ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0800 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 283/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0800
Datum uitspraak: 06-01-2011
Datum publicatie: 06-01-2011
Zaaknummer(s): 283/2009
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder, niet ingeschreven als bedrijfs- of verzekeringsarts werkt bij een Arbodienst en functioneert feitelijk wel als bedrijfsarts  door ziekmeldingen van werknemers te beoordelen. Verweerder schendt zijn beroepsgeheim door zonder (voorafgaande) schriftelijk toestemming van klager schriftelijk medische informatie aan haar werkgever toe te verstrekken. Verweerder heeft werknemer tijdens zijn spreekuur zodanig ‘ziek’ beoordeeld dat hij haar terstond naar een PAAZ afdeling heeft verwezen. Toen zij daar niet werd toegelaten omdat de verwijzing niet via de huisarts was verlopen heeft verweerder haar korte tijd alter, zonder nader onderzoek of een nieuw consult volledig arbeidsgeschikt beoordeeld. Verweerder had dat niet mogen doen, beslissing onzorgvuldig  genomen. Bovendien heeft verweerder nagelaten in deze lastige casus een geregistreerd bedrijfsarts te consulteren. Maatregel: berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 januari 2011 naar aanleiding van de op 25 november 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. M. van Vliet, advocaat te ’s-Hertogenbosch,

k l a a g s t e r ,

-tegen-

C , arts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r .

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, eveneens voorzien van bijlagen. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek. Op verzoek van de secretaris van het college heeft verweerder een afschrift van het medisch dossier van klaagster overgelegd.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 20 november 2010, alwaar zijn verschenen de echtgenoot van klaagster en haar gemachtigde, alsmede verweerder.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is sinds 2002 werkzaam als arts voor E, een landelijke Arbodienst met (spreekuur)locaties door heel Nederland. Verweerder is niet als bedrijfs- of verzekeringsarts geregistreerd. Vanuit E is geen supervisie geregeld.

Klaagster was vanaf maart 2006 werkzaam als verzorgende bij F. Wegens ziekte is klaagster gedurende de afgelopen jaren gereïntegreerd in de functie van thuishulp. Op 21 oktober 2008 heeft klaagster zich opnieuw ziek gemeld bij haar werkgever.

Op 28 oktober 2008 heeft klaagster van haar werkgever een brief ontvangen waarin zij werd uitgenodigd voor het spreekuur van verweerder, in aanwezigheid van een arbeidsdeskundige en de direct leidinggevende van klaagster. Klaagster heeft vooraf laten weten niet akkoord te gaan met de aanwezigheid van haar leidinggevende. Daarop heeft ze - samen met haar echtgenoot - een gesprek gehad met verweerder, op 6 november 2008. Verweerder heeft tijdens dit consult laten weten geen aanwijzingen voor het oordeel ‘arbeidsongeschikt wegens ziekte’ te hebben en de indruk te hebben dat er ‘enkel’ sprake was van een arbeidsconflict tussen klaagster en haar werkgever. In de loop van dit consult is klaagster onwel geworden. Zij kreeg -volgens onder meer de handgeschreven brief die verweerder aan klaagster meegaf- hartritmestoornissen, viel een paar keer weg en had hyperventilatie. Verweerder heeft haar met de ambulance naar de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis laten vervoeren. Klaagster is daar niet toegelaten doch verwezen naar haar huisarts.

Verweerder heeft het door hem opgemaakte verslag van het voornoemde spreekuurcontact naar F gezonden. In dit verslag heeft hij onder meer het volgende geschreven:

Relatie klachten/werk en arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte/gebrek

-         De arbeidsongeschiktheid is het gevolg van ziekte en of gebrek.

-         Tussen klachten/verzuim en de werkomstandigheden zie ik een relatie.

Werkhervatting

Betrokkene is/kan:

-         geen werk verrichten.

Beperkingen/ mogelijkheden

Betrokkene is door mij naar herhaalde aanvallen van hyperventilatie ingestuurd naar het ziekenhuis. Daar is zij vervolgens door de dienstdoende verpleegkundige van de PAAZ weer terug verwezen naar de huisarts voor ambulante hulpverlening. Betrokkene voelde zich in eerste instantie zo beroerd dat zij wel wilde worden opgenomen om tot rust te komen. Ze kan de verstoorde arbeidsrelatie met haar werkgever niet hanteren en grijpt steeds terug naar het verleden waar dan van alles niet goed zou zijn gegaan. Het kijken naar de toekomst kan zij niet zo lang de verstoorde arbeidsrelatie niet is genormaliseerd. In principe geeft zij wel aan te kunnen en te willen werken in de door haar aan geboden functie die ze nu gedurende een maand of drie uitoefent, maar ze is nu in psychisch opzicht van slag geraakt door de aankondiging dat dit wel gepaard zal gaan met de aanpassingen in salariëring etc. die bij de nieuwe baan passen. Dat van slag raken gebeurt overigens bij herhaling ook voordat ze in oktober 2006 ziek gemeld is vanwege dezelfde klachten in relatie tot functioneringsproblematieken. Wat mij bevreemdt is het gegeven dat betrokkene zelf aangeeft wel te kunnen en te willen werken in de aangeboden functie, dit ook middels een uitspraak in een deskundigenoordeel van het UWV heeft laten vastleggen, maar daar nu schijnbaar op terugkomt nu de arbeidsvoorwaarden niet van dien aard zijn dat zij zich daarin kan vinden. Ik heb zeer uitgebreid betrokkene en haar eega doorgesproken dat ik me niet meng in de verstoorde arbeidsrelatie, dat is niet mijn rol en taak en ik heb ook duidelijk aangegeven dat ik ook na overleg met haar advocaat wil aansturen op een nieuw deskundigen oordeel van het UWV, omdat dat toch ook een onderscheid gemaakt moet worden tussen het "zo zijn" en het "ziek zijn" van iemand.

Tijdens deze uitleg is betrokken een aantal malen onderuitgegaan zodanig dat ik heb besloten om zorgvuldigheidshalve toch de ambulance op in te roepen.

[…]

Welnu op dit moment is betrokkene wel arbeidsongeschikt op medische gronden, maar na een korte periode van even afstand nemen zou ze mijns inziens wel op medische gronden instaat moeten worden geacht om haar werk als thuishulp in de huishouding te kunnen uitoefenen. Het voortduren van het bestaande arbeidsconflict wat nu al meer dan twee jaar sleept is op zich geen medische redenen om te verzuimen. Daarom is een deskundigenoordeel van het UWV wel noodzakelijk om hierover uitsluitsel te geven.

[…].

Advies

Omdat betrokkene aangeeft geen enkel vertrouwen in haar leidinggevende meer te hebben en omdat er naar blijkt meer situaties zijn geweest dat er verschil van inzicht tussen de direct leidinggevende en betrokkene heeft bestaan stel ik voor dat een regiomanager zich inhoudelijk en procedureel met deze materie gaat bezighouden. Dit om verdere schade bij betrokkene, maar ook zeker bij haar huidige leidinggevende te voorkomen.

Overige opmerkingen

Ik wacht nog even af hoe het gesprek tussen de huisarts en betrokkene is verlopen nu zij door het ziekenhuis per omgaande naar haar huisarts is verwezen. De eega van betrokkene zou mij daarover inlichten. Voorafgaand aan de verwijzing richting ziekenhuis had ik aangegeven om betrokkenen tot aan 17/11/08 met rust te laten vanuit de status ziek zijn. Daarna zou ze in principe hersteld gemeld kunnen worden, de juiste interventies ingezet kunnen hebben om beter met haar werkgever te kunnen communiceren, over wat haar dwars zit en hoe ze toekomst ziet. Dat staat los van de juridische procedures die zijn ingezet en waarmee het arbeidsconflict verder op scherp is gezet.

Vervolg afspraak

De eega van betrokkene belt mij op over het beloop en verloop in deze casus.”

De echtgenoot van klaagster heeft er om hem moverende redenen van afgezien verweerder nader te informeren.

Verweerder heeft van de verpleegkundige van het ziekenhuis vernomen dat klaagster niet op de PAAZ is opgenomen maar naar de huisarts is verwezen.

Verweerder heeft klaagster vervolgens met ingang van 17 november 2008 hersteld gemeld.

Klaagster heeft daarop een deskundigenoordeel van het UWV gevraagd.  Het UWV stelde klaagster in het gelijk en verklaarde haar arbeidsongeschikt per 17 november 2008.

Op 11 augustus 2009 heeft verweerder, zonder voorafgaande toestemming van klaagster, een uitgebreide brief (4 pagina’s) aan de werkgever van klaagster geschreven waarin hij (medische) informatie geeft over klaagster en vragen beantwoordt. De werkgever van klaagster heeft deze brief gebruikt in een juridische procedure met betrekking tot de loondoorbetaling en bij het UWV ten behoeve van een bezwaarprocedure.

Aan klaagster is inmiddels een volledige WGA-uitkering toegekend.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende:

1.      dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld als gevolg van het feit dat hij geen contact met klaagster heeft gehad en geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend artsen en psychologen van klaagster;

2.      dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door op 11 augustus 2009 medische informatie over klaagster met daarbij een diagnose aan haar werkgever te zenden.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder erkent dat hij klaagster geen toestemming heeft gevraagd voor het verzenden van de brief  d.d. 11 augustus 2009. Omdat zijn brief duidelijk gerelateerd was aan hetgeen besproken was met klaagster en haar echtgenoot op 6 november 2008 heeft hij geen aanleiding gezien toestemming te vragen aan klaagster. Hij heeft zijn brief geschreven in het kader van een bezwaarprocedure bij het UWV en hem is geen toestemming gevraagd deze brief voor andere doeleinden te gebruiken.

Verweerder ontkent dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft klaagster, nadat zij op zijn spreekuur van 6 november 2008 was ‘ingestort’, aanvankelijk arbeidsongeschikt verklaard. Nadat verweerder van een verpleegkundige uit het ziekenhuis had gehoord dat klaagster niet op de PAAZ was opgenomen maar naar de huisarts was doorverwezen en de echtgenoot van klaagster geen contact met verweerder had gezocht, heeft verweerder klaagster met ingang van 17 november 2008 arbeidsgeschikt verklaard.

Nu klaagster volgens het deskundigenoordeel van het UWV per 17 november 2008 arbeidsongeschikt was wegens ziekte, klaagster intensieve medische/psychische behandeling heeft ondergaan en inmiddels een volledige WGA-uitkering toegekend heeft gekregen is genoegzaam komen vast te staan dat klaagster per 17 november 2008 arbeidsongeschikt was. Dat verweerder die diagnose gemist heeft en klaagster als arbeidsgeschikt heeft beoordeeld kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat is pas dan het geval indien verweerder na onvoldoende of onzorgvuldig onderzoek tot die - achteraf onjuiste - diagnose is gekomen. Daarvan is in dit geval sprake. Verweerder had, gelet op de ernst van de medische klachten die hij tijdens het consult op 6 november 2008 waarnam en die hij zodanig ernstig vond dat hij klaagster naar een PAAZ-afdeling verwees, klaagster vervolgens niet zonder haar wederom op spreekuur te zien en/of informatie bij haar behandelend arts(en) op te vragen arbeidsongeschikt mogen achten. Dat de echtgenoot van klaagster anders dan met hem was afgesproken verweerder niet meer heeft geïnformeerd doet daaraan niet af. Dat ontsloeg verweerder niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om na zorgvuldig onderzoek en eventuele consultatie van een geregistreerd bedrijfsarts tot een diagnose en meer in het bijzonder een beoordeling wel/niet arbeidsongeschikt wegens ziekte te komen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.3

Verweerder had de brief van 11 augustus 2009, waarin hij aan de werkgever uitgebreide medische informatie betreffende klaagster geeft, niet zonder schriftelijke toestemming van klaagster mogen toesturen. Verweerder mag zonder toestemming alleen aan een werkgever doorgeven de aard en omvang van de beperkingen van de werknemer zodat de werkgever kan beoordelen of en zo ja welke (passende) werkzaamheden de werknemer eventueel kan verrichten. Dat verweerder er op vertrouwde dat zijn brief niet door anderen (lees: de werkgever of diens advocaat) gebruikt zou worden is niet alleen naïef maar kan ook niet leiden tot de conclusie dat medische informatie dan wel zonder toestemming van klaagster verstrekt zou hebben mogen worden. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.4

Nu beide klachten gegrond zijn, zal het college een maatregel opleggen. Gelet op de schending van het beroepsgeheim, de onzorgvuldige werkwijze bij de beoordeling van de vraag wel/niet arbeidsongeschikt en het achterwege laten van consultatie van een geregistreerd bedrijfsarts, hetgeen wijst op een in professioneel opzicht duidelijk tekortschieten, acht het college een berisping als maatregel passend. Van een zwaardere maatregel is nu afgezien omdat verweerder niet eerder in het kader van het tuchtrecht een maatregel opgelegd heeft gekregen.

6. DE BESLISSING

Het college berispt verweerder!

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. dr. J.C.J. Dute, lid-jurist, dr. P.H. Wiersma, dr. A.N.H. Weel en E.H. The-van Leeuwen, leden- geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.