf meer waarde toekennen, meer ruimte in durven nemen, traumatische ervaringen verwerken en de relatie met man en kinderen verbeteren.

Gaandeweg wordt zichtbaar hoe het zich in de relatie/thuis toegaat, waarbij de parallellen met betrokkens vroegere thuissituatie in het gezin van herkomst in het oog springen.

(…)

Als betrokkene bewegingen richting meer vrijheid maakt (reis naar Afrika) neemt de agressie van de echtgenoot toe, ook waar de kinderen bij zijn. Begin dit jaar lijkt hij verder te decompenseren, waarbij hij zeer dwingend en dreigend is. In een telefonisch contact (4 februari [2010 RTC] geeft zij aan slachtofferhulp te willen bellen als tussenstation richting aangifte doen bij de politie, alsmede contact op te willen nemen met een advocaat, daar zij inschat dat mediation niet zal kunnen plaatsvinden. Hij zorgt ervoor, dat zij opgepakt wordt en een nacht in een cel moet doorbrengen. Ze zou tevens geen geld krijgen om voor haarzelf en de kinderen boodschappen te kunnen doen (zij is financieel afhankelijk van hem). Ze geeft ook aan, dat de mishandelingen, stalking en terreur voortduren. Inmiddels is ze dan uitgeput door deze voortdurende druk.

Op 3 maart jl. [2010 RTC] is er wederom telefonisch contact, waarin duidelijk wordt, dat hij haar heeft bedreigd middels het maken van steekbewegingen met pennen en bestek. Hij vernedert haar en geeft haar alle schuld van alles wat er thuis mis is, dit in het bijzijn van de kinderen. Zij heeft 112 hierop gebeld en hij zit dan vast. Betrokkene vraagt mij ivm aanstaande zitting een verslag te maken van de therapie.

Op 8 maart [2010 RTC] vindt telefonisch contact plaats: de echtgenoot is inmiddels weer vrij en laat haar niet met rust, steelt persoonlijke bezittingen, haalt sloten van deuren zodat hij ieder moment binnen kan komen in haar kamer, zegt dingen als “Je gaat het niet overleven als je de kinderen meeneemt”, hij sluit verwarming en internet af en noemt haar o.m. “negerhoer”.

Hij achtervolgt haar de dagen ervoor meerdere malen terwijl ze bv. met hun dochter op weg is naar een feest, rijdt tegen haar bumper, doet onderzoek naar wat ze doet, beïnvloedt haar vrienden en familie en stookt hen tegen haar op, stookt de kinderen tegen haar op en na mishandeling van pte zegt hij tegen de kinderen dat ze niets gezien hebben.

Ondergetekende is zich bewust van het feit, dat bovenstaande gebaseerd is op betrokkens verhaal en niet ook op dat van de echtgenoot. Desalniettemin zijn er voldoende aanwijzingen (de wijze waarop zij vertelt van hetgeen zij meemaakt, haar voorgeschiedenis en haar persoonlijkheidsopbouw) haar verhaal meer dan serieus te nemen. Daar komt bij, dat ik de echtgenoot eenmalig heb gezien en gesproken, hetgeen mij de mogelijkheid geeft in ieder geval tot een eerste indruk te kunnen komen (zie boven). Hierin voel ik mij ondersteund door uitgebreide werkervaring in het forensische veld, te weten als Pro Justitia rapporteur/gedragsdeskundige en als Hoofd Behandeling binnen een TBS-kliniek  (…). Met deze vakinhoudelijke achtergrond meen ik mij te moeten uitspreken in die zin, dat ik mij zeer ernstige zorgen maak over het welzijn van betrokkene en haar kinderen als het gaat om het in de buurt van haar man verkeren.”

De advocaat van klager heeft verweerster vervolgens telefonisch proberen te bewegen het verslag voor de zitting in te trekken. Klager heeft verweerster bij brief van 19 maart 2010, die hij zowel per fax als per aangetekende post aan verweerster heeft gezonden zijn bezwaren kenbaar gemaakt tegen het verslag van verweerster en gevraagd er afstand van te nemen. Verweerster is hier niet op ingegaan.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat verweerster met het afgeven van het verslag onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij voert daartoe aan dat zij zich niet heeft opgesteld zoals het een onafhankelijk werkende therapeut betaamt nu zij ten behoeve van de voogdijzaak een formeel document heeft opgesteld op verzoek van een ex-cliënte waarin zij zonder enig onderzoek vergaande diagnoses over klager vermeldt en dat het rapport uitermate insinuerend is. Verweerster beperkt zich niet tot relevante informatie en laat na haar vele conclusies en uitspraken te onderbouwen.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert - zakelijk weergegeven - aan dat zij zich realiseert dat zij het betreffende verslag niet in die vorm af had mogen geven en zich niet genoeg rekenschap heeft gegeven van haar verplichtingen als hulpverlener ten opzichte van klager en het doel van het opgestelde verslag. Achteraf bezien is verweerster er zich van bewust dat zij vergaande uitspraken over klager gedaan heeft, zonder dat daaraan een uitgebreid onderzoek ten grondslag lag. Verweerster heeft echter het welzijn van haar cliënte en de kinderen voor ogen gehad bij het opstellen van het verslag. Het spijt verweerster dat het stuk mogelijk voor klager tot nadelige gevolgen heeft geleid en verweerster zal zich in de toekomst in een voorkomend geval tijdig en grondiger laten adviseren als het gaat om de wijze waarop dergelijke inhoudelijke kwesties naar buiten kunnen worden gebracht.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De eerste vraag die voorligt is of klager is te beschouwen als cliënt van verweerster of als derde. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij in juni 2007 uitsluitend is meegegaan met zijn echtgenote om kennis te maken met verweerster. Verweerster heeft ter zitting betoogd dat klager haar cliënt is omdat hij bij haar is geweest voor een gesprek. De cliëntrelatie is toen ontstaan en niet geëindigd, aldus verweerster. Dat standpunt wordt verworpen. Volgens verweerster heeft zij klager en zijn echtgenote na het gesprek in juni 2007 uitgenodigd voor een (nadere) intake en behandeling. Klager is daarop niet ingegaan. Voor zover kan worden aangenomen dat een cliëntrelatie is ontstaan door alleen het gesprek in juni 2007, heeft klager door geen gevolg aan dat gesprek te geven te kennen gegeven de voortzetting van die relatie niet op prijs te stellen. De behandelingsovereenkomst - voor zover die al bestaan heeft - moet dan ook in zoverre als geëindigd worden beschouwd.

5.3

Met klager is het college van oordeel dat verweerster uitermate onzorgvuldig heeft gehandeld door op verzoek van haar cliënte een verslag op te stellen waarin diagnostische overwegingen en waardeoordelen over klager zijn opgenomen zonder dat klager daarvoor toestemming heeft gegeven. Wat de waardeoordelen betreft, wijst het college in het bijzonder op de opmerking "meen ik mij te moeten uitspreken in die zin, dat ik mij zeer ernstige zorgen maak over het welzijn van betrokkene en haar kinderen als het gaat om het in de buurt van haar man verkeren”. Zij heeft daarmee ook de in haar beroepsgroep geldende regels geschonden. In de Beroepscode voor psychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) van 1 april 2007 is namelijk een aantal regels opgenomen over het uitbrengen van rapportages. Deze regels zijn uiteraard ook van toepassing op een verslag als het onderhavige. Over het rapporteren over derden bepaalt de code het volgende:

"III.3.2.22

Wanneer er in het dossier gegevens aanwezig zijn over een ander dan de cliënt, en deze gegevens niet door de cliënt zelf zijn verstrekt, dan verstrekt de psycholoog deze niet aan derden, dan met gerichte toestemming van die ander en alleen voor zover zij relevant en noodzakelijk zijn voor de specifieke vraagstelling. De toestemming wordt schriftelijk vastgelegd.

III.3.3.16

Bij het uitbrengen van rapportages beperkt de psycholoog zich bij het geven van oordelen en adviezen tot die aangaande de cliënt, en geeft hij geen oordelen of adviezen met betrekking tot een ander dan de cliënt. Indien het voor het doel van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken, dan beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog het noodzakelijk acht in een rapportage gegevens over een ander dan de cliënt te vermelden, die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft steeds de bron en relevantie van de gegevens aan."

5.4

De gegevens waarop verweerster haar diagnostische overwegingen en waardeoordelen heeft gebaseerd, zijn deels ontleend aan één gesprek met klager en zijn echtgenote dat ongeveer drie jaar daarvoor had plaatsgevonden en deels op eenzijdig door haar cliënte verstrekte gegevens. Daarmee heeft verweerster uitlatingen gedaan zonder klager recentelijk nog gezien of gesproken te hebben, zonder onderzoek naar klager te hebben gedaan en zonder te zijn nagegaan of de van haar cliënte ontvangen informatie correct was. Verder valt op dat het verslag niet gedateerd is en evenmin geadresseerd. Ook de vraagstelling is niet nader vermeld in het verslag. Daarmee voldoet het verslag evenmin aan de volgens vaste jurisprudentie daaraan te stellen eisen:

- het advies zet op een inzichtelijke en consistente wijze uiteen op welke gronden de conclusie van het advies steunt;

- in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het advies;

- de gronden kunnen de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen;

- de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur en

- kon de methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen tot het beoogde doel leiden, dan wel heeft de rapporteur daarbij de grenzen van de redelijkheid en billijkheid overschreden.

5.5

Met het afgeven van dit verslag heeft verweerster zich te meer op glad ijs begeven omdat de verklaring is gevraagd door haar cliënte die het verslag zou gebruiken in een juridische procedure. Zoals verweerster had kunnen en moeten voorzien, zou haar cliënte het verslag gebruiken om daarmee voordeel te behalen, bijvoorbeeld door haar echtgenoot in een kwaad daglicht te stellen. Daargelaten dat verweerster volgens geschreven en ongeschreven regels in beginsel geen verklaringen behoort af te geven over derden, kan niet worden aangenomen dat zij beschikt over de specifieke deskundigheid die nodig is voor het geven van het waardeoordeel als hiervoor aangehaald; de instantie of partij die de verklaring nodig heeft of daar gebruik van maakt, toetst de verklaring daarnaast niet zelden op basis van geheel andere criteria dan verweerster. Dit kan voor de derde nadelige gevolgen hebben.

5.6

Volgens klager heeft het verslag kwalijke gevolgen voor zijn positie ten opzichte van zijn kinderen gehad - zowel in de procedure als in het gezinsleven - en kan het verslag die gevolgen in de toekomst nog steeds hebben. Verweerster heeft ter zitting laten blijken geen inzicht te hebben (gehad) in de gevolgen die haar verslag voor klager hebben gehad en zouden kunnen hebben. Ze heeft tot heden ook geen verantwoordelijkheid genomen voor die gevolgen, niet na het verzoek van de advocaat van klager en klager daartoe en niet nadat het besef bij haar was doorgedrongen dat het afgeven van het verslag onjuist was geweest. Mede op verzoek van het college heeft verweerster ter zitting toegezegd alsnog een brief op te stellen waarin staat dat zij afstand neemt van haar verslag en hetgeen daarin over klager is vermeld. Het college gaat er vanuit dat verweerster inmiddels aan deze toezegging heeft voldaan.

5.7

Namens verweerster is nog het standpunt ingenomen dat er redenen waren om haar geheimhoudingsplicht jegens klager te schenden. Ter zitting is verweerster gevraagd haar standpunt toe te lichten. Verweerster heeft weliswaar aangevoerd dat zij uit medeleven met haar cliënte heeft gehandeld, maar geen feiten en omstandigheden aangevoerd die doorbreking van de geheimhoudingsplicht kunnen rechtvaardigen. Dit standpunt verwerpt college dan ook.

5.8

Bij het onzorgvuldige en onprofessionele handelen van verweerster past een maatregel. De grove veronachtzaming van de belangen van klager, het niet nemen van verantwoordelijkheid voor de gevolgen van het verslag en het beperkte inzicht dat verweerster nog ter zitting toonde in het onjuiste van haar handelen en in de gevolgen daarvan, brengen het college tot het oordeel dat een waarschuwing niet volstaat. Verweerster zal berispt worden.

6.      DE BESLISSING

Het college berispt verweerster!

Aldus gedaan in raadkamer door mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn,

lid-jurist, dr. Th.A.M. Deenen, dr. J.P.C. Jaspers en L.P.T. Raijmakers, leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.