ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1523 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-172
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1523 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2011 |
Datum publicatie: | 22-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 2010-172 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de radioloog dat hij de bobbel in de borst van klager heeft gemist bij lichamelijk onderzoek, althans geen lichamelijk onderzoek heeft verricht en ook de bobbel te hebben gemist bij het interpreteren van de echografie. Voorts verwijt klager de arts te werken met apparatuur die onvoldoende is en niet te reageren op de klacht tegen hem in het ziekenhuis. |
Datum uitspraak: 22 november 2011
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen
C , radioloog,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna als de arts aan te duiden.
1.Het verloop van de procedure.
Het klaagschrift is ontvangen op 8 september 2010. De arts heeft op de klacht gereageerd waarna partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaats gehad ter openbare terechtzitting van het College op 27 september 2011. Partijen zijn beide verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd bijgestaan door mr. P. van Baaren, advocaat te Rotterdam, de arts door mr. D.V. van Unen, eveneens advocaat te Rotterdam. Laatstgenoemde heeft pleitaantekeningen overgelegd.
2.De feiten.
Klager heeft een knobbel in zijn borst gevoeld en zich tot zijn huisarts gewend. Deze heeft klager naar het ziekenhuis verwezen teneinde een radiologische opname te laten maken. Als indicatie werd aangegeven: “status na coloncarcinoom. Pijnklachten en zwelling linker tepel/borst”. De arts is als radioloog in het betreffende ziekenhuis werkzaam. Op 29 maart 2010 heeft hij klager onderzocht en een echografie gemaakt van de thoraxwand en de buikwand. De arts heeft daarop geen bobbel in de borst van klager waargenomen. In het verslag van de opname echografie heeft de arts genoteerd dat sprake is van een normale echografie en dat er geen verklaring voor de klachten werd gevonden. De arts heeft klager terugverwezen naar zijn huisarts. Nadien heeft klager zich tot een ander ziekenhuis gewend. Aldaar is de aanwezigheid van een goedaardig gezwel geconstateerd. Klager is daaraan geopereerd.
3.De klacht
De klacht houdt in dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door:
-de bobbel in de borst van klager te missen bij het lichamelijk onderzoek althans een dergelijk onderzoek niet te hebben verricht;
-de bobbel ook gemist te hebben bij het interpreteren van de echografie;
-te werken met apparatuur die onvoldoende is;
-niet te reageren op de klacht tegen de arts bij het ziekenhuis.
4.Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig zal daar hierna op worden ingegaan.
5. De beoordeling
Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard werd aanvaard.
Klager was naar de arts verwezen teneinde een echografie te laten maken. De arts heeft dit ook gedaan. In zoverre valt hem geen verwijt te maken. Klager doet dat echter toch omdat de arts naar het inzicht van klager de bobbel in klagers borst zelf met de hand had moeten constateren. Het College kan met klager instemmen dat palpatie van de plaats, waar zich een bijzonderheid voordoet, verstandig kan zijn, indien die plaats aan twijfel onderhevig is. Daarvan was bij klager echter geen sprake. De huisarts had de plaats immers al aangegeven en de arts mocht daarom aannemen dat de bijzonderheid zich op die plaats bevond. De arts heeft voorts niet alleen van die plaats een echografie gemaakt, maar heeft de gehele borst van klager radiografisch onderzocht. Het College kan niet met klager instemmen dat de arts op dit punt een verwijt moet worden gemaakt. Het kan hierbij buiten beschouwing laten of de arts de borst van klager met zijn hand heeft onderzocht.
De foto’s die van klagers borst zijn gemaakt zijn adequaat geweest. Het College heeft daarop geen bemerkingen. Zij zijn in overeenstemming met de eisen die het protocol thorax buikwand aangeeft. Ook het College heeft op de foto’s geen bobbel of zwelling in de borst van klager kunnen zien. Het tweede onderdeel van de klacht kan daarom evenmin aanvaard worden.
Dat de apparatuur waar de arts mee gewerkt heeft, als onvoldoende moet worden aangemerkt, kan niet worden volgehouden. Klager heeft dit niet nader toegelicht en het College heeft daarvoor ook geen aanwijzingen gevonden. Ook dit onderdeel is ongegrond.
Tot slot maakt klager de arts nog het verwijt dat hij niet heeft gereageerd op de klacht die klager bij het ziekenhuis heeft ingediend. Klager heeft op 22 april 2010 een klacht ingediend waarop de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis bij brief van 11 augustus 2010 heeft gereageerd. Deze gang van zaken komt het College minder gelukkig voor. Een eerdere reactie had voor de hand gelegen. Daarmee is evenwel nog niet gegeven dat de arts een verwijt moet worden gemaakt van de traagheid waarmee op de klacht is geantwoord. De verantwoordelijkheid van de arts ging niet verder dan dat hij de klachtenfunctionaris van voldoende gegevens voorzag om de klacht te onderzoeken. De arts heeft aangegeven de klacht op 9 augustus 2010 voor het eerst gezien te hebben en daar dezelfde dag nog op te hebben gereageerd. Het College beschikt niet over enige aanwijzing dat de arts op dit punt niet gevolgd kan worden. Dit heeft tot gevolg dat ook dit onderdeel van de klacht niet gegrond is.
De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond en zal daarom worden afgewezen.
6.De beslissing.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, P.R.H. Vermeulen, prof. dr. J.H. van Bockel en F.G.A.J. Hakvoort-Cammel, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen als secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.