ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0839 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 136/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0839
Datum uitspraak: 13-01-2011
Datum publicatie: 13-01-2011
Zaaknummer(s): 136/2010
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster is woonachtig in de Bondsrepubliek Duitsland en bezocht de praktijk van verweerder, waar zij niet ingeschreven stond, met de vraag om onderzoek naar en eventuele behandeling van een blaasontsteking. Verweerder wilde klaagster wel behandelen mits zij vooraf contant het passantentarief zou betalen. Klaagster was het hier niet mee eens en is toen uit de praktijk van verweerder vertrokken. Klacht is als kennelijk ongegrond afgewezen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 januari 2011 naar aanleiding van de op 20 juli 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle  ingekomen klacht van

A , wonende te Bondsrepubliek Duitsland,

k l a a g s t e r

-tegen-

B , huisarts, werkzaam te C,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS-rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend en op vragen van de secretaris van het college een aantal aanvullende klaagschriften.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is woonachtig in de Bondsrepubliek Duitsland. Zij is niet ingeschreven in de praktijk van verweerder als patiënte. Op 20 juli 2010 bezocht zij de praktijk van verweerder met de vraag om onderzoek naar, en eventueel behandeling voor een blaasontsteking. Er waren geen aanwijzingen dat sprake was van een spoedeisende situatie. Verweerder heeft klaagster via zijn assistente laten weten dat hij haar wilde behandelen mits zij vooraf contant het passantentarief betaalde.

Klaagster liet weten dat zij het met deze gang van zaken niet eens was en is, dreigend met een klacht bij het tuchtcollege, uit de praktijk van verweerder vertrokken.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij heeft geweigerd haar te behandelen en dat hij dat niet had mogen weigeren.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij niet is tekortgeschoten in de zorg die hij jegens klaagster moest betrachten. Verweerder was bereid klaagster te onderzoeken mits zij vooraf contant betaalde. Omdat klaagster in de Bondsrepubliek Duitsland woonde, niet bij hem in de praktijk stond ingeschreven en geen sprake was van een spoedeisende situatie is verweerder van oordeel dat hij daarmee zorgvuldig heeft gehandeld.  Verweerder verzoekt het college de klacht ongegrond te verklaren.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft klaagster, toen zij zich bij zijn praktijk meldde, aangeboden haar te onderzoeken mits zij vooraf contant zou betalen. Klaagster weigerde dit.

De richtlijn van de Landelijke Huisartsen Vereniging betreffende het declareren voor bijzondere patiëntengroepen vermeldt betreffende de onderhavige situatie: Voor incidentele zorg aan patiënten die in het buitenland zijn verzekerd, kan het passantentarief worden gehanteerd. De passant moet contant betalen.”

Verweerder heeft derhalve gehandeld aan de terzake geldende richtlijn. Geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan het geboden zou zijn geweest van deze richtlijn af te wijken, met name was geen sprake van een (medische) noodsituatie. Een mogelijke urineweginfectie behoeft wel nader onderzoek maar is geen noodsituatie.

De klacht kan dan ook niet slagen en zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, S. Tiemersma en J.M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.