ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1558 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-009
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1558 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2011 |
Datum publicatie: | 30-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 2010-009 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de dermatoloog dat zij medicatie heeft voorgeschreven dat met name wordt gebruikt voor geslachtsverandering en daaraan voorafgaand onvoldoende onderzoek heeft verricht. Klaagster verwijt de arts voorts dat zij geen informatie heeft verstrekt over de aard van de medicatie en de bijwerkingen ervan. Klaagster heeft door de medicatie ernstige bijwerkingen gekregen. Ongegrond |
Datum uitspraak: 29 november 2011
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, dermatoloog
wonende te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 19 januari 2010. Op 11 februari 2010 is een aanvullend
klaagschrift en op 24 maart 2010 nog een aanvulling op het klaagschrift ontvangen.
Op 31 maart 2010 heeft het College een verweerschrift van de arts ontvangen, waarna
repliek en dupliek zijn gevolgd. Op 29 juni 2011 is een op verzoek van het College
uitgebracht deskundigenbericht van de dermatoloog D ontvangen. Op dit bericht heeft
klaagster op 26 juli 2011 bij binnengekomen brief gereageerd. Partijen hebben geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De mondelinge behandeling van de klacht door het College heeft plaatsgevonden ter
openbare zitting van 4 oktober 2011. Klaagster was vergezeld van de heer E. De arts
werd bijgestaan door mr. F, als jurist verbonden aan het G Ziekenhuis.
2. De feiten
Klaagster is sinds 1998 onder behandeling bij de afdeling Dermatologie van het G Ziekenhuis wegens vitiligo, overbeharing en haaruitval.
Op 28 november 2006 meldt klaagster de arts tijdens een poliklinisch bezoek sinds een jaar last te hebben van haarverlies, na het gebruik van de anticonceptiepil te hebben gestaakt. Nadat bloedonderzoek is verricht, schrijft de arts op 8 december 2006 Ferrogradumet voor in verband met een geconstateerd te laag ferritine- en ijzergehalte. Op 12 maart 2007 wordt het beloop geëvalueerd en concludeert de arts dat nog niet veel verbetering is opgetreden. De arts adviseert het gebruik van deze medicatie voort te zetten.
Bij de daarop volgende controle op 13 juni 2007 meldt klaagster inmiddels gestopt te zijn met het gebruik van ijzertabletten. De arts schrijft klaagster cyproteronacetaat 50 mg in combinatie met trigynon voor, te gebruiken gedurende de eerste tien dagen van de pilstrip. De arts maakt met klaagster een controleafspraak voor over drie maanden.
Op 19 september 2007 wordt zij opnieuw door de arts gezien. Op dat moment wordt niet
veel verbetering geconstateerd.
3. De klacht
De klacht behelst – zakelijk weergegeven – dat de arts tekort geschoten is in de ten aanzien van klaagster te betrachten zorg door:
1. klaagster een middel voor te schrijven dat met name gebruikt wordt ten behoeve van geslachtsverandering;
2. alvorens deze medicatie voor te schrijven onvoldoende onderzoek heeft verricht;
3. klaagster ten gevolge van deze medicatie ernstige bijwerkingen, waaronder een toename van lichaamsbeharing, heeft gekregen;
4. klaagster niet geïnformeerd heeft over de aard van de medicatie en de bijwerkingen ervan.
Klaagster heeft de klacht aldus toegelicht dat Cyproteronacetaat niet is goedgekeurd door de Food and Drugs Administration. Zij heeft na het gebruik van dit medicijn in combinatie met trigynon last gehad van de volgende bijwerkingen: haargroei op mannelijke plaatsen en over het hele lichaam, de menstruatie leek maanden aan te houden, klaagsters lichaam veranderde enorm en haar gezicht werd ronder en de oren sloegen regelmatig dicht. Er is sprake van een gehoorbeschadiging. Klaagster heeft regelmatig pijn in de oren. Klaagster kreeg enorme spierkrampen en had last van spierzwakte in de handen, vermoeidheid, flauwvallen, bewusteloosheid en pijn in de nek. De menstruatie is onregelmatig en sterk verminderd. Klaagster had last van vetzucht, herverdeling van vet en hoesten. Soms zag zij wazig en sprak zij onduidelijk, had zij zenuwtrekken bij de ogen, verkleuring van de huid, verandering van het libidoprofiel en leed zij aan een depressie. Voorts had zij bloedingen in het maag- en darmkanaal. Door het ontstaan van haargroei kreeg zij een ontsteking bij de mond en zwelde haar bovenlip enorm op, een ontsteking die alleen operatief verwijderd kan worden. Cyproteronacetaat is een variant van anabole steroïden. De arts had klaagster dit medicijn nooit mogen voorschrijven. Voorts heeft zij klaagster belangrijke informatie over het medicijn onthouden, ook nadat klaagster hierom had verzocht. De arts heeft slechts gezegd dat het haaruitval stopt en dat cyproteronacetaat absoluut niet kan leiden tot buitensporige haargroei.
4. Het standpunt van de arts
Klaagster had klachten van haaruitval. Cyproteronacetaat is een middel waarin een chemische verbinding zit die in de geneeskunde gebruikt wordt als een anti-androgeen. Dit middel blokkeert de testosteron receptor waardoor dit mannelijke hormoon zijn werking niet meer kan uitoefenen. Een indicatie voor het voorschrijven van deze medicatie is overbeharing en mannelijke kaalheid bij vrouwen.
De arts heeft andere middelen overwogen, maar die had klaagster zelf moeten betalen. Androgene middelen liggen dan voor de hand. De arts heeft de werking van het medicijn uitgelegd. Zij heeft klaagster niet uitgelegd wat de mogelijke bijwerkingen zijn, omdat daarvan vrijwel nooit sprake is. De door klaagster beweerdelijk ondervonden bijwerkingen zijn niet met de medicatie in verband te brengen. Toen de klachten over haaruitval niet direct verminderden, heeft de arts geadviseerd het gebruik ervan voort te zetten. Het duurt vaak een half jaar voordat resultaat te zien is. Klaagster klaagde niet over toenemende lichaamsbeharing.
5. De beoordeling
Omtrent de klacht overweegt het College als volgt.
Ad 1
Cyproteronacetaat wordt in de algemene dermatologische praktijk met enige regelmaat voorgeschreven voor de behandeling van alopecia androgenitica en hirsutisme bij vrouwen. Het is, anders dan klaagster kennelijk meent, anti-androgeen.
Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
Ad 2
Uit de status blijkt dat de arts klaagster voldoende uitgevraagd heeft naar de mogelijke oorzaken van haaruitval. Voorts blijkt daaruit dat een aanvullend algemeen oriënterend bloedonderzoek heeft plaatsgevonden. Op grond daarvan heeft de arts in redelijkheid tot de diagnose alopecia androgenitica kunnen komen. Daarmee is de indicatie voor het voorschrijven van een anticonceptiepil in combinatie met cyproteronacetaat gerechtvaardigd.
Dit onderdeel van de klacht is derhalve eveneens ongegrond.
Ad 3
Gelet op de bevindingen van de door het college geraadpleegde deskundige, is het onaannemelijk te achten dat de lichaamsbeharing van klaagster tijdens het gebruik van cyproteronacetaat is toegenomen. Niet uitgesloten moet worden geacht dat de lichaamsbeharing na het staken van het gebruik van deze medicatie weer dezelfde omvang heeft gekregen als vóór het gebruik ervan.
Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Ad 4
Enkele van de door klaagster genoemde bijwerkingen, zoals gewichtstoename, huilbuien, vermoeidheid, een onregelmatige cyclus en lichte spierkrampen kunnen worden gezien als bijwerkingen van cyproteronacetaat. Over het algemeen zijn deze bijwerkingen, zoals de door het college geraadpleegde deskundige heeft verklaard, reversibel.en nemen zij af nadat met de medicatie is gestopt. De andere door klaagster gemelde klachten, zoals doofheid en gezichtsverlies, zijn niet beschreven als bijwerking van dit middel. De arts heeft klaagster daarover derhalve niet hoeven informeren.
Dit laatste onderdeel van de klacht is ten slotte ook ongegrond.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, drs. A.J.M.F. Janssen, dr. J.W. van ’t Hout en dr. R.W. Koster, leden-geneeskundige, met bijstand mr. J.P. Hoogland, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2011.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.