ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0798 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 079/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0798
Datum uitspraak: 06-01-2011
Datum publicatie: 06-01-2011
Zaaknummer(s): 079/2009
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder is de derde tandarts op rij van klaagster. Klaagster is bijna drie jaar patiënte geweest van verweerder. Er is sprake van onvoldoende tandheelkundige zorg, omdat verweerder heeft nagelaten solofoto's te maken alvorens kronen te plaatsen. Voorts heeft verweerder voor het wit maken van klaagsters voortanden een onjuiste materiaalkeuze gemaakt, omdat de toegepaste flowable composiet een onderlaag composiet is. De bejegeningklacht slaagt niet, wel had verweerder de klachten van klaagster met haar moeten bespreken voordat hij haar naar een klachtencommissie verwees. Het college heeft verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 6 januari 2011 naar aanleiding van de op 15 april 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend. Zij heeft dit aangevuld bij schrijven van 5 mei 2009, ingekomen 8 mei 2009. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen. Klaagster heeft een repliek ingediend. Op 3 augustus 2009, ingekomen 5 augustus 2009 heeft zij nog een aanvulling op de repliek ingezonden. Verweerder heeft gedupliceerd.

Op 27 mei 2010 is een vooronderzoek gehouden. Klaagster is verschenen en verweerder is, hoewel daartoe uitgenodigd, niet verschenen. Van het vooronderzoek is proces-verbaal opgemaakt. Dit bevindt zich bij de stukken.

Tot slot heeft het college de dossiers van klaagster, met haar instemming, opgevraagd bij verweerder, de tandarts E, de mondhygiëniste F, de kaakchirurg G, de kaakchirurg H, de tandarts I en de tandarts J.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 26 november 2010. Klaagster en verweerder zijn ter zitting in persoon verschenen. Ter zitting is op initiatief van klaagster als getuige gehoord de heer J, tandarts te K.

Klaagster heeft een met deze klacht samenhangende klacht ingediend tegen de tandarts E

(nr. 080/2009). De klachten zijn ter zitting tegelijk maar niet gevoegd behandeld. In beide zaken wordt op 6 januari 2011 uitspraak gedaan.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder met name de tandheelkundige dossiers en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1969, zou van haar eerste tandarts, L, een te sterke fluoridebehandeling hebben gekregen waardoor witte vlekjes op de voortanden waren ontstaan.

De opvolgend tandarts M heeft zij in verband met een verhuizing noodgedwongen verlaten.

Van 28 januari 2004 t/m 13 december 2006 is klaagster bij verweerder onder behandeling geweest. Verweerder heeft geen behandelplan opgesteld, maar afgesproken met klaagster haar gebit eerst te saneren en daarna eventueel haar fronttanden te behandelen, namelijk witter te maken. Verweerder heeft op 28 januari 2004 een orthopantogram (OPG) gemaakt. Hij heeft in diverse elementen vullingen gelegd. Op 15 juli 2004 heeft verweerder een wortelkanaal-behandeling rechtsboven in de 14 uitgevoerd. Verder heeft hij linksboven op de 26 en 27 kronen gemaakt, waarbij de 26 later op kosten van verweerder is overgedaan, omdat de rand van de kroon aan de wangzijde niet onder het tandvlees zat, wat klaagster niet mooi vond. Verweerder heeft linksonder de 36 van een opbouw en een kroon voorzien; hij heeft tevoren geen solofoto gemaakt. De later geconstateerde wortelkanaalbehandeling in de 36 is niet door verweerder uitgevoerd.

Verweerder heeft klaagster naar aanleiding van pijnklachten op 30 oktober 2006 Sensodyne tandpasta meegegeven.

Hoewel verweerder facings – volgens klaagster kronen – op de voortanden voorstelde en klaagster vroeg om bleken – wat verweerder heeft afgeraden – is er om financiële redenen voor gekozen de voortanden te voorzien van een composietlaag. Op 13 december 2006 heeft verweerder glazuur van de 11 en de 21 beslepen en geëtst en deze tanden voorzien van een fineerlaagje van flowable composiet. Verweerder heeft naar aanleiding van de klacht dat het laagje verkleurde de rekening gestorneerd. Hij heeft de overige gemaakte afspraken uit de agenda gehaald.

Klaagster heeft zich sinds 18 januari 2007 onder behandeling gesteld van de tandarts E. Er heeft nog een gesprek plaatsgevonden met verweerder naar aanleiding van een gebitsanalyse en begroting van E. Verweerder heeft dit gesprek beëindigd, omdat hij het behandelplan van E eerst wilde bestuderen om daarna een afspraak te maken. Op 14 mei 2007 hadden klaagster en verweerder voor het laatst telefonisch contact over klachten van klaagster; daarbij heeft verweerder klaagster verwezen naar de CKC, de (centrale) klachtencommissie van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT).

Klaagster heeft betreffende het handelen van verweerder en de tandarts E klachten ingediend bij respectievelijk de CKC en de klachtencommissie van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT).  De CKC oordeelde de klacht op 4 december 2009 gedeeltelijk gegrond, de klachtencommissie van de ANT oordeelde de klacht op 4 februari 2010 ongegrond.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – en zoals nader ter zitting samengevat:

  1. een onzorgvuldige tandheelkundige behandeling;
  2. een onheuse bejegening;  
  3. dat hij gezegd heeft dat klaagster anorexia zou hebben;
  4. nalatigheid in de afhandeling van de klachten.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert – zakelijk weergegeven – aan dat hij niet te kort is geschoten in de zorg die hij jegens klaagster moest betrachten. Hij heeft haar klachten serieus genomen. Hij heeft haar onderzocht en geadviseerd naar aanleiding van pijnklachten in oktober 2006. Over het aangebrachte composietlaagje was klaagster eerst enthousiast en toen zij later klaagde, heeft verweerder het bedrag gestorneerd. Hij heeft de klachten willen bespreken en klaagster gewezen op de klachtencommissie waarbij verweerder aangesloten is. 

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat verweerder onvoldoende tandheelkundige zorg heeft betracht jegens klaagster. Voor het plaatsen van kronen behoort een solofoto te worden gemaakt teneinde de toestand van het te behandelen element te bepalen en zodoende vast te kunnen stellen of een wortelkanaalbehandeling noodzakelijk is dan wel indien die al gedaan is of de behandeling voldoende is geweest. Verweerder heeft dit nagelaten, wat later – zoals uit de overgelegde dossiers blijkt – in elk geval bij de 36 tot klachten aanleiding heeft gegeven. Verder heeft verweerder door de 11 en 21 te voorzien van een flowable composiet laagje een onjuiste materiaalkeuze gemaakt. Flowable composiet is een onderlaag composiet. Verweerder heeft een kunstfout gemaakt door niet te kiezen voor een gewone composiet. Klachtonderdeel 1 is dan ook gegrond.

5.3

De klachtonderdelen 2 en 3 treffen geen doel. Niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster onheus heeft bejegend. Dat verweerder heeft gezegd, zoals klaagster beweert, dat klaagster anorexia heeft, is niet gebleken. Mogelijk heeft verweerder in het telefoongesprek op 14 mei 2007 aangegeven dat gebitsklachten zoals bij klaagster, bij wijze van voorbeeld, kunnen worden veroorzaakt door anorexia. Dat is echter niet hetzelfde als de bewering dat klaagster aan dat ziektebeeld lijdt.

5.4

Het college stelt vast dat – anders dan verweerder aanvoert – in het telefoongesprek van 14 mei 2007 geen afspraak is gemaakt om de klachten van klaagster naar aanleiding van de analyse en begroting van E te bespreken. Verweerder heeft klaagster verwezen naar de CKC. Van een professional als verweerder mag echter worden verwacht dat hij tijdig en inhoudelijk reageert op verwijten die betrekking hebben op een voor beide partijen kenbaar (potentieel) conflict. Oftewel eerst bespreken en daarna pas verwijzen. Klachtonderdeel 4 is dus gegrond.

5.5

Aangezien onderdelen van de klacht gegrond zijn verklaard, zal verweerder een maatregel worden opgelegd. Het college acht een zwaardere maatregel dan een waarschuwing niet passend voor verweerder in deze zaak, ook omdat hij niet eerder in aanraking is geweest met de tuchtrechter.

6.      DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. Th.C.M. Willemse,    lid-jurist, en R. Rowel, R.T. Thomson en dr. Th.J.M. Hoppenreijs, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2011 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.